Commissie: Waterrecreatie
Categorie: HISWA-voorwaarden Huur en Verhuur Pleziervaartuigen
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
54635
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil heeft betrekking op de huur van een vaartuig voor de periode 27 oktober 2010 t/m 31 oktober 2010. De huurprijs bedroeg € 695,–. De huurovereenkomst is gesloten op 24 oktober 2010. Klager heeft de klacht op 5 november 2010 schriftelijk voorgelegd aan de ondernemer. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. De consument heeft de boot gehuurd bij de ondernemer. Voorafgaand aan de huur heeft de consument een instructie gekregen hoe de boot te besturen. Hij kreeg daarbij het advies om bij aan- en afmeren de buitenbesturing te gebruiken vanwege het overzicht dat hierbij nodig is. Er is geen proefvaart gemaakt. Tot twee keer toe, op 27 oktober en 30 oktober, is de buitenbesturing onbruikbaar gebleken, waardoor zeer gevaarlijk situaties zijn ontstaan. De eerste maal leek de oorzaak een verbogen metalen plaatje dat verbonden is met de besturingskabel. De tweede maal bleek er te weinig olie in de keerkoppeling gezeten te hebben. De consument heeft vanwege het wantrouwen in de boot geweigerd verder te varen. De ondernemer heeft geen oplossing geboden. Nadat de ondernemer olie in de keerkoppeling heeft bijgevuld, heeft de ondernemer de boot teruggevaren naar de verhuurlocatie. Daar is tijdens het gesprek tussen de consument en de ondernemer een conflict ontstaan. De ondernemer weigerde een deel van de borg terug te betalen omdat zijn vrouw huilde. De consument is uiteindelijk door de ondernemer van de verhuurlocatie verwijderd. De politie, die de consument had ingeschakeld, kon verder niets doen. Volgens de politie wordt de borg niet terug gegeven vanwege een kras op de achterkant van het schip. De consument is van mening dat de boot niet in goede staat is afgeleverd aan de consument. Eenmaal is reparatie geaccepteerd, de tweede keer is door de ondernemer geen redelijke oplossing gekomen. Bij de eerste melding heeft de ondernemer aangegeven dat het probleem waarschijnlijk is veroorzaakt door de vorige huurder. Bij de tweede melding gaat het om een gebrek aan olie in de keerkoppeling, hetgeen de consument niet kan worden verweten. De consument verlangt op grond van het voorgaande terugbetaling van de gehele huursom van € 695,–, alsmede terugbetaling van het restant van de borg ad € 250,–. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. De consument heeft ons vooraf gemeld voldoende ervaring te hebben om met het gehuurde schip te varen. Bij aankomst, laat in de middag, is er een proefvaart gemaakt, waarbij alles naar behoren functioneerde. Toen de consument vervolgens weg voer, kreeg de instructeur van de ondernemer twijfels ten aanzien van de vaarcapaciteiten bij de consument. Toen de consument de eerste keer belde over de buitenbesturing is er direct iemand heen gegaan om dit te herstellen. Het bleek dat een onderdeel grondig verbogen was. Dat kan alleen als de handel van de besturing met brute kracht is bediend. Desalniettemin is dit hersteld zodat de consument zijn vakantie kon vervolgen. Twee dagen later belde de consument met de mededeling dat de motor van het schip niet meer in z’n vooruit zou gaan. De ondernemer heeft wederom aangegeven direct te komen om dit te herstellen, maar de consument deelde mee dat hij niet meer verder wilde varen en met zijn gezin van boord ging. De ondernemer heeft het schip daarom zelf terug gevaren, nadat de olie in de keerkoppeling was bijgevuld en alles weer goed functioneerde. Op het bedrijf van de ondernemer aangekomen eiste de consument de borg terug. Dat heeft de ondernemer geweigerd, omdat het schip nog gecontroleerd moest worden en er ook extra kosten waren gemaakt vanwege het terugvaren. Uit coulance heeft de ondernemer wel 50% van de borg terug betaald. Het schip verkeerde bij aanvang van de huur in goede staat. De eerst klacht was te wijten aan de huurder zelf. De tweede klacht was eenvoudig en binnen een redelijk korte tijd door de ondernemer op te lossen, maar dat weigerde de consument. De ondernemer heeft daarnaast extra kosten moeten maken, omdat de consument weigerde de boot terug te varen. Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. Na elke verhuur wordt het schip aan de hand van een checklist nagelopen. Ook ik dit geval. Verder wordt bij terugkomst aan de huurders gevraagd of er bijzonderheden zijn. Bij het wegvaren functioneerde het schip goed. Ook het achteruit varen ging goed. Het is mogelijk een cursus te volgen om met het schip te leren omgaan. De consument had daar geen behoefte aan. Bij de eerste melding heeft de ondernemer de gaskabel provisorisch gerepareerd. Bij de tweede melding bleek deze gaskabel goed te functioneren. Er zat toen te weinig olie in de keerkoppeling. Toen de ondernemer met de boot terug was, trof hij een huilende echtgenote aan. Ook de ondernemer is emotioneel geworden en heeft de consument de zaak uit gezet. Later is de politie langs gekomen. Dit is een van de weinige keren dat het zo uit de hand is gelopen. Achteraf erkent de ondernemer dat de emoties de overhand hebben genomen. Normaal gesproken zou de ondernemer dit anders afgehandeld hebben. Achteraf is het inhouden van 50% van de borg wellicht buitenproportioneel. In de ingehouden borg zit ook een bedrag voor dieselkosten. De kras op de romp wordt niet bij de consument in rekening gebracht. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. Op basis van de stukken en met name ook het verhandelde ter zitting constateert de commissie allereerst dat de emoties bij partijen hoog zijn opgelopen. De commissie heeft sterk de indruk dat deze hoogopgelopen emoties de reden zijn dat partijen niet samen tot een oplossing zijn gekomen, hetgeen onder normale omstandigheden waarschijnlijk wel zou zijn gelukt. Zonder de emotionele kant van dit geschil te willen bagatelliseren, zal de commissie bij de beoordeling van dit geschil de emoties van partijen niet betrekken, nu de commissie daarvoor geen oplossing aan partijen kan aanreiken. De commissie beperkt zich zodoende hierna tot een juridische beoordeling van het geschil. Op 27 oktober 2010 deed zich voor de eerste maal een probleem voor met de buitenbesturing van het door de consument gehuurde schip. Wat precies de oorzaak van het probleem is geweest, is voor de commissie niet meer te achterhalen. De commissie laat dit ook verder in het midden, nu de ondernemer snel heeft gereageerd op de melding van het probleem door de consument en het probleem heeft opgelost, zodat de consument daarna verder kon varen. Op 30 oktober 2010 deed zich voor de tweede maal een probleem voor met de buitenbesturing. Voldoende vast is komen te staan dat een tekort aan olie in de keerkoppeling de oorzaak daarvan was. Bij een huurschip valt dat onder de verantwoordelijkheid van de ondernemer. Hoewel het tekort aan olie op zichzelf eenvoudig op te lossen is, acht de commissie het in het licht van het eerdere probleem met de buitenbesturing begrijpelijk dat de consument na het tweede probleem met de buitenbesturing geen vertrouwen meer had in de (besturing van de) boot. Tenslotte betrof het gehuurde schip een vaartuig van 11 meter met een massa van 11 ton. Wanneer een dergelijk vaartuig onbestuurbaar wordt, kan dat tot hachelijke en mogelijk onveilige situaties leiden. Nu het tweede probleem onder de verantwoordelijkheid van de ondernemer valt, acht de commissie het redelijk dat de consument de laatste twee dagen huur (30 en 31 oktober 2010) terugbetaald krijgt; te weten een bedrag van € 278,–. De kosten voor het terugbrengen van het schip naar het bedrijf van de ondernemer dienen op grond van het voorgaande voor de ondernemer te blijven. Dat betekent dat de ondernemer ook het restant van de borg aan de consument dient te vergoeden. Voor zover bij de inhouding van de borg ook dieselkosten zijn inbegrepen, blijven deze voor rekening van de ondernemer, nu deze onvoldoende gespecificeerd zijn. Op grond van het voorgaande acht de commissie de klacht van de consument gegrond. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 528,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 100,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld. Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 150,–. Aldus beslist door de Geschillencommissie Waterrecreatie op 6 juni 2011.