Een lekkage in de binnenleiding komt voor rekening en risico van de consument

  • Home >>
  • Water >>
De Geschillencommissie




Commissie: Water    Categorie: Ondeugdelijke levering    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 45034

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil   Het geschil betreft de jaarafrekening 2009 van 13 januari 2010 voor drinkwaterverbruik over de periode 1 januari 2009 tot 4 december 2009.   De consument heeft op 18 januari 2010 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   Blijkens de nota in geschil hebben wij in 2009 een waterverbruik van 381 m³, terwijl wij daarvoor een verbruik hadden van slechts 91 m³. Gebleken is dat er sprake is van een lekkage. We moeten nu een bedrag betalen van € 952,57 inclusief het voorschot over januari tot en met maart 2010. De lekkage zat in de toevoerleiding van het toilet. Als gevolg van het hoge waterverbruik moest ik ook meer rioolbelasting betalen aan de gemeente. Deze heeft mijn bezwaar gegrond verklaard en aan mij een bedrag van € 464,– in mindering gebracht op de oorspronkelijk aanslag van € 609,60. Wij hebben een lekvergoeding aan de ondernemer gevraagd en deze hebben het lekverlies bepaald op 197 m³. Dit lekverlies is aldus berekend: verbruik via de meter was 381 m³, daarop dient in mindering te strekken het geschatte werkelijke verbruik van 84 m³ en een eigen risico van 100 m³. Van het lekverlies wordt dan 70% vergoed, zijnde 138 m³. Op basis hiervan heb ik een gecorrigeerde rekening voor waterverbruik ontvangen over de geschilperiode. Per saldo bedraagt het verschil 155,65. Ik vind dat de ondernemer een veel te starre houding aanneemt. Het eigen risico van 100 m³ is hoger dan mijn jaarverbruik.   Ter zitting heeft gemachtigde van de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   De ondernemer is een monopolist en alle consumenten binnen de regio van de ondernemer – zo ook mijn cliënt – dienen van de ondernemer hun drinkwater te betrekken. De lekvergoeding komt mij tegen de achtergrond van dit monopolisme van de ondernemer en het feit dat mijn cliënt al vele jaren klant is van de ondernemer, niet redelijk en billijk voor.   De consument verlangt betaling ter grootte van het equivalent van 100 m³ water.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   Voor de omvang van de levering is de meetinrichting bepalend en bindend. Water dat geleverd is moet betaald worden ongeacht hoe dat verbruikt is. Wij kennen wel een coulanceregeling lekvergoeding. Daaraan kunnen geen rechten worden ontleend, maar als wij die regeling toepassen doen wij dat zonder aanzien des persoons. Afwijken daarvan en in het bijzonder van de 100 m³ zou niet redelijk zijn. De klacht dient dan ook te worden afgewezen.   Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   De ondernemer heeft zijn standpunt toegelicht en gehandhaafd.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Tussen partijen staat vast dat het bij de consument in rekening gebrachte drinkwater de meetinrichting is gepasseerd en vervolgens grotendeels is weggelekt. Naar het oordeel van de commissie dient de consument dan ook het gemeten en geleverde verbruik, ongeacht hoe dat drinkwater verbruikt is, te betalen. Immers de lekkage bevond zich in de binnenleiding. Een lekkage in de binnenleiding komt voor rekening en risico van de consument.   Ondanks het vorenstaande neemt de ondernemer door toepassing van de lekvergoedingsregeling 70% van het gelekte water voor zijn rekening. Die regeling kan dan toch niet als onredelijk en onbillijk worden beschouwd, temeer niet daar de ondernemer in dit geval geen enkel verwijt treft. Het enkele feit dat de ondernemer monopolist is doet daaraan niets af.    Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   Het door de consument verlangde wordt afgewezen.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water, op 3 januari 2011.