Commissie: Kinderopvang
Categorie: Verkorte procedure
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
190415/191255
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Het geschil heeft betrekking op de vraag of de ondernemer de opvangovereenkomst heeft mogen opzeggen. Het geschil is in een verkorte procedure behandeld.
De zoon van consument is (voorlopig) gediagnosticeerd met een autismespectrumstoornis (ASS). De ondernemer geeft aan de benadering van de zoon niet past binnen de manier waarop zij opvang wil bieden aan kinderen en hem daarom geen passende omgeving kan bieden, terwijl consument vindt dat van de ondernemer mag worden verwacht dat zij zich inzet om een passende omgeving te bieden aan kinderen die afwijken van de norm. De ondernemer ziet geen andere mogelijkheid dan op grond van zwaarwegende belangen de opvangovereenkomst op te zeggen.
De commissie stelt voorop dat de prangende situatie van beide partijen goed te begrijpen is. Door de ondernemer wordt geen zorgprotocol gebruikt en dat is naar het oordeel van de commissie een gemis. Zij oordeelt de eenzijdige opzegging per 1 november onredelijk, temeer vanwege het feit dat ondernemer zelf al heeft voorgesteld de overeenkomst niet per die datum te beëindigen. Daarbij is van belang dat een extra begeleidster de situatie van het kind en de groep hanteerbaar maakt. De commissie verplicht de ondernemer ertoe een extra begeleidster in te schakelen tot in ieder geval 1 januari 2023. Voor de extra kosten is het wellicht mogelijk op enigerlei wijze tot een tegemoetkoming te komen. De commissie is verder van oordeel dat beide partijen gezamenlijk tot een oplossing moeten komen en verplicht de ondernemer tot de inspanning om samen met de consument zo spoedig mogelijk een oplossing te vinden. De klacht is gegrond.
Volledige uitspraak
Onderwerp van het geschil
Het geschil heeft betrekking op de vraag of de ondernemer de opvangovereenkomst heeft mogen opzeggen met ingang van 1 november 2022.
Standpunt van consument
Voor het standpunt van consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en hetgeen de consument op de zitting naar voren heeft gebracht. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De zoon van de consument wordt twee dagen per week opgevangen door de ondernemer. Het kinderdagverblijf betreft een kleinschalige opvang die volgens hun eigen website kwaliteit biedt die aansluit bij de persoonlijke ontwikkeling van het kind. In 2021 is het zowel de consument als de ondernemer opgevallen dat het kind zich anders ontwikkelt dan de meeste kinderen. In juli 2022 is het kind (voorlopig) gediagnosticeerd met een autismespectrumstoornis (ASS). Dit brengt lastige situaties met zich mee; gedurende de dag doen zich situaties voor waarin het kind ander gedrag laat zien dan zijn leeftijdsgenoten en die situaties vragen om een andere benadering en meer tijd van de pedagogisch medewerkers van de ondernemer. De ondernemer heeft aangegeven dat de benadering die dit vraagt ook niet past binnen de manier waarop zij opvang willen bieden aan kinderen. De ondernemer heeft op 15 september 2022 medegedeeld het contract per 31 oktober 2022 op te zeggen. De consument gaat hier niet mee akkoord.
De consument heeft aangevoerd dat van de ondernemer mag worden verwacht dat zij zich inzet om een passende omgeving te bieden aan kinderen die afwijken van de norm. De ondernemer dient zich aan het kind aan te passen. Dat dit extra inzet vergt van de ondernemer vindt de consument van ondergeschikt belang.
De ondernemer stelt zich naar het oordeel van de consument weinig constructief op. De consument heeft meerdere initiatieven genomen, maar de ondernemer reageert telkens zeer terughoudend. De ondernemer wilde bijvoorbeeld alleen meewerken aan een observatieonderzoek uitgevoerd door XXX indien de ondernemer volledige inzage zou krijgen in het op te stellen medische rapport. XXX heeft handreikingen opgesteld waarin verscheidene adviezen staan hoe te handelen met het kind. Deze handreikingen zijn zowel voor de consument als voor de pedagogisch medewerkers van de kinderopvang bedoeld. De ondernemer heeft weinig met deze adviezen gedaan en had er zelfs bedenkingen bij. XXX heeft bovendien aangegeven dat zij geen directe redenen zien het kind buiten een reguliere opvang te plaatsen. Het kind heeft soms lastige momenten, maar daar staan, blijkens dagverslagen van de ondernemer, ook veel goede momenten tegenover.
