Een potentiële koper kan bedingen dat een proefvaart plaatsvindt voordat de overeenkomst wordt ondertekend. Ondernemer niet verantwoordelijk voor niet doorgaan koop

  • Home >>
  • Waterrecreatie >>
De Geschillencommissie




Commissie: Waterrecreatie    Categorie: HISWA Voorwaarden Bemiddeling Vaartuigen    Jaartal: 2019
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 120854

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de door de ondernemer verleende bemiddeling bij verkoop van een motorjacht.

Standpunt van de consument

Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken, in het bijzonder naar het vragenformulier dat op 8 oktober 2018 is ontvangen en de begeleidende brief van 8 oktober 2018. In de kern komt dit standpunt op het volgende neer.

De consument heeft op 25 september 2017 een bemiddelingsovereenkomst met de ondernemer gesloten met betrekking tot de verkoop van het motorjacht, een [merknaam], bouwjaar 1992/1993. De ondernemer heeft eerder bij de verkoop van schepen van de consument, toen de consument zelf nog ondernemer was, bemiddeld. Op basis van de eerdere afspraken zou de verkoopprovisie 6% (exclusief BTW) bedragen, zouden de HISWA Algemene Voorwaarden Bemiddeling Vaartuigen toepasselijk zijn en zou de modelovereenkomst van de HISWA makelaars worden gebruikt. De consument heeft bij de bemiddelingsovereenkomst gehandeld als particuliere persoon. In het verleden had hij een onderneming waarmee zeiljachten werden verhuurd, maar deze onderneming is stopgezet. Het schip behoort tot zijn privé vermogen.

Op 30 mei 2018 meldde de ondernemer dat zich een gegadigde had gemeld die het motorjacht wilde kopen indien de prijs juist was en bij een proefvaart geen gebreken zouden blijken. De proefvaart vond plaats op 23 juni 2018. In de door de ondernemer opgestelde conceptovereenkomst, ook gedateerd op 23 juni 2018, hoefden na de proefvaart alleen nog enkele gegevens van de potentiële koper, hierna te noemen: de gegadigde, ingevuld worden. Tijdens de proefvaart ging de stuurboordmotor defect, hetgeen volgens een monteur van de ondernemer relatief snel verholpen kon worden. De gegadigde was hierdoor echter onzeker geworden en wenste van de koop af te zien.

Volgens de consument had de ondernemer eerst de koopovereenkomst door beide partijen moeten laten ondertekenen en een substantieel deel van de koopsom moeten laten storten op zijn derdenrekening voordat hij de proefvaart liet plaatsvinden. Anders zouden alleen maar proefvaarten gemaakt worden zonder dat er schepen worden verkocht. Indien dat wel was gebeurd, was de gegadigde volgens de consument verplicht geweest het schip af te nemen omdat, volgens de HISWA modelovereenkomst, tijdens de proefvaart ontdekte gebreken waarvan het herstel niet meer dan 10% van de koopsom bedraagt, door de ondernemer hersteld kunnen worden, waarna de koop doorgang vindt. Pas als de reparatiekosten hoger zijn dan 10%, kan de overeenkomst worden ontbonden.

Volgens de consument heeft de ondernemer onjuist gehandeld door de proefvaart te laten plaatsvinden voordat de koopovereenkomst was ondertekend en de koopsom (grotendeels) was gestort. Hij verzoekt de commissie om vast te stellen dat de ondernemer een beroepsfout heeft gemaakt en stelt de ondernemer aansprakelijk voor alle schade die hij door het niet doorgaan van de koop heeft geleden, zoals voortzetting van de W.A. cascoverzekering, waardedaling ten gevolge van een latere verkoop, gederfd rentevoordeel van de koopopbrengst, opstalkosten en het risico dat de tweedehands botenmarkt instort.

Ten aanzien van het verweer van de ondernemer dat de consument heeft ingestemd met de gang van zaken brengt de consument naar voren dat hij in zijn mail van 22 juni 2018 veronderstelde dat het contract op 23 juni 2018 zou worden ondertekend. In het geval dat de gegadigde niet ermee akkoord was gegaan om het contract te ondertekenen en de koopsom te storten voordat de proefvaart plaatsvond, had de ondernemer volgens de consument geen zaken met hem moeten doen.

Standpunt van de ondernemer

Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken, in het bijzonder naar het verweerschrift van de ondernemer dat op 11 januari 2019 is ontvangen. In de kern komt dit standpunt op het volgende neer.

Op 26 mei 2018 heeft de gegadigde contact opgenomen met de ondernemer dat hij interesse had in het schip. Op 7 juni 2018 heeft hij aangegeven dat hij het wilde kopen als het tijdens een proefvaart geen mankementen vertoonde. Na overleg met de consument en de gegadigde werd op 9 juni 2018 overeenstemming bereikt over de verkoopprijs en de geplande datum voor de proefvaart. De gegadigde was er zeer duidelijk over dat hij geen aanbetaling wenste te doen en dat hij eerst wilde proefvaren en daarna pas tekenen en betalen, zoals bij de aanschaf van een auto. De ondernemer heeft de gemaakte afspraken vooraf per mail aan de consument en de gegadigde voorgelegd en om hun goedkeuring gevraagd. De consument en de gegadigde hebben op 9 juni 2018 hun schriftelijke akkoord op de gang van zaken gegeven. Afgesproken is dat de proefvaart zou plaatsvinden op 23 juni 2018, dat na de proefvaart de koopovereenkomst opgesteld zou worden en dat de betaling zou plaatsvinden voor de oplevering op 7 juli 2018. Op 21 juni 2018 heeft de ondernemer de concept-koopovereenkomst opgesteld met als datum 23 juni 2018, omdat deze na de proefvaart ondertekend zou worden. Aangezien al met beide partijen was overeengekomen dat de ondertekening pas na de proefvaart zou plaatsvinden, is in de overeenkomst niets over deze proefvaart vermeld.

