
Commissie: Recreatie
Categorie: Informatie
Jaartal: 2021
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
128762/130889
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De consument had bijna 20 jaar een standplaats op het park van de ondernemer. Door corona kon de consument geen gebruik maken van de voorzieningen, waarvoor de ondernemer een compensatie heeft gegeven. De consument vindt het niet eerlijk dat de vergoeding even hoog is als die van andere gasten die minder lang op het park verbleven en daardoor minder lang het gebruik van de faciliteiten moesten missen. Tevens blijkt dat er meerdere conflicten zijn ontstaan tussen de zoon van de consument en de ondernemer. De ondernemer stelt dat de consument steeds is aangeboden om (een deel van) de huurprijs te restitueren als de consument de camping zou verlaten.
De commissie is van oordeel dat beide klachten ongegrond zijn. De commissie legt uit dat de klachten ongegrond verklaard moeten worden, omdat de ondernemer de consument de keuze heeft gegeven om te annuleren of de compensatie voor lief te nemen. Ook de tweede klacht wordt ongegrond verklaard. Er is immers een foto van een verbodsbord en het parkreglement overgelegd.
De uitspraak
Onderwerp van het geschil
De consument heeft gedurende 20 jaar een standplaats gehuurd op het park van de ondernemer. Het eerste deel van het laatste seizoen (2020) heeft zij vanwege de coronamaatregelen geen gebruik kunnen maken van de voorzieningen op het park. De compensatie die de ondernemer daarvoor heeft gegeven vindt zij onvoldoende. In het laatste seizoen heeft de ondernemer haar ook bevolen om het park te verlaten, vanwege het gedrag van haar zoon. Hij heeft de zoon in augustus 2021 nog een keer weggestuurd. De consument vraagt om een schadevergoeding van € 2.500,– vanwege de verpeste vakantie.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt als volgt.
(1) De consument en haar zoon hebben 20 jaar op de camping gestaan. Zij hadden daar een seizoenplek. Vorig jaar met de onzekerheid van Corona hebben ze besloten om toch een seizoen te boeken ondanks de onzekerheid en wetende dat ze vooralsnog geen gebruik zouden kunnen maken van sanitair enzovoorts. Ze kregen een tegemoetkoming hiervoor. Uiteindelijk hebben zij drie maanden zonder sanitair moeten doen. De consument hoorde van andere seizoengasten die hebben besloten voor meer zekerheid te gaan en dus per juli zijn gekomen, dat zij dezelfde tegemoetkoming kregen. Dit heeft de consument in een mail gestuurd naar de camping, dat zij er eigenlijk wel vanuit ging dat zij en haar zoon dan ook nog een extra tegemoetkoming zouden krijgen, aangezien zij drie maanden niet hebben kunnen douchen of naar toilet hebben kunnen gaan of af hebben kunnen wassen. Maar daar wilde de ondernemer niets van horen. Dus heeft de consument teruggemaild dat dit voor haar de druppel was en zij heeft doen besluiten na 19 jaar te stoppen.
(2) Nu is zo dat na deze mail de eigenaar van de camping het op de zoon van de consument heeft voorzien en voor hem de vakantie alsook voor haar heeft verpest. De zoon van de consument had de toegestane (gedoogde) hoeveelheid wiet bij zich en zat in het “chillshok” met vrienden van hem op de camping. Hij heeft daar niet gerookt en deed dit steeds buiten de camping. Toch heeft een bewaker hem bruut verzocht om zijn tas in te zien en vond daar de benodigdheden om een joint te draaien. Hierop werd de consument door de eigenaar met haar zoon bij hem geroepen en verzocht per direct de camping te verlaten. Hier zou de consument dan een klein bedrag van het al betaalde seizoengeld terug ontvangen. Als de consument en haar zoon dit niet zouden doen en hij de zoon weer ergens op zou betrappen, zouden zij per direct moeten vertrekken zonder geld terug te ontvangen. Uiteindelijk hebben de consument en haar zoon de vakantie af mogen maken, maar er zijn nog een paar keer dingen gebeurd die de vakantie volgens de consument goed verpest hebben en veel stress opgeleverd hebben.
