Eenzijdige opzegging door ondernemer vanwege zwaarwegende reden gerechtvaardigd gezien feiten en omstandigheden

  • Home >>
  • Kinderopvang >>
De Geschillencommissie




Commissie: Kinderopvang    Categorie: Opzegging overeenkomst    Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 290052/302457

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

Het geschil betreft de eenzijdige beëindiging van de opvangovereenkomst voor de opvang van de zoon van de consument door de ondernemer. De beëindiging voor kwam voor de consument als een verrassing en heeft grote gevolgen voor haar werk.  De ondernemer stelt er alles aan gedaan te hebben om de opvang op een veilige en verantwoorde manier vorm te geven. Helaas is de ondernemer tot de conclusie gekomen dat het voor het welzijn van de zoon van de consument en de andere kinderen bij de ondernemer niet mogelijk is langer buitenschoolse opvang aan de zoon te verlenen. Naar het oordeel van de commissie is hier sprake van een zwaarwegende reden, vooral vanwege de vele (gewelds)incidenten met een groter risico voor gevaarlijke situaties, die zich ook hebben voorgedaan. De ondernemer heeft hier verslaglegging van gedaan. Naar het oordeel van de commissie rechtvaardigt dit de opzegging van de opvangovereenkomst. De ondernemer heeft zich voldoende ingespannen om de opvang voor de zoon te realiseren, maar dit is door de zorg en begeleiding die de zoon van de consument aan de (medewerkers van de) ondernemer vraagt niet mogelijk gebleken. De klacht is ongegrond.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de eenzijdige beëindiging van de opvangovereenkomst voor de opvang van de zoon van de consument door de ondernemer met ingang van 19 april 2024.

Standpunt van de consument

Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De consument heeft op 19 maart 2024 een e-mail ontvangen van de ondernemer waarin wordt aangegeven dat de opvangovereenkomst wordt beëindigd per 19 april 2024. Hieraan voorafgaand heeft de consument op 13 februari 2024 met de locatiemanager en regiomanager gesproken, omdat er zorgen bestonden vanuit de ondernemer over het gedrag van de zoon van de consument. Aangegeven werd dat hij beter naar BSO Plus zou kunnen gaan of tijdens vakantie korter naar de ondernemer moest komen.

De consument heeft aangegeven dat zij moest kijken wat er mogelijk is en graag meer informatie wilde omtrent BSO Plus. Er werd een vervolgafspraak gepland voor 13 maart 2024 om er verder over te praten. Tijdens dat gesprek kreeg de consument te horen dat het contract zou worden ontbonden. Verder praten was niet mogelijk. Dit is niet wat is afgesproken in het gesprek op 13 februari 2024.

De consument stelt ter zitting dat zij in eerste instantie, nadat haar zoon bij de ondernemer was gestart, goed op de hoogte werd gehouden van incidenten die plaatsvonden, maar de laatste maanden was dat niet het geval. Vandaar dat de beëindiging voor haar als een verrassing kwam. De beëindiging heeft voor de consument grote gevolgen. Zij verwacht haar baan te zullen verliezen. Voor de zoon zal het ook grote gevolgen hebben. De consument heeft op dit moment contact met het buurtteam. Er kan niet worden gezegd wanneer de zoon van de consument in aanmerking komt voor BSO Plus. De laatste drie weken gaat het erg goed met de zoon op de opvang. Dat krijgt de consument iedere keer te horen als zij haar zoon ophaalt.

Standpunt van de ondernemer

Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Op 19 maart 2024 heeft de ondernemer aan de consument aangegeven dat het contract voor de buitenschoolse opvang voor haar zoon moet worden beëindigd. De ondernemer stelt dat sprake is van een zwaarwegende reden en beroept zich op de artikelen 10 en 11 uit de Algemene Voorwaarden van de Brancheorganisatie Kinderopvang. De ondernemer heeft er alles aan gedaan om de opvang voor de zoon van de consument op een veilige en verantwoorde manier vorm te geven. Helaas is de ondernemer tot de conclusie gekomen dat het voor het welzijn van de zoon van de consument en de andere kinderen bij de ondernemer niet mogelijk is langer buitenschoolse opvang aan de zoon te verlenen, omdat het kind extra zorgbehoefte vraagt en de opvang van hem een normale opvang van andere kinderen onevenredig verzwaart. De ondernemer betreurt dat tot dit besluit genomen moest worden.

