Er is sprake van een aanzienlijke prijsverhoging als het meer dan 10% betreft

De Geschillencommissie




Commissie: Recreatie    Categorie: (Niet) Ontvankelijkheid / Overeenkomst    Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 99652/111496

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De ondernemer heeft meerdere prijswijzigingen doorgevoerd. Hierbij kan gedacht worden aan een huurprijsverhoging en een introductie van een slagboomvergoeding. Dit zijn volgens de consument aanmerkelijke prijswijzingen die niet conform de voorwaarden door de ondernemer zijn gecommuniceerd. De ondernemer betwist dat het gaat om een aanmerkelijke verhoging, omdat de prijzen niet met meer dan 10% zijn verhoogd. De commissie is van oordeel dat het inderdaad niet om een aanmerkelijke verhoging gaat indien de verhoging niet hoger dan 10% is. Dit deel van de klacht wordt daarom ongegrond verklaard door de commissie. Het tweede geschilpunt trof de door de ondernemer verboden palletkachel. De consument acht het invoeren van het voornoemde verbod in strijd met de redelijkheid en billijkheid. De commissie acht het reeds gedane voorstel van de ondernemer redelijk. De ondernemer had eerder voorgesteld om een overgangstermijn van vijf jaren te hanteren, waarbinnen het verbod niet gold voor de consument. Beide klachten worden kortom ongegrond verklaard.

De uitspraak

Onderwerp van het geschil
Het geschil gaat over door de ondernemer in 2021 doorgevoerde prijsverhogingen alsmede over een pellet kachel van de consument

Standpunt van partijen
Voor het standpunt van partijen verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. Die standpunten zullen -voor zover nodig- hierna (in de verdere beoordeling) worden besproken.

De verdere beoordeling van het geschil
1. Bij voorbeslissing van 25 oktober 2021 heeft de commissie met betrekking tot het door de ondernemer gedane beroep op de niet-ontvankelijkheid van de consument omdat te laat geklaagd zou zijn, geoordeeld dat de consument ontvankelijk is in zijn klacht over de in 2021 doorgevoerde prijsverhogingen. Het oordeel over de ontvankelijkheid van de klacht over de pellet kachel, heeft de commissie aangehouden tot de onderhavige mondelinge behandeling.

De in 2021 doorgevoerde prijsverhogingen

2. In de voorbeslissing van 25 oktober 2021 is de commissie nog uitgegaan van een huurprijsverhoging van € 7,30 per m2 (2020) naar € 8,30 per m2 (2021). Na overlegging door de consument van de facturen over de jaren 2020 en 2021 blijkt de huurprijs in 2021 niet naar € 8,30 per m2 te zijn verhoogd maar naar € 8,00 per m2. Daarnaast zijn de riool- en zuiveringsrechten voor de standplaats verhoogd van € 46,00 per jaar (2020) naar € 79,00 per jaar en is door de ondernemer in 2021 een slagboomvergoeding geïntroduceerd van € 25,- per jaar voor het eerste geregistreerde kenteken en € 40,- voor ieder extra geregistreerd kenteken.

3. De consument is van mening dat het hier om ingrijpende wijzigingen gaat die niet tijdig zijn aangekondigd. Onder verwijzing naar de van toepassing zijnde Recron-voorwaarden voor vaste plaatsen (hierna: de Recron-voorwaarden), zouden deze wijzigingen volgens de consument pas op zijn vroegst per 1 april 2022 ingevoerd kunnen worden.

4. De ondernemer betwist dat er sprake is van een aanmerkelijke stijging van de prijs als bedoeld in artikel 4 lid 6 van de Recron-voorwaarden. Conform eerdere uitspraken van de commissie betekent een aanmerkelijke stijging een verhoging boven de 10%. Dat is hier niet het geval. Als alleen gekeken wordt naar de huurprijs is de prijs met 9,59% omhoog gegaan, aldus de ondernemer.
5. De commissie oordeelt hierover het volgende.

