Feitelijke gedragingen van de consument; stilzwijgende leveringsovereenkomst tussen partijen staat vast

  • Home >>
  • Water >>
De Geschillencommissie




Commissie: Water    Categorie: Overeenkomst    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 57599

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil   Het geschil betreft de (kwartaal-)voorschotnota’s ter zake de levering van water en het feit dat de consument die voorschotten maandelijks aan de ondernemer wenst te betalen.   De consument heeft de klacht begin maart 2011 schriftelijk voorgelegd aan de ondernemer.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   Sinds enige tijd ontvang ik een voorschotnota van de ondernemer voor een termijn van drie maanden. Die nota moet vooruit betaald worden. Ik betaal echter middels een automatische betaling maandelijks 1/3 van het (kwartaal-)notabedrag. Volgens de ondernemer is dat niet toegestaan. Ik meen dat sprake is van rechtsongelijkheid. Ik wens dat ik maandelijks middels automatische betaling het voorschot kan betalen. Volgens mij is er ook geen enkel leveringscontract door mij ondertekend. Er is sprake van discriminatie door een monopolist, omdat de ondernemer geen concurrentie heeft. Ook is mij verteld dat ik wel per maand zou mogen betalen evenwel onder de voorwaarde dat de betaling dan zou gaan via een automatische incasso ten behoeve van de ondernemer.   Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   Er ligt geen schriftelijk contract ten grondslag aan de levering van water door de ondernemer aan mij. Een schriftelijk contract heb ik dus niet. Aanvankelijk was het wel mogelijk om maandelijks het voorschot aan de ondernemer te voldoen. Dat is plotsklaps door de ondernemer gewijzigd in kwartaal- voorschotnota’s. Verder heb ik in mei 2011 nog een bedrag van € 15,–aan de ondernemer betaald ter zake incassokosten, omdat ik niet voldeed aan de door de ondernemer voorgeschreven wijze van betalen. Dat bedrag heb ik op 16 mei 2011 betaald. Vanzelfsprekend is het mogelijk dat ik per kwartaal zou betalen, dat gebeurde voorheen ook door mijn echtgenote toen zij nog de administratie voerde. Ik betaal echter mijn rekeningen maandelijks, dat vind ik makkelijker en dat wil ik ook bij de ondernemer.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   In het algemeen wordt eenmaal per jaar de omvang van het drinkwaterverbruik bepaald en een afrekening opgesteld, zie artikel 10 van de algemene voorwaarden. De term voorschot refereert dan ook aan de jaarlijkse periodeafrekening, niet aan het verbruikte drinkwater. Het in rekening brengen van voorschotten voorkomt dat het totale verbruik in eenmaal moet worden betaald als de omvang is vastgesteld. Artikel 15 lid 2 van de algemene voorwaarden van de ondernemer bepaalt dat het in rekening brengen van voorschotten voor het verbruik van drinkwater mogelijk is. De algemene voorwaarden zijn ook in overeenstemming met de consumentenorganisaties, landelijk vastgesteld en gelden voor alle waterbedrijven in Nederland. Vanaf augustus 2008 is de ondernemer zelf zijn facturatie gaan doen. In augustus/september 2008 heeft de ondernemer al zijn klanten een brief gestuurd waarin hij de klanten informeerde over een verandering van de betaaltermijnen. De keuze van de ondernemer voor de overstap van maandnota’s naar kwartaalnota’s is gericht op de afname van haar administratieve lasten. In de branche van waterbedrijven is het in rekening brengen van kwartaalnota’s ook gebruikelijk. Verbruikers waarvoor de betalingsspreiding van vier termijnen (kwartaalnota’s) onvoldoende is, hebben het alternatief om in tien termijnen te betalen middels automatische incasso. Op basis van de algemene voorwaarden is de ondernemer ook bevoegd de wijze van betaling vast te stellen, artikel 15 lid 2 bepaalt dat de ondernemer in redelijkheid, de grootte van de voorschotten, de periode waarop zij betrekking hebben, de tijdstippen waarop zij in rekening worden gebracht en het tijdstip waarop de afrekening plaatsvindt, te bepalen. De verbruiker hoeft daarvoor niet zijn akkoord te geven. Een schriftelijke overeenkomst met de consument is niet aanwezig. Dat betekent echter niet dat er geen leveringsovereenkomst met de consument tot stand is gekomen.   Artikel 6 lid 3 van de algemene voorwaarden bepaalt dat de overeenkomst tot levering ingaat op de dag waarop de verbruiker voor het eerst drinkwater van het bedrijf betrekt en/of de beschikking heeft over een aansluiting en dat het bedrijf kan verlangen dat de overeenkomst schriftelijk wordt aangegaan. De consument betrekt op het leveringsadres sedert 30 mei 2008 drinkwater van de ondernemer. Daarnaast mocht de ondernemer uit het betalen van de voor de levering van drinkwater door de ondernemer verstuurde facturen door de consument afleiden dat de consument het bestaan van een leveringsovereenkomst wenst. De ondernemer verzoekt dan ook de klacht van de consument ongegrond te verklaren.   Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   De ondernemer heeft geen schriftelijk contract met de consument kunnen traceren. De ondernemer is aangewezen als waterleverancier voor [naam provincie en naam provincie]. De consument kan dan ook alleen water betrekken van de ondernemer, die dus (in dat gebied) als monopolist heeft te gelden. Er zijn bij de ondernemer uitspraken bekend waaruit volgt dat ook zonder het bestaan van een schriftelijke leveringsovereenkomst de algemene voorwaarden van toepassing zouden zijn. De ondernemer erkent dat het lastig is om te bewijzen dat de algemene voorwaarden daadwerkelijk met de consument zijn overeengekomen en dat die van toepassing zijn verklaard. De ondernemer biedt twee betalingswijzen aan, ofwel per kwartaal ofwel in tien termijnen middels automatische incasso. Dat acht de ondernemer ook redelijk. Indien en voor zover de consument inderdaad € 15,– incassokosten heeft betaald op het moment dat dit geschil door hem bij de commissie al aanhangig was gemaakt dan zal de ondernemer die incassokosten crediteren en terugbetalen aan de consument.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Nu geen van partijen de beschikking heeft over een schriftelijk leveringscontract zal de commissie eerst – ambtshalve – bezien of sprake is van een stilzwijgende leveringsovereenkomst tussen partijen. Immers, de commissie is op basis van haar reglement slechts bevoegd tot de beslechting van een geschil voor zover dat betrekking heeft – zoals in deze zaak – op de totstandkoming of de uitvoering van een overeenkomst met betrekking tot de levering van drinkwater. Op basis van hetgeen partijen hebben gesteld is de commissie van oordeel dat wel sprake is van een stilzwijgende leverings-overeenkomst tussen partijen. Immers, door de feitelijke gedragingen van de consument is dat het geval. De consument heeft water betrokken en gebruikt van de ondernemer, was en is bewoonster van het leveringsadres en betaalde en betaalt nog steeds voor het geleverde water. Aldus is sprake van een leveringscontract tussen partijen. Desalniettemin kan uit het enkele bestaan van een leveringsovereenkomst niet worden geconcludeerd dat daarmee ook de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van de ondernemer zijn overeengekomen. Immers, niet is gebleken dat de consument deze op enig moment heeft aanvaard. De kern van het geschil is of de consument van de ondernemer kan verlangen dat hij maandelijks het voorschot zal blijven betalen in plaats van de door de ondernemer aangeboden wijze van betaling middels (kwartaal-)voorschotnota’s dan wel per tien termijnen via automatische incasso. De commissie beslist volgens haar reglement naar redelijkheid en billijkheid (en uiteraard met inachtneming van de toepasselijke regelgeving, overeenkomsten dan wel voorwaarden). In principe dient de consument zich te conformeren aan de door de ondernemer als zijn waterleverancier gekozen wijze van betaling. Daarbij is met name vanuit efficiency en organisatorische overwegingen een uniforme door de ondernemer te hanteren betalingswijze redelijk en geoorloofd te achten.   Het is aldus in beginsel een bedrijfsmatige keuze van de ondernemer om betaalwijzen te bepalen. Echter, van belang daarbij is dat de consument een keuze kan houden tussen verschillende betaalmogelijkheden. Ook is het voor de keuzevrijheid van de consument van belang dat de betaalwijzen duidelijk en vooraf aan de consument worden gecommuniceerd. Daarbij dient het bedrijf/de ondernemer consumenten niet te dwingen om een bepaalde betaalwijze te kiezen door middel van het stellen van onredelijke bezwarende voorwaarden. Deze uitgangspunten gelden uiteraard ook voor de ondernemer als drinkwaterbedrijf en als monopolist. In deze zaak heeft de ondernemer in ieder geval twee betaalmogelijkheden aangeboden, te weten per kwartaal of via tien termijnen (automatische incasso). Die betaalmogelijkheden zijn ook reeds ultimo 2008 door de ondernemer met zijn klanten – waaronder de consument – vooraf gecommuniceerd en wel per brief. Bovendien is zoals algemeen bekend mag worden verondersteld de wijze van betaling per kwartaal gebruikelijk in de waterbranche en bij de andere waterleveranciers in Nederland. Aldus acht de commissie de door de ondernemer gehanteerde en voorgestane (twee) betaalwijzen niet onredelijk, eens temeer omdat het daarbij gaat om relatief kleinere en acceptabele bedragen (zeker in vergelijking tot de levering van energie). Ten overvloede merkt de commissie nog op dat de consument naar zijn eigen zeggen ook de keuze heeft gehad om maandelijks via automatische incasso te betalen, hetgeen hij heeft geweigerd.   Op grond van het voorgaande is de commissie dan ook van oordeel dat de klacht van de consument ongegrond is.   De commissie gaat er ten slotte vanuit dat de ondernemer zijn toezegging ter zitting gestand zal doen en dat de € 15,– incassokosten die de consument op 16 mei 2011 heeft betaald zullen worden gecrediteerd omdat reeds toen het geschil door hem bij de Geschillencommissie aanhangig was gemaakt (en wel per begin mei 2011).   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   Het door de consument verlangde wordt afgewezen.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water, op 23 september 2011.