Ter zitting geeft de ondernemer aan zich terdege bewust te zijn van de gevolgen die de beëindiging heeft voor de consument. Dat is de reden om het contract op te zeggen met inachtneming van een maand opzegtermijn. Aan de consument is de mogelijkheid van BSO Plus voorgesteld, omdat de groepen daar kleiner zijn (max 8-9 kinderen) en er meer begeleiding is. De ondernemer heeft de consument hiervoor doorverwezen naar het buurtteam. De ondernemer is niet zelf bevoegd tot doorverwijzing naar BSO Plus. De pedagogisch coach van de ondernemer heeft zelf ook gebeld met een Plus BSO om te informeren hoe de zoon van de consument hier geplaatst zou kunnen worden. Dit is teruggekoppeld aan de consument, waarbij is aangegeven dat de ondernemer hier niet verder in kan bemiddelen en dat de consument hierin zelf stappen moet zetten. Er zijn veel gesprekken gevoerd met moeder en andere professionals.

Er is contact geweest met het buurteam en spoor 030. Er zijn door deze professionals tips gegeven aan de ondernemer hoe om te gaan met het gedrag van de zoon van de consument, maar dit werd al gedaan en was dus niet helpend voor de ondernemer. Tot slot wordt aangevoerd dat ook sinds de opzegging er meermaals sprake is geweest van incidenten. De ondernemer probeert zo goed als mogelijk de zoon van de consument de laatste maand te begeleiden. De zorgvraag die de zoon van de consument heeft, kan de ondernemer hem niet bieden.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Partijen hebben op 22 mei 2023 een contract kinderdagopvang met elkaar gesloten voor de opvang de zoon van de consument. Op de overeenkomst zijn de Algemene Voorwaarden kinderopvang van de brancheorganisatie en de aanvullende voorwaarden van de ondernemer van toepassing.

Op 19 maart 2024 heeft de ondernemer de consument een e-mail gestuurd, waarin wordt aangegeven dat de overeenkomst op grond van zwaarwegende redenen als bedoeld in artikel 10 lid 3 onder b en artikel 11 lid 2 onder a van de Algemene Voorwaarden kinderopvang wordt opgezegd.

Ingevolge artikel 10 lid 3 van de algemene voorwaarden is de ondernemer bevoegd de overeenkomst op te zeggen op grond van een zwaarwegende reden. Als zwaarwegende redenen worden in ieder geval aangemerkt:

  1. de situatie dat de ouder gedurende één maand in verzuim is ten aanzien van zijn betalingsverplichting;
  2. voortduring van situaties als genoemd in artikel 11 lid 2 sub a en c;
  3. de situatie genoemd in artikel 11 lid 2 sub b;
  4. de omstandigheid dat de ondernemer vanwege een met aan hem toerekenbare oorzaak langdurig of blijvend niet meer in staat is de overeenkomst uit te voeren;
  5. een bedrijfseconomische noodzaak die de continuïteit van de locatie waar het kind is geplaatst in gevaar brengt.

Ingevolge artikel 11 lid 2 van de algemene voorwaarden heeft de ondernemer het recht het kind en/of de ouder de toegang tot de locatie te weigeren voor de duur van de periode dat een normale opvang van het kind redelijkerwijs niet van de ondernemer mag worden verwacht en het kind niet op de gebruikelijke wijze kan worden opgevangen, omdat:

  1. het kind door ziekte of anderszins extra verzorgingsbehoeftig is;
  2. het kind en/of de ouder een risico of bedreiging vormt voor de geestelijke en/of lichamelijke gezondheid of veiligheid van anderen, na te zijn gewaarschuwd, tenzij een waarschuwing redelijkerwijs niet van de ondernemer mag worden verwacht;
  3. de opvang van het kind een normale opvang van de andere kinderen onevenredig verzwaart of belemmert.

De ondernemer treedt in geval van opzegging in overleg met de ouder om te zoeken naar een voor alle partijen acceptabele oplossing. Ook dient een redelijke opzegtermijn van minimaal één maand, in acht te worden genomen.