5.1 Artikel 4 (Prijs en Prijswijziging) van de Recron-voorwaarden luidt -voor zover thans van belang- als volgt:
“1. Het jaargeld is overeengekomen op basis van de bij het sluiten van de overeenkomst door de ondernemer vastgestelde tarieven. De ondernemer dient aan te geven welke bedragen hij naast het jaargeld in rekening brengt.
2. De ondernemer heeft het recht, ook na vaststelling van de tarieven en/of het jaargeld, kosten ontstaan door een lastenverzwaring aan de zijde van de ondernemer als gevolg van een verhoging van lasten en heffingen die direct op de plaats, het kampeermiddel of de recreant betrekking hebben, aan de recreant door te berekenen.
(…)
5. De ondernemer maakt drie maanden voor het einde van het overeenkomstjaar aan de recreant schriftelijk of elektronisch bekend wat het jaargeld voor het komende overeenkomstjaar is.
6. De ondernemer heeft het recht eenmaal per overeenkomstjaar het jaargeld te verhogen.
De ondernemer kan de prijs slechts aanmerkelijk verhogen indien hij dit ten minste achttien maanden voor de ingangsdatum globaal gemotiveerd aan de recreant heeft meegedeeld.”

5.2 Aan de hand van de door de consument overgelegde facturen over 2020 en 2021 staat vast dat het jaargeld voor zijn standplaats in 2021 concreet is verhoogd van € 1.314,00 (in 2020, gebaseerd op € 7,30 per m2) naar € 1.440,00 (gebaseerd op € 8,00 per m2). Dit is een prijsverhoging van 9,59%. Volgens de vaste lijn van de commissie in eerdere uitspraken is van een aanmerkelijke verhoging als bedoeld in artikel 4 lid 6 van de Recron-voorwaarden sprake indien de verhoging meer dan 10% van het jaargeld bedraagt. Vast staat dat hiervan in dit geval geen sprake is. De klacht is dan ook ongegrond. Zoals de commissie tijdens de mondelinge behandeling al heeft opgemerkt, valt de verhoging van de riool- en zuiveringsrechten onder artikel 4 lid 2 van de Recron-voorwaarden en dus niet onder het jaargeld. Ook de in 2021 door de ondernemer geïntroduceerde slagboomvergoeding, die -zo heeft de commissie begrepen- een voor de consument oudere kostenpost van inrijkaartjes vervangt, valt buiten het jaargeld.

De pellet kachel

6. De consument maakt bezwaar tegen het verbod op pellet kachels dat de ondernemer voor het eerst bekend heeft gemaakt in zijn nieuwsbrief van 24 december 2019 en waarvan de datum van inwerkingtreding op 1 april 2021 is bepaald. De consument is van mening dat het invoeren van het verbod, althans het handhaven daarvan in zijn specifieke situatie, in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. In de tweede helft van 2018 is de consument met de ondernemer in gesprek gegaan over het vervangen van zijn stacaravan. Begin 2019 zijn de bouwtekeningen aan de ondernemer overgelegd en werd door de consument een pellet kachel als (enige) warmtebron voorgesteld.
Daar is de ondernemer mee akkoord gegaan en de caravan is in de zomer van 2019 geplaatst.
Het verbaasde de consument dan ook dat hij enkele maanden later de nieuwsbrief ontving met het verbod op pellet kachels per 1 april 2021. De ondernemer verdedigt de beleidswijziging met een beroep op brandveiligheid. Hij had de consument echter eerder op de brandveiligheid van de pellet kachel moeten wijzen en hen moeten waarschuwen voor mogelijke beleidswijzigingen in de toekomst.
De ondernemer heeft voorgesteld de kwestie op te lossen door het verbod met 5 jaar uit te stellen tot 1 april 2026. Deze oplossing is voor de consument echter ontoereikend, nu hij nog steeds voortijdig met vervangingskosten wordt geconfronteerd voor een kachel met een levensduur van ongeveer 15 jaar. De consument wenst daarom primair toestemming te verkrijgen de pellet kachel te blijven gebruiken en, eventueel in de toekomst, in huidige toestand te verkopen. Subsidiair wenst de consument, in aanvulling op de door de ondernemer voorgestelde oplossing, een tegemoetkoming te ontvangen van de ondernemer van € 2.756,00 (inclusief BTW) in de verwijderingskosten van de pellet kachel.