Tijdens de proefvaart ging de stuurboordmotor defect; de turbo stond vast. De ondernemer heeft getracht de gegadigde ervan te overtuigen dat dit zonder problemen was te herstellen en bood aan om een filmopname van een nieuwe proefvaart te maken. De gegadigde liet echter op 24 juni 2018 weten dat hij van de koop afzag.

Op 3 juli 2018 liet de consument weten dat hij de ondernemer voor het niet doorgaan van de koop aansprakelijk wilde stellen. De ondernemer heeft na ingewonnen advies bij de HISWA zijn aansprakelijkheid afgewezen. Op 2 augustus 2018 liet de consument weten dat hij de ondernemer niettemin aansprakelijk stelde.

De ondernemer heeft iedere relevante stap rond de verkoop met de consument besproken dan wel per mail voorgelegd en vooraf zijn toestemming en akkoord gevraagd. Indien de ondernemer eerst de overeenkomst had laten ondertekenen en de aanbetaling had gevraagd, was in de overeenkomst de clausule opgenomen dat de koop plaatsvond onder het voorbehoud dat de proefvaart goed was verlopen. In dat geval zou de overeenkomst niet gesloten zijn en de aanbetaling zijn teruggevraagd. De uitkomst was dan hetzelfde geweest. Indien de consument niet had gewild dat de proefvaart voor de ondertekening van de koopovereenkomst plaatsvond, had hij daarmee niet akkoord moeten gaan, maar moeten aangeven dat hij andere afspraken wilde maken.

De gegadigde heeft schriftelijk bevestigd dat expliciet met partijen is afgesproken dat eerst de proefvaart zou plaatsvinden en pas als deze in orde was bevonden, zou worden overgegaan tot aankoop, ondertekening en betaling. De ondernemer had ook liever gezien dat de koop gesloten was, maar nu de consument met de gang van zaken akkoord is gegaan, kan hij de ondernemer niet achteraf aansprakelijk stellen. De ondernemer meent dan ook dat er geen sprake is van een beroepsfout.

Beoordeling van het geschil

Met betrekking tot de bevoegdheid van de commissie om het geschil te kunnen beoordelen, geldt dat de overeenkomst tussen partijen tot bemiddeling bij de verkoop van het motorschip is gesloten op 25 september 2017. De ondernemer is lid van de branchevereniging HISWA. Van de overeenkomst tussen partijen maken deel uit de HISWA Algemene Voorwaarden Bemiddeling Vaartuigen. In artikel 17 van deze voorwaarden wordt aan de consument de mogelijkheid geboden een geschil voor te leggen aan de Geschillencommissie Waterrecreatie. Verder hebben beide partijen bevestigd dat het gaat om een transactie tussen een consument en de ondernemer, waarbij de consument als particuliere persoon heeft gehandeld en niet vanuit zijn onderneming. Dit brengt mee dat de commissie bevoegd is kennis te nemen van het onderhavige geschil en daarover haar oordeel uit te spreken.

Kern van het geschil betreft de vraag of de ondernemer op de juiste wijze heeft gehandeld bij de bemiddeling bij de verkoop van het schip van de consument, door de potentiële koper een proefvaart te laten maken voordat de koopovereenkomst was ondertekend en voordat een deel van de koopsom  op de derdenrekening van de ondernemer was gestort.

Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting stelt de commissie vast, dat de ondernemer de consument op de juiste wijze over de gang van zaken met betrekking tot het tot stand komen van de koopovereenkomst heeft geïnformeerd. Verder stelt de commissie vast dat partijen expliciet hebben afgesproken dat de koopovereenkomst opgesteld zou worden na de proefvaart op 23 juni 2018 en dat betaling zou plaatsvinden voor de oplevering op 7 juli 2018. De commissie verwijst hierbij met name naar de brief/mail van de ondernemer van 9 juni 2018. Voor beide partijen was het derhalve duidelijk dat de potentiële koper aan het tot stand komen van de overeenkomst de voorwaarde verbond dat de proefvaart goed zou verlopen. Nadat de proefvaart niet goed verliep, gaf de potentiële koper aan dat hij van de koop afzag. Dat de koopovereenkomst niet tot stand is gekomen, kan naar het oordeel van de commissie niet aan de ondernemer toegerekend worden. De ondernemer heeft op de juiste wijze gehandeld. Er is derhalve geen sprake van een beroepsfout, zoals de consument heeft gesteld.

In de HISWA Model Koopovereenkomst wordt als mogelijkheid genoemd dat partijen overeenkomen dat de proefvaart, eventueel met een deskundigenonderzoek pas plaatsvindt nadat de koopovereenkomst is ondertekend en een deel van de verschuldigde koopsom is gestort. Het staat partijen echter vrij om hiervan af te wijken, zoals in dit geval is gebeurd. Een potentiële koper kan bedingen dat een proefvaart plaatsvindt voordat de overeenkomst wordt ondertekend. Op de ondernemer rustte niet de plicht om de consument ervoor te waarschuwen dat de ondertekening eerst diende te gebeuren.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is, zodat als volgt dient te worden beslist.

Beslissing

De commissie verklaart de klacht van de consument ongegrond en wijst het door hem gevorderde af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Waterrecreatie, bestaande uit
de heer mr. J.N. de Blécourt, voorzitter, de heer J. Zetzema en mevrouw drs. P.C. Hoogeveen-de Klerk, leden, op 12 maart 2019, in aanwezigheid van mevrouw mr. M.E. Taams-van Hoeken, secretaris.