
Commissie: Advocatuur Zakelijk
Categorie: Declaratie
Jaartal: 2020
Soort uitspraak: Arbitraal Vonnis
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
3412/3648
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
Partijen zijn door middel van een overeenkomst tot arbitrage overeengekomen dat declaratiegeschillen aan arbitrage door de Geschillencommissie Advocatuur Zakelijk worden onderworpen. De eiseres klaagt dat de verweerder declaraties onbetaald heeft gelaten. De eiseres verzoekt de commissie om de verweerder te veroordelen tot betaling van de openstaande vordering van € 3311,73,–. De commissie heeft de verweerder per aangetekende brief laten weten dat de eiseres een geschil bij de commissie heeft ondergebracht. De verweerder heeft de gelegenheid verweer in te dienen, maar hier heeft hij geen gebruik van gemaakt. De voorzitter oordeelt dat de verweerder de openstaande vordering van € 3311,73,– aan de eiseres moet voldoen. De klacht is gegrond.
Volledige uitspraak
Ondergetekende:
de heer mr. N. Schaar te [plaatsnaam], die in het onderhavige geschil als arbiter optreedt, heeft het volgende vonnis gewezen.
Bevoegdheid arbiter en plaats van arbitrage
De bevoegdheid van de arbiter berust op een overeenkomst tot arbitrage, zoals vervat in de opdrachtbevestiging d.d. 29 mei 2018 , waarbij partijen zich voor de beslechting van alle geschillen ontstaan naar aanleiding van de totstandkoming en/of uitvoering van de dienstverlening onderwerpen aan arbitrage door de Geschillencommissie Advocatuur zakelijk (hierna te noemen: de commissie). Aldus is voldaan aan de eis van artikel 1021 wetboek van Burgerlijke rechtsvordering. Partijen zijn tevens overeengekomen dat alle geschillen – zoals hiervoor omschreven – zullen worden beslecht overeenkomstig het Reglement Geschillencommissie Advocatuur zakelijk (hierna te noemen: het Reglement).
Artikel 3 lid 4 juncto artikel 2 lid 1, sub c van het Reglement bepalen – voor zover hier relevant – dat geschillen betreffende de incasso van een of meer door eiseres aan de verweerder verzonden declaraties waarin geen schriftelijk verweer is gevoerd, worden afgedaan door de voorzitter van de Geschillencommissie Advocatuur zakelijk (hierna: de commissie).
De bevoegdheid van ondergetekende om het geschil tussen partijen als arbiter te beslechten is gezien het vorenstaande gegeven. Gelet op het bepaalde in artikel 31 van het Reglement zal de voorzitter van de commissie beslissen als goede persoon naar billijkheid, waarbij hij met in achtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst als maatstaf voor het handelen van eiseres hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat.
Als plaats van arbitrage is ’s-Gravenhage vastgesteld.
Verloop van de procedure
Op 24 juni 2019 heeft eiseres een geschil aanhangig gemaakt tegen verweerder.
Eiseres heeft onder meer een afschrift overgelegd van de declaratie van 7 augustus 2018, die verweerder – ondanks herhaald verzoek tot voldoening – onbetaald heeft gelaten, reden waarom eiseres op grond van de in de opdrachtbevestiging opgenomen klachten- en geschillenregeling Advocatuur zakelijk deze ter incasso heeft voorgelegd aan de commissie.
Eiseres verzoekt de commissie verweerder te veroordelen tot betaling van de openstaande vordering van € 3311,73, te vermeerderen met de kosten van deze procedure.
De commissie heeft verweerder op 11 oktober 2019 bij aangetekend schrijven met bericht van ontvangst op de hoogte gesteld van onderhavig geschil dat eiseres bij de commissie aanhangig heeft gemaakt. Namens de commissie is verweerder bij deze brief in de gelegenheid gesteld om – onder invulling en retournering van het bij deze brief bijgevoegde vragenformulier – schriftelijk verweer te voeren tegen de vordering van eiseres. Hierbij heeft de commissie tevens te kennen gegeven dat indien verweerder geen schriftelijk verweer voert, de voorzitter van de commissie – zonder partijen op te roepen voor een mondelinge behandeling – uitspraak doet door middel van een arbitraal vonnis, waarbij de voorzitter de vordering van eiseres zal toewijzen tenzij deze hem ongegrond of onrechtmatig voorkomt.
De aan verweerder gegeven termijn waarbinnen hij verweer kon voeren, is verstreken zonder dat de commissie voornoemd vragenformulier retour mocht ontvangen. Evenmin heeft verweerder binnen deze termijn op enigerlei andere wijze verweer gevoerd. De commissie heeft daarbij gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de termijn voor het indienen van verweer conform artikel 28 lid 1 van het Reglement te bekorten.
[Naam vervoerder] heeft de commissie bericht dat het aangetekend op 12 oktober 2019 bij verweerder is bezorgd.Verweerder heeft ondanks hiertoe in de gelegenheid te zijn gesteld het standpunt niet aan de commissie kenbaar gemaakt. De commissie heeft partijen d.d. 27 november 2019 bericht dat het geschil door de voorzitter van de commissie zal worden afgedaan.
Gezien het vorenstaande heeft de voorzitter, bijgestaan door de [naam secretaris] fungerend als secretaris, overeenkomstig artikel 3, lid 4 van het Reglement het onderhavige geschil buiten aanwezigheid van partijen afgedaan.
Beoordeling van het geschil
De voorzitter is van oordeel dat de niet-weersproken vordering, die hem niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, toewijsbaar is, zodat verweerder wordt veroordeeld aan eiseres een bedrag van € 3311,73, te vermeerderen met de kosten van deze procedure.
Wat betreft de arbitragekosten overweegt de voorzitter dat verweerder als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld zal worden tot betaling van de kosten van deze arbitrage, die worden begroot op € 90,75 voor het door de Stichting Geschillencommissies voor Beroep en Bedrijf vastgestelde bedrag aan honorarium en verschotten van de arbiter.
Gelet op de beslissing wordt eiseres geacht de arbitragekosten bij wijze van voorschotbetaling mede namens verweerder te hebben voldaan. De voorzitter bepaalt voorts dat het bedrag dat eiseres ter zake van de arbitragekosten heeft voldaan in zijn geheel komt te vervallen aan de commissie en veroordeelt verweerder tot betaling van deze kosten.
Beslissing
De voorzitter:
• wijst de vordering van [naam eiseres] toe en veroordeelt [naam verweerder] aan [naam eiseres] te voldoen een bedrag van € 3311,73 , te vermeerderen met de kosten van deze procedure;
• veroordeelt [naam verweerder] tot betaling aan [naam eiseres] van de kosten van deze arbitrage, welke worden begroot op € 90,75.