7. De ondernemer is van mening dat de consument niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat hij te laat geklaagd heeft. Nadat de informatiebrief in december 2019 was verzonden, heeft de consument in januari 2020 direct bezwaar gemaakt en is hij in overleg getreden met de ondernemer. Dat overleg heeft geresulteerd in een vergelijk, waarmee de consument heeft ingestemd, te weten het gebruik van de pellet kachel tot 1 april 2026. Conform de Recron-voorwaarden dient een klacht bij de commissie te zijn ingediend binnen 12 maanden nadat de consument voor het eerst heeft geklaagd (artikel 19 lid 3 van de Recron-voorwaarden). De consument heeft voor het eerst geklaagd op 7 januari 2020. Het geschil had dus uiterlijk op 7 januari 2021 moeten zijn ingediend. De formele klacht is pas op 28 april 2021 bij de commissie ingediend. Dat is simpelweg te laat, aldus de ondernemer.

Inhoudelijk heeft de ondernemer nog het volgende opgemerkt. Op het moment dat hij de consument toestemming gaf om het nieuwe chalet, inclusief de pellet kachel, te plaatsen was hij nog niet van plan om pellet kachels per 1 april 2021 te verbieden op de camping. De ondernemer besluit pas na het seizoen welke maatregelen er nodig zijn of welke aanpassingen moeten gebeuren. Omdat het verbod op pellet kachels een ingrijpende maatregel is, is dit, conform artikel 5 lid 2 van de Recron-voorwaarden, tijdig en ruim voor de ingangsdatum aangekondigd. De ondernemer begrijpt dat het verbod voor de consument heel vervelend is, mede gelet op het feit dat de pellet kachel pas net geplaatst was en heeft daarom voor de consument als enige op de camping een uitzondering gemaakt door toe te staan dat diens pellet kachel nog 5 jaar mag blijven staan. Dit vindt de ondernemer een redelijke oplossing. De door de consument gevorderde tegemoetkoming in de verwijderingskosten van de kachel wijst de ondernemer af. Daarnaast is de door de consument overgelegde offerte ook absurd hoog. Voor bijvoorbeeld het repareren van de caravan wordt een (niet-onderbouwd) bedrag van € 2.200,00 opgevoerd, terwijl de ondernemer inschat dat dit hooguit circa € 200,00 zou moeten kosten.

8. De commissie oordeelt hierover het volgende.

8.1 Allereerst is de commissie van oordeel dat de consument ontvankelijk is in zijn klacht.

Anders dan de ondernemer heeft aangevoerd, vindt de commissie dat de e-mail van de consument van 7 januari 2020 aan de ondernemer (nog) niet als een klacht in de zin van artikel 19 lid 3 van de Recron-voorwaarden kan worden beschouwd. In deze e-mail reageert de consument op de informatiebrief van de ondernemer van 24 december 2019, waarin het verbod op pellet kachels per 1 april 2021 wordt aangekondigd en stelt hij een aantal vragen aan de ondernemer. De e-mail eindigt met de volgende zin: “Nogmaals willen wij jullie verzoeken om schriftelijk kenbaar te maken, wat de eventuele gevolgen kunnen zijn met betrekking tot de reglementen chalets en stacaravan 2020 en met name de datum van 1 april 2021.”

Vast staat dat de ondernemer na de ontvangst van deze e-mail gedurende het jaar 2020 enkele malen (in januari, maart en november) tevergeefs geprobeerd heeft om een afspraak te maken met de consument om over de kwestie te praten. Uiteindelijk, zo is tijdens de mondelinge behandeling gebleken, heeft
mevrouw R. Spans op 22 februari 2021 de consument telefonisch weten te bereiken en heeft zij in dat gesprek aangegeven dat de pellet kachel van de consument tot april 2026 mocht blijven staan. Daarmee was het geschil volgens de ondernemer opgelost. Dat nu is een onjuiste veronderstelling van de ondernemer geweest, want onder de stukken bevindt zich een e-mail van de toenmalige gemachtigde van de consument van 24 februari 2021. Uit deze e-mail blijkt duidelijk dat de door de ondernemer voorgestelde oplossing van het geschil niet door de consument werd geaccepteerd. In de e-mail is immers vermeld: “Cliënten achten dit geen passende oplossing voor het probleem, namelijk dat u hen op (voor u in 2019 al voorzienbare) verwijderingskosten jaagt. De enige passende oplossing wat cliënten betreft, in aanvulling op de verlengde termijn, is een financiële compensatie. Cliënten gaan hier graag verder met u over in gesprek.” De commissie beschouwt deze e-mail van 24 februari 2021 wel als klacht in de zin van artikel 19 lid 3 van de Recron-voorwaarden. De gemachtigde van de ondernemer heeft bij e-mail van 29 maart 2021 de verzochte financiële tegemoetkoming van de hand gewezen, waarna de consument zich op 28 april 2021 tot de commissie heeft gewend. Dat is ruim binnen de termijn van 12 maanden na 24 februari 2021.