(3) Nu staat de consument niet meer op de camping, maar een vriend van haar zoon heeft daar met zijn ouders een chalet en de consument heeft haar zoon daar heen gebracht, omdat hij daar een paar dagen zou verblijven. Ze zaten met een aantal vrienden in een gelegenheid van de camping en toen kwam de eigenaar op de zoon van de consument af en zei: “heb jij een bord voor je kop, jij mag hier niet meer komen”. En “je hebt je moeder vorig jaar heel verdrietig gemaakt doordat jullie vanwege jou de camping af moesten”. Dit vindt de consument ongepast en onterecht. Want de consument had in de mail al aangegeven dat het haar laatste seizoen zou zijn en zij is niet van de camping gestuurd. Dit zijn dus meerdere leugens en haar zoon is in deze zeer ongepast benaderd door de eigenaar. De eigenaar heeft ook gezegd dat hij al jaren heel veel last van haar zoon heeft gehad. Echter heeft de consument hier nimmer schriftelijk een klacht van ontvangen en ook is zij hier niet op aangesproken.
Standpunt van de ondernemer
In de kern is het standpunt van de ondernemer over de klachten zoals hij die heeft begrepen als volgt.
(1) De ondernemer heeft de consument de mogelijkheid geboden om voor het seizoen 2020 de overeenkomst tussentijds op te zeggen met restitutie van een gedeelte van de huurprijs, of dat seizoen te blijven huren met een compensatie van € 150,– in vakantiemunten vanwege het niet kunnen gebruiken van het sanitair. De consument heeft voor die laatste mogelijkheid gekozen en kan daar nu niet op terugkomen.
(2) De zoon is, met vrienden, op de camping aangetroffen in het bezit van een grote hoeveelheid wiet en drank. De camping voert een zero tolerance beleid op dit gebied, wat de gasten bekend is. De ondernemer heeft de consument ook hier een keuze gelaten: direct vertrekken met restitutie van de huurprijs voor het lopende seizoen, of blijven met de verplichting om bij een volgend incident direct te vertrekken. De consument heeft gekozen voor het laatste en kan daar nu niet op terugkomen.
(3) De zoon is in 2021 met vrienden opnieuw op de camping geweest en de ondernemer heeft hem toen weggestuurd. Dit valt buiten het bereik van de huurovereenkomst met de consument.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen. Hier wordt de bij de klacht en het verweer gebruikte nummering gevolgd.
(1) Als gevolg van de lockdown konden in de eerste helft van 2020 bepaalde voorzieningen op de camping zoals het sanitair niet door de gasten worden gebruikt. De ondernemer heeft de gasten, waaronder de consument, toen de keuze geboden uit de twee mogelijkheden die hierboven zijn beschreven. Dit blijkt onder andere uit zijn e-mail van 27 maart 2020. Uit onder andere de e-mail van de consument van 2 juni 2020 blijkt dat zij voor de tweede mogelijkheid heeft gekozen. Zij heeft er op dat moment geen bezwaar tegen gemaakt dat de compensatie slechts € 150,– bedroeg. De ondernemer mocht er daarom van uitgaan dat de consument zijn aanbod onvoorwaardelijk had aanvaard en dat er volledige overeenstemming was. Zij kan daar nu niet op terugkomen. De klacht is op dit onderdeel ongegrond.
(2) Uit de stukken die de ondernemer heeft overgelegd, waaronder een foto van een waarschuwingsbord en het parkreglement, blijkt dat het bezit en gebruik van alcohol en drugs op het park ten strengste verboden is en dat daartegen wordt opgetreden. Uit de stukken, onder andere een rapport van de beveiliger, blijkt dat een gezelschap jongeren waaronder de zoon van de consument, die zaken in ruime hoeveelheid in bezit had en gebruikte op 25 juli 2020. Verder blijkt (ook uit de klacht, zie hierboven) dat de ondernemer de consument toen voor een keuze heeft gesteld, waarop de consument ervoor heeft gekozen om het seizoen 2020 af