Eenzijdige opzegging overeenkomst door ondernemer onzorgvuldig en niet voorzien van nodige waarborgen

  • Home >>
  • Kinderopvang >>
De Geschillencommissie




Commissie: Kinderopvang    Categorie: (On)zorgvuldigheid / Opzeggen overeenkomst    Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 15996/22915

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De consument en haart partner vinden dat de ondernemer een eenmalig incident waarbij hun zoon op het hek van de opvanglocatie is geklommen, heeft uitvergroot en misbruikt om de opvang te beëindigen en zo van hem af te zijn. De ouders voelen zich verkeerd voorgelicht door de ondernemer en zijn het niet eens met de eenzijdige opzegging. Volgens de ondernemer had zoon van de consument meer aandacht nodig dan de andere kinderen. Door de overgang naar de zesjarigengroep was deze extra aandacht niet meer mogelijk. Daarnaast hebben zich meerdere onveilige situaties met de zoon voorgedaan. Omdat de ondernemer onvoldoende de veiligheid kon blijven waarborgen is besloten om het opvangcontract te beëindigen. De commissie oordeelt dat de hoewel de ondernemer volgens de algemene voorwaarden de overeenkomst eenzijdig mocht opzeggen, deze opzegging toch onzorgvuldig was tegenover de consument. Er is niet met de ouders gesproken over een mogelijk einde van de opvang, er is geen protocol doorlopen of een plan van aanpak gevolgd. Het is begrijpelijk dat de opzegging van de overeenkomst voor de ouders onverwacht is gekomen. De klacht is gegrond.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Het geschil betreft de eenzijdige opzegging van het BSO-contract door de ondernemer. De ondernemer heeft daartoe oneigenlijke en onwettelijke redenen aangevoerd, zo stelt de consument.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De consument en haar partner hebben een zoon geboren op 4 februari 2013. Vanaf 25 april 2017 werd hun zoon door de ondernemer op dinsdag en donderdag opgevangen. De ouders hadden onder meer voor opvang bij de ondernemer gekozen omdat de ondernemer zich laat inspireren door de pedagogische visie van Rudolf Steiner: de ontwikkeling van het gevoelsleven en creatieve vorming zijn de basis voor de ontwikkeling van kinderen. We hebben oog voor de eigenheid van ieder kind en respecteren het tempo en de manier waarop het zich ontwikkelt.

Ook de zoon van consument ontwikkelt zich in zijn eigen tempo en op zijn eigen manier en heeft daarbij soms wat meer ondersteuning nodig dan een ander kind, onder meer omdat hij niet zo goed kan horen. De opvang van de zoon in de kleutergroep bij de Bosbengels verliep gedurende twee jaar op een plezierige manier waarin over en weer (opvoedkundige) tips werden uitgewisseld om hem, zo nodig, beter te kunnen begeleiden.

Omdat de ondernemer bij de overgang van de zoon van de kleutergroep naar de zesjarigen groep (Keizer Karel) vragen had over de zorgbehoefte werd de mogelijkheid van professionele hulp voorgesteld. De ouders hebben zich na verwijzing door de huisarts in februari 2019 aangemeld bij [naam] (centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie). Vanwege een wachtlijst kon de zoon van de consument pas in november 2019 terecht en werd bij hem ADHD geconstateerd. Aan de ouders werd geadviseerd deel te nemen aan een ADHD Ass (autisme spectrum stoornis) oudergroep. Middenin het diagnostisch traject en voordat de oudergroep was gestart heeft de ondernemer de ouders voor een gesprek uitgenodigd waarin te kennen werd gegeven dat de ondernemer de opvang voor hun zoon niet langer voort kon laten duren. In een brief van 21 november 2019 werd de opvang vervolgens per 31 december 2019 beëindigd.