De consument is via XXX in contact gekomen met XXX, een organisatie die ondersteuning op de opvanglocatie van de ondernemer heeft aangeboden bij de begeleiding van het kind. Het kind is ook aangemeld bij een opvanglocatie van deze organisatie, maar zij hebben op korte termijn geen plek voor het kind. De consument is van oordeel dat, indien de ondernemer daadwerkelijk geen ruimte meer heeft om het kind te begeleiden op de huidige opvanglocatie, dat deze met alternatieve oplossingen komt. De wachtlijsten bij alternatieve kinderopvangorganisaties, zoals XXX, zijn zo’n zes maanden en het kind kan niet overal terecht. Indien de overeenkomst per 1 november 2022 wordt opgezegd en er geen alternatieve oplossing is dan komt de consument voor een groot probleem te staan met werk en dat zal financiële consequenties hebben.
De consument verzoekt primair dat de eenzijdige opzegging van de overeenkomst ongedaan wordt gemaakt en de ondernemer meewerkt aan een oplossing binnen de opvangorganisatie, al dan niet met behulp van XXX. Subsidiair wordt verzocht dat de ondernemer meewerkt om buiten de organisatie van de ondernemer een opvangplek te vinden voor het kind (per 1 november 2022 of een latere datum).
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en hetgeen de ondernemer op de zitting naar voren heeft gebracht. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De ondernemer heeft op 15 september 2022 kenbaar gemaakt de opvangovereenkomst met de consument per 1 november 2022 te willen opzeggen gelet op de onhoudbare situatie die is ontstaan. De ondernemer heeft de opzegtermijn van een maand in acht genomen.
De ondernemer heeft, naar aanleiding van de problematiek die het kind met zich brengt (ASS), advies ingewonnen. Het advies heeft ertoe geleid dat een extra begeleidster wordt ingezet voor het kind. De extra begeleidster is aanwezig tot 1 november 2022. Langer is geen optie gelet op de (financiële) impact die dat heeft op de organisatie.
De ondernemer stelt dat de adviezen die de ondernemer heeft ontvangen van de consument voor de behandeling van het kind in de praktijk grotendeels al worden toegepast, hetgeen niet het gewenste effect heeft. Het kind is vaak niet blij in de groep en vergt veel extra aandacht, die niet altijd gegeven kan worden, omdat de groep bestaat uit gemiddeld twaalf peuters. Door zijn gedrag is de veiligheid van het kind zelf, maar ook van andere kinderen die verblijven op de opvanglocatie, niet te waarborgen. De ondernemer kan het kind niet bieden wat hij nodig heeft. De ondernemer is van oordeel dat zwaarwegende redenen, als bedoeld in artikel 10 lid 3 van de algemene voorwaarden, aan de orde zijn en ziet geen andere mogelijkheid dan de opvangovereenkomst op te zeggen. Voortzetting van de overeenkomst kan in redelijkheid niet worden gevergd van de ondernemer.
De ondernemer voert aan dat de consument nimmer concreet is geworden met de hulp die XXX zou kunnen bieden. De ondernemer heeft aangeboden, zodra de consument concreet heeft gemaakt wat XXX zou kunnen bieden, de overeenkomst niet per 1 november 2022 maar per 1 januari 2023 op te zeggen. De ondernemer kan met die informatie beoordelen of het verantwoord is het kind op de opvanglocatie te houden voor de maanden november en december 2022.
De ondernemer is van oordeel dat van de ondernemer niet gevergd kan worden dat zij een passende plek voor het kind vinden als alternatief voor opvang bij de ondernemer.
Beoordeling van het geschil
De ondernemer heeft ter zitting medegedeeld dat contact met (het secretariaat van) de Geschillencommissie is opgenomen met het verzoek nadere stukken voorafgaand aan de zitting in te dienen. Er zou toen medegedeeld zijn dat dat niet nodig was en het standpunt ter zitting medegedeeld kan worden. De commissie stelt voorop dat partijen altijd de gelegenheid moet worden geboden stukken in te dienen, ook vlak voorafgaand aan de zitting, zolang gewaarborgd blijft dat de wederpartij tijd en gelegenheid krijgt om zich daarop te verweren. In dit geval heeft de ondernemer een kort verweer ingediend. De ondernemer heeft tijdens de zitting aangegeven dat zij er ook mee akkoord kan gaan indien zij de inhoud van nadere stuk mondeling kan voorhouden, hetgeen ook is gebeurd.
Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overweegt de commissie het volgende.
De commissie stelt voorop dat de prangende situatie van beide partijen goed te begrijpen is. De consument wordt met ingrijpende gevolgen geconfronteerd indien de opzegging van de opvangovereenkomst per 1 november 2022 in stand blijft. Er zijn lange wachtlijsten bij alternatieve opvanglocaties en de overbruggingsperiode zal bij een gebrek aan opvang grote consequenties hebben zowel in de persoonlijke levenssfeer van de consument als in financiële zin. Tegelijkertijd is de situatie voor de ondernemer lastig in die zin dat het kind veel aandacht vergt die, bij een normale bezetting van pedagogisch medewerkers, niet toereikend lijkt te zijn om een veilige situatie voor het kind en de andere kinderen te waarborgen.
De ondernemer heeft ter zitting erkend dat geen gebruik wordt gemaakt van een zogenaamd ‘zorgprotocol’. De commissie is van oordeel dat het zorgprotocol in deze een oplossing had kunnen bieden in die zin dat de situatie op de opvang beter hanteerbaar zou zijn geweest voor zowel pedagogisch medewerkers als voor het kind en de ouders door het volgen van een afgewogen stappenplan wat de communicatie ook ten goede was gekomen. De ondernemer heeft ook ter zitting toegegeven dat betere vastlegging geholpen zou hebben. De commissie acht het derhalve een gemis dat dit zorgprotocol niet is gebruikt.
De ondernemer heeft op 15 september 2022 medegedeeld de opvangovereenkomst per 1 november 2022 te beëindigen. De ondernemer heeft artikel 10 lid 3 van de algemene voorwaarden als grondslag opgegeven. Daarin staat opgenomen dat de ondernemer bevoegd is de overeenkomst op te zeggen op grond van zwaarwegende redenen. De commissie is van oordeel dat daar in onderhavig geval thans geen sprake van is mede vanwege het feit dat ondernemer zelf al heeft voorgesteld -onder voorwaarden- de overeenkomst niet te beëindigen per die datum, en acht de eenzijdige opzegging per 1 november 2022 onredelijk. Daarbij is van belang dat een extra begeleidster de situatie van het kind en de groep hanteerbaar maakt. De commissie verplicht de ondernemer ertoe een extra begeleidster in te schakelen tot in ieder geval 1 januari 2023. Voor de extra kosten is het wellicht mogelijk op enigerlei wijze tot een tegemoetkoming te komen.
De commissie is verder van oordeel dat beide partijen gezamenlijk tot een oplossing moeten komen en verplicht de ondernemer tot de inspanning om samen met de consument zo spoedig mogelijk een oplossing te vinden. Hetzij bij de ondernemer zelf met behulp van extra ondersteuning van XXX, hetzij bij XXX of een andere opvangorganisatie.
Nu de commissie van oordeel is dat de eenzijdige opzegging van de overeenkomst per 1 november 2022 door de ondernemer onredelijk is, is de klacht van de consument gegrond. De commissie acht het wenselijk dat de overeenkomst, onder de hiervoor genoemde voorwaarden, wordt voortgezet, in ieder geval tot 1 januari 2023.
Nu de klacht gegrond wordt bevonden zal de commissie, conform het reglement, tevens bepalen dat de ondernemer aan de consument het door haar betaalde klachtengeld dient te vergoeden.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie:
- verklaart de klacht gegrond;
- verplicht de ondernemer de overeenkomst voort te zetten tot in ieder geval 1 januari 2023;
- verplicht de ondernemer ertoe samen met de consument zo spoedig mogelijk naar een oplossing te zoeken voor de opvang van het kind vanaf 1 januari 2023.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25,–aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit dhr. mr. A.R.O. Mooy, voorzitter, mevrouw drs. J.W. Rutjens MPA, mevrouw E.C. Rosemünd, leden, in aanwezigheid van dhr. mr. N. van Gelder, (plaatsvervangend) secretaris, op 21 oktober 2022.