8.2 Inhoudelijk is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is. Dit wordt als volgt gemotiveerd.

De consument is van mening dat het invoeren van het verbod, althans het handhaven daarvan in zijn specifieke situatie, in strijd is met de redelijkheid en billijkheid. Dat standpunt deelt de commissie niet. De ondernemer heeft toegelicht dat hij het verbod op pellet kachels op de camping heeft ingevoerd met het oog op de brandveiligheid. De commissie vindt dit een legitiem belang en invoering en handhaving van het verbod is op zichzelf dan ook niet onredelijk. Bovendien behoort het tot de ondernemersvrijheid om wijzigingen in de bedrijfsvoering te kunnen aanbrengen. Als het daarbij, zoals in dit geval, gaat om ingrijpende wijzigingen moet de ondernemer die wijzigingen op grond van artikel 5 lid 2 van de Recron-voorwaarden tijdig aankondigen. Dat heeft de ondernemer in zijn nieuwsbrief van 24 december 2019 gedaan. Daarnaast kunnen er in het geval van een individuele recreant bijzondere omstandigheden zijn die met zich meebrengen dat een ondernemer gehouden is zorg te dragen voor een passende oplossing, voordat de ondernemer de door hem gewenste wijziging ook jegens die recreant kan laten gelden. Deze verplichting vloeit voort uit de eisen van redelijkheid en billijkheid die met zich brengen dat partijen bij een overeenkomst rekening moeten houden met elkaars gerechtvaardigde belangen. In dit geval vindt de commissie dergelijke bijzondere omstandigheden aanwezig. De consument had de pellet kachel, na verkregen toestemming van de ondernemer, immers pas in de zomer van 2019 geplaatst en hoefde er naar het oordeel van de commissie dan ook niet rekening mee te houden dat hij aan het einde van het jaar van diezelfde ondernemer te horen zou krijgen dat de kachel per 1 april 2021 weer verwijderd zou moeten worden. De in dit geval door de ondernemer aangeboden oplossing, die eruit bestaat dat voor de consument een naar het oordeel van de commissie ruime overgangsmaatregel wordt getroffen van 5 jaar op grond waarvan de pellet kachel tot 1 april 2026 mag blijven staan, acht de commissie passend en toereikend. Tot méér (de door de consument verzochte financiële compensatie) is de ondernemer dus niet gehouden. Bij haar oordeel dat de door de ondernemer voor de consument getroffen overgangsmaatregel passend en toereikend is, gaat de commissie er overigens wel vanuit dat die termijn van 5 jaar (dus tot 1 april 2026) óók geldt bij een eventuele tussentijdse verkoop door de consument van zijn stacaravan met behoud van standplaats.

Het feit dat, zoals tijdens de mondelinge behandeling is gebleken, de grote eigen pellet kachel van de ondernemer, die zorgt voor de verwarming van diens bedrijf, buiten het verbod is gebleven, leidt de commissie niet tot een andere beslissing. De ondernemer heeft nu eenmaal een grote beleidsvrijheid hoe hij zijn bedrijf wenst te voeren en de commissie gaat daarbij niet op de stoel van de ondernemer zitten, ook al zijn andere keuzes mogelijk.

Conclusie

9. De conclusie van het bovenstaande is dat de klachten van de consument ongegrond zullen worden verklaard.

Beslissing
De commissie verklaart de klachten van de consument ongegrond.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie, bestaande uit de heer mr. J.L. Sierkstra, voorzitter, mevrouw J. Hagedoorn en mevrouw drs. P.C. Hoogeveen-De Klerk, leden, op 13 december 2021.