De ouders zijn hierdoor totaal overvallen. Zij hebben het advies van de ondernemer tot het zoeken van aanvullende hulp opgevolgd maar hadden nog niet de kans om de handvatten van die hulp in te zetten voor de begeleiding van hun zoon. Zij hebben het gevoel dat hij rauwelijks “op straat is gezet”. Het gaat om een kind dat zich niet kan verdedigen. Op zo korte termijn was er geen andere opvang mogelijk. De ouders zijn van mening dat het de ondernemer ontbroken heeft aan echte aandacht voor hun zoon en de wil om hem verder op een goede manier te begeleiden. Zij zijn van oordeel dat de ondernemer een eenmalig incident waarbij hun zoon op het hek van de opvanglocatie is geklommen, heeft uitvergroot en misbruikt om de opvang te beëindigen en zo van hem af te zijn. De ondernemer heeft zijn zorgplicht jegens hun zoon geschonden. De ouders voelen zich verkeerd voorgelicht door de ondernemer en zijn van mening dat de opzegging van het opvangcontract onterecht en onwettig is.
De ouders wensen een erkenning van hun klachten. Zij hopen dat andere kinderen en ouders dit bespaard zal blijven.

Van 21 november 2019 tot 12 december 2019 heeft de consument de opvangkosten nog betaald, dit hoewel hun zoon niet meer naar de opvang is geweest. De verstandhouding tussen partijen was zodanig veranderd dat de ouders zich niet meer prettig voelden bij de ondernemer als opvang voor hun zoon. De ouders verlangen een restitutie van die opvangkosten van € 335,88.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De zoon van de consument is ruim twee jaar bij de ondernemer in de opvang geweest waarbij er van begin af aan zorgen waren. Regelmatig waren er gesprekken met de ouders. De zoon van de consument had meer aandacht nodig dan andere kinderen. Met veel extra begeleiding was het nog lang mogelijk om hem en de andere kinderen een veilige opvangomgeving te bieden maar na de overgang naar de zesjarigen groep werden de problemen te groot. De zoon van de consument werd in het zorgteam besproken en werd extra geobserveerd. Hij liet steeds vaker grensoverschrijdend gedrag naar andere kinderen zien en vertoonde onvoorspelbaar gedrag. Hij had vaak één op één begeleiding nodig wat niet kan worden gegeven in een groep. In september en oktober 2019 hebben zich daarbij driemaal onveilige situaties voorgedaan waarbij de zoon van de consument zich op of rondom het hek van de opvang ophield dat de opvang scheidt van een drukke weg. Het lukte de begeleiders niet tot de zoon door te dringen en hierover afspraken met hem te maken. Hij was niet “stout”, maar een dromerig jongetje dat op pad ging. Hij reageerde niet op het herhaaldelijk roepen van zijn naam en leek onbereikbaar. Omdat de ondernemer de veiligheid onvoldoende kon blijven waarborgen is binnen het zorgteam geconcludeerd dat een beëindiging van het opvangcontract onvermijdelijk was.

De ondernemer hecht eraan te benadrukken dat de zoon of de ouders niets verweten wordt; de ervaringen met de zoon van de consument waren zeker ook positief. De ondernemer betreurt het dat hij de zoon niet langer de opvangomgeving heeft kunnen bieden die bij hem past. De ondernemer is van mening dat een andere opvangsetting waarin meer begeleiding is, geschikter zou zijn.

Ten aanzien van het verzoek van de consument tot restitutie van de opvangkosten merkt de ondernemer op dat hij na aankondiging van de consument dat de zoon op 12 december 2019 afscheid zou komen nemen vanaf die datum de inning van betalingen heeft stopgezet. Tot 12 december 2019 is de consument opvangkosten verschuldigd.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

Partijen zijn een opvangovereenkomst met elkaar aangegaan voor de zoon van de consument, geboren op 4 februari 2013.Partijen hebben hiertoe op 20 april 2017 een plaatsingsovereenkomst ondertekend waarin de algemene voorwaarden van de ondernemer [naam algemene voorwaarden] van toepassing zijn verklaard.

In artikel 4 lid 2 van de algemene voorwaarden is opgenomen: [ondernemer] kan de plaatsing van een kind weigeren of stopzetten, als, ter uitsluitende beoordeling van [ondernemer] het kind zodanig gedrag vertoont, dat een situatie ontstaat, waarin het kind niet op de gebruikelijke wijze kan worden opgevangen en/of de overige kinderen een nadelige invloed ondervinden.
Gelet op artikel 6 lid 3 van de voorwaarden bedraagt de opzegtermijn één maand.

