Factuur voor reparatie aan auto

De Geschillencommissie




Commissie: Voertuigverhuur    Categorie: Factuur    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: gegrond   Referentiecode: 169299/184297

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over?

De consument klaagt over een bedrag dat de ondernemer in rekening heeft gebracht voor schade aan de gehuurde auto. Volgens de consument is er mondeling een andere afspraak gemaakt, waaruit zou blijken dat de borg minder hoog is. Daarnaast klaagt de consument over de gang van zaken. Volgens de consument is er geen huurovereenkomst getekend en wordt de factuur pas verstrekt nadat de auto weer in het bezit van de ondernemer is. De ondernemer heeft geen verweer gevoerd. De commissie rekent aan de hand van de factuur uit welk bedrag de consument verschuldigd zou zijn voor de reparatie en hoe dit verrekend moet worden met de betaalde borg. Het depotbedrag wordt tussen partijen verrekend. De klacht is gegrond.

De uitspraak

Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 25 maart 2022 tussen partijen tot stand gekomen autohuurovereenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het in huur ter beschikking stellen van een auto.

De overeenkomst is uitgevoerd op of omstreeks die datum.

De consument heeft een bedrag van € 520,71 (de afrekeningsfactuur van 28 maart 2022) niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.

De consument heeft op 28 maart 2022 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

Heb auto gehuurd bij de ondernemer, schade opgelopen en vervolgens wil de ondernemer dat ik
€ 520,– ga bijbetalen want volgens hen heb ik niet mondeling afgesproken om de borg te verlagen naar € 250,– per gebeurtenis, terwijl dat mondeling wel is gedaan.

Het is gemakkelijk voor hen om te zeggen dat het niet afgesproken is, want zij geven de factuur en huurovereenkomst achteraf, als alles goed gegaan is met de auto bij het terugbrengen. Zoals vermeld is het niet de eerste keer dat ik een auto bij de ondernemer huur. Ik heb telefonisch geklaagd bij de ondernemer.

Bij de ondernemer heb je twee keuzes: je kan € 600,– borg betalen per gebeurtenis of je kan je borg verlagen naar € 250,– per gebeurtenis. Ik heb dus gekozen om het te verlagen naar € 250,– per gebeurtenis zoals ik altijd doe. De ondernemer ging daarmee akkoord en nam ook € 250,– van mij in plaats van € 600,– omdat ik heb gezegd om de borg te verlagen naar 250 euro. Wanneer je de auto terugbrengt, wordt er gecontroleerd of alles goed is en dan verrekenen zij de gehuurde dagen met het borggeld en het restant krijg je dan terug. Je krijgt helemaal geen factuur vooraf maar pas achteraf dus het is makkelijk dan om te zeggen dat er geen mondelingen afspraken waren om de borg te verlagen. Ik heb ook geen huurovereenkomst getekend.

De ondernemer stuurt continu berichten dat hij de vordering naar de incasso heeft gestuurd.

De consument verlangt te beslissen dat hij het in depot gestorte bedrag niet is verschuldigd te betalen aan de ondernemer.

Standpunt van de ondernemer
De ondernemer heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid zijn standpunt aan de commissie kenbaar te maken.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

Door de consument is gesteld dat tussen partijen de lage borgsom van € 250,– is afgesproken. Deze voorstelling van zaken is tegenover de commissie dus niet weersproken, zodat de commissie van de juistheid van die stellingname van de consument heeft uit te gaan.

Het door de consument gevorderde komt de commissie niet onrechtmatig of ongegrond voor. In het dossier bevindt zich ook geen informatie waaruit zou kunnen worden afgeleid dat door partijen is afgesproken dat een hogere borgsom is verschuldigd. Het omgekeerde is juist het geval want uit de factuur van 28 maart 2022 blijkt dat door de consument een vooruitbetaling is gedaan van
€ 250,– en niet van een hoger bedrag.

De slotsom luidt dan ook dat er geen grondslag is voor de door de ondernemer gestelde vordering, voor zover die is gebaseerd op de stelling dat partijen een hogere borgsom zijn overeengekomen dan € 250,–.

Herrekening van de factuur van 28 maart 2022 levert dan op dat de consument aan de ondernemer is verschuldigd te betalen € 45,45 (huur 1 weekend) + € 54,31 (kilometers) + € 250,– (schade eigen risico) = € 349,76 + 21% BTW = € 423,21 minus de vooruitbetaling van € 250,– levert op € 173,21.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.

De ondernemer is daarom op basis van het reglement van de commissie gehouden om het klachtengeld te voldoen aan de consument en om de bijdrage in de behandelingskosten te voldoen aan het secretariaat van de commissie, welke bijdrage de ondernemer separaat bij factuur in rekening wordt gebracht.

Daarom wordt als volgt beslist.

Beslissing
Verstaat dat de consument ter zake voormelde huurovereenkomst € 173,21 pro resto is verschuldigd te betalen aan de ondernemer.

De ondernemer dient overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 77,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie de bijdrage in de behandelingskosten van het geschil verschuldigd.

Met in achtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag van € 520,71 als volgt verrekend:
– aan de ondernemer wordt overgemaakt (€ 173,21 minus € 77,50 =) € 95,71;
– aan de consument wordt overgemaakt het restant (€ 520,71 minus € 95,71 =) ad € 425,–.

Wijst af wat meer of anders is verzocht.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Voertuigen, bestaande uit mr. M.L.J. Koopmans, voorzitter, de heer A.M. Velberg en mr. C.R.J.M. den Hartog-Kaaij, leden, op 5 december 2022.