Op grond van artikel 11 lid 4 van de algemene voorwaarden kan een consument die het niet eens is met de beslissing van de ondernemer om de toegang te weigeren een verkorte procedure bij de commissie starten, zoals in dit geval is gebeurd.

Uit het hiervoor weergegeven standpunt van de ondernemer blijkt dat deze de overeenkomst heeft opgezegd, kort weergegeven, omdat de zoon van de consument een risico en bedreiging vormt voor de geestelijke gezondheid of veiligheid van andere kinderen, alsook de pedagogisch medewerkers. De ondernemer heeft voorts aangegeven dat de opvang van de zoon van de consument een normale opvang van de andere kinderen onevenredig verzwaart of belemmert.

De ondernemer heeft de hiervoor beschreven situaties en omstandigheden voldoende feitelijk en met stukken onderbouwd. Uit de stukken blijkt dat de ondernemer de consument structureel op de hoogte heeft gesteld van de incidenten en voorvallen die hebben plaatsgevonden tijdens de opvang. Dat de opzegging voor de consument als een volslagen verrassing kwam, zoals door haar gesteld, is gelet hierop niet aannemelijk. Uit de stukken blijkt dat structureel sprake is van (ernstige) misdragingen door de zoon van de consument richting andere kinderen en medewerkers van de ondernemer. De ondernemer heeft hierover meermaals gesprekken gevoerd met de consument en de consument verwezen naar BSO Plus. Ook heeft de ondernemer zelf geïnformeerd naar mogelijkheden bij BSO Plus en de consument hiervan op de hoogte gesteld. De ondernemer heeft daarmee voldaan aan de verplichting om gezamenlijk met de consument te zoeken naar een oplossing. Dat er nu (nog) geen concrete oplossing is in de vorm van andere buitenschoolse opvang, kan de ondernemer niet worden verweten. De ondernemer heeft geen invloed op plaatsing bij BSO Plus.

Ter zitting heeft de consument aangevoerd dat de gevolgen van de beëindiging van het contract groot zullen zijn voor haar. Zij vreest voor verlies van haar baan en ook de gevolgen voor haar zoon zullen groot zijn. Deze gevolgen worden door de ondernemer erkend en ook de commissie is zich hiervan bewust. Toch is de commissie van oordeel dat deze gevolgen onder de gegeven omstandigheden geen reden kunnen zijn om te oordelen dat de opzegging onterecht is geweest.

Naar het oordeel van de commissie is in onderhavig geschil sprake van een zwaarwegende reden, met name vanwege de vele (gewelds)incidenten, waarbij een groter risico bestaat voor gevaarlijke situaties, die zich ook daadwerkelijk hebben voorgedaan. Dit wordt ondersteund door onder meer de verslaglegging van de ondernemer. Naar het oordeel van de commissie rechtvaardigt de kans op gevaar door gedragingen van de zoon – blijkend uit de voorafgaande periode – op grond van de Algemene Voorwaarden in dit geval de opzegging van de opvangovereenkomst. De ondernemer heeft zich voldoende ingespannen om de opvang voor de zoon te realiseren, maar dit is door de zorg en begeleiding die de zoon van de consument aan de (medewerkers van de) ondernemer vraagt niet mogelijk gebleken.

Uit het voorgaande volgt dat voldoende is komen vast te staan dat er sprake is van een zwaarwegende reden om de overeenkomst te beëindigen.

Conclusie

Nu de ondernemer de opvangovereenkomst vanwege een zwaarwegende reden heeft opgezegd en de ondernemer dit op goede gronden heeft gedaan, verklaart de commissie de klacht van de consument ongegrond.

Het besluit tot opzegging kan dan ook in stand blijven en de opvang door de ondernemer van de zoon zal per 19 april 2024 eindigen.

Hetgeen verder nog door partijen is aangevoerd, kan tot geen ander oordeel leiden en behoeft daarom ook geen (nadere) bespreking.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De commissie:

–             verklaart de klacht van de consument ongegrond;

–             bepaalt dat de overeenkomst tussen partijen rechtsgeldig is beëindigd met ingang van 19 april 2024.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit de heer mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, de heer Y. Dragstra, de heer H. Stel, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M. Gardenier, secretaris, op 10 april 2024.