Na een gesprek met de ouders heeft de ondernemer in een brief van 21 november 2019 aan de ouders te kennen gegeven dat de opvang voor hun zoon met ingang van 31 december 2019 zou worden beëindigd.

De commissie dient te beoordelen of de beëindiging van de opvang van de zoon van de consument op een zorgvuldige wijze is geschied.

De zoon is vanaf 25 april 2017 op dinsdag en donderdag door de ondernemer opgevangen op de locatie de Bosbengels (de kleutergroep). In 2019 is hij overgestapt naar de locatie Keizer Karel (voor zesjarigen en ouder).
De commissie constateert dat de opvang van de zoon gedurende ruim twee jaar tot wederzijdse tevredenheid en zonder noemenswaardige problemen heeft plaatsgevonden. Partijen hadden een goede verstandhouding waarin bij het brengen en halen gesprekjes werden gevoerd. De problemen vonden hun aanvang bij de overgang van de zoon van de kleutergroep naar de zesjarigen groep. Daar had hij meer aandacht en zorg nodig dan andere kinderen.

De commissie overweegt dat de ondernemer gelet op de hiervoor aangehaalde artikelen uit de algemene voorwaarden in beginsel gerechtigd is om een opvangovereenkomst op te zeggen. Die opzegging dient echter zorgvuldig te geschieden en voorzien te zijn van de nodige waarborgen.
Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt niet dat met de ouders is gesproken over een mogelijk einde van de opvang. De ondernemer stelt dat zorgen omtrent de zoon binnen het zorgteam zijn besproken maar verslagen hiervan ontbreken. Evenmin zijn er verslagen van de gesprekken die met de ouders zijn gevoerd. Door de ondernemer is geen (zorg)protocol doorlopen of een plan van aanpak gevolgd. Van een professionele kinderopvangorganisatie als dat van de ondernemer mag dit alles wel verwacht worden.

De commissie begrijpt dan ook dat de opzegging van het opvangcontract met de brief van 21 november 2019 voor de ouders onverwacht is gekomen. Dit geldt temeer nu de ouders, zoals door de ondernemer was geadviseerd, professionele hulp hadden gezocht ter ondersteuning van hun zoon en in november 2019 met een begeleidingstraject bij [naam] waren gestart.

Concluderend is de commissie van oordeel dat de opzegging zoals die heeft plaatsgevonden, alhoewel ingegeven door veiligheid voor de zoon van de consument, onzorgvuldig was jegens de consument. De commissie zal de klacht van de consument dan ook gegrond verklaren.

De consument heeft een restitutie van de opvangkosten van 21 november 2019 tot 12 december 2019 gevraagd. De commissie overweegt dat met de eenzijdige opzegging van de opvangovereenkomst de verstandhouding tussen partijen gebrouilleerd is geraakt. De ouders voelden zich niet meer prettig bij de opvang van hun zoon door de ondernemer aangezien de ondernemer kenbaar had gemaakt de veiligheid van hun zoon onvoldoende te kunnen waarborgen. De ouders maakten zich zorgen over het welzijn van hun zoon en hebben geen gebruik meer gemaakt van de opvang.

Nu de opzegging van het opvangcontract onzorgvuldig is geweest jegens de consument bepaalt de commissie dat de ondernemer, bij wijze van schadevergoeding, aan de consument een bedrag dient te betalen dat zij naar redelijkheid en billijkheid vaststelt op € 335,88.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie:

– verklaart de klacht van de consument gegrond;
– bepaalt dat de ondernemer binnen één maand na de verzenddatum van dit bindend advies een bedrag van € 335,88 aan de consument dient te betalen;
– bepaalt dat de ondernemer een bedrag van € 25,– aan de consument dient te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Kinderopvang, bestaande uit mevrouw mr. drs. E.I.P.M. Weijnen, voorzitter, mevrouw drs. J.W. Rutjens en de heer drs. H. Grachten, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. J.C. Quint, plaatsvervangend secretaris, op 18 november 2020.