Commissie: Installerende bedrijven
Categorie: Prijs
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
INS06-0155
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 10 maart 2006 tussen partijen totstandgekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het aanleggen van een nieuwe koperen leiding tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 1.350,–. De werkzaamheden zijn verricht op of omstreeks 27 maart 2006. De consument heeft een bedrag van € 1.350,– niet betaald en bij de commissie gedeponeerd. De consument heeft op 5 april 2006 de klacht voorgelegd aan de ondernemer. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt: Ik wens een gespecificeerde rekening te ontvangen. Zolang daarvan geen sprake is, kan de verschuldigdheid van het bedrag niet worden gecontroleerd; De klus heeft minder tijd en inspanningen gevergd dan eerst was aangenomen. Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. We zijn al heel lang klant bij deze ondernemer. De offerte is mijns inziens oppervlakkig en houdt in feite niet meer in dan een globale schatting van wat het gaat kosten. Omdat het een behoorlijk bedrag betreft, mag toch van de ondernemer worden verwacht dat hij achteraf een specificatie geeft van materialen en gewerkte uren. Ik vind dat nu sprake is van misbruik van vertrouwen door de ondernemer. We hebben altijd achteraf ter controle een gespecificeerde nota ontvangen van de ondernemer. Waarom nu niet? De consument verlangt een gespecificeerde rekening te ontvangen om de nota te kunnen controleren. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. Er is sprake van aanneming van werk. Er bestaat dan ook geen noodzaak tot afgifte van een specificatie. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. Genoegzaam is komen vast te staan dat de ondernemer zich in zijn offerte van 10 maart 2006 heeft bediend van de “prijsvormingmethode aanneemsom” (zie artikel 3 lid 4 van de hier van toepassing zijnde algemene voorwaarden). Die op het bedrag van € 1.350,– inclusief BTW sluitende offerte bevat de volgende omschrijving van het werk: “(…doen wij U hierbij de prijs toekomen voor het aanleggen van een nieuwe koperen leiding. De nieuwe leiding zal opbouw worden gelegd via hal, keuken, bijkeuken door kast naar onderzijde bijkeuken, doorboren naar keuken en daar bestaande koperen leiding aansluiten.” Vaststaat ook dat de consument die offerte met de bijbehorende aanneemsom heeft geaccepteerd en dat er nadien geen sprake is geweest van alsnog in zoverre tot eindafrekening nopend meer- c.q. minder werk. Sprake is dus van een overeenkomst van aanneming van werk, waarbij een vast bedrag (aanneemsom) overeen is gekomen waarvoor het werk zal worden verricht, waarbij het dan geen verschil meer kan uitmaken of het werk voor de ondernemer qua tijdsbeslag en materialen meevalt dan wel tegenvalt. De overeengekomen aanneemsom kan daardoor immers nadien niet meer wijzigen. De afrekening middels de factuur van 4 april 2006 strookt met de gemaakte afspraak. Deze bevat immers de overeengekomen aanneemsom, aangevuld met een summiere aanduiding van het werk. De consument stelt ten onrechte te hoge eisen aan die afrekening. Immers, kan hier niet door de consument alsnog de eis worden gesteld van een eindafrekening (in de zin van artikel 15 van de algemene voorwaarden) op basis van de prijsvormingmethode regie. Dit naar zeggen van de consument om achteraf te controleren of de aanneemsom inderdaad geheel verschuldigd is voor het werk. Artikel 15 van die voorwaarden bepaalt niet voor niets dat het verstrekken van een gespecificeerde eindafrekening alleen van toepassing is op de prijsvormingmethode regie. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing Het door de consument verlangde wordt afgewezen. Het depotbedrag € 1.350,– wordt aan de ondernemer overgemaakt. Aldus beslist door de Geschillencommissie Installerende Bedrijven op 15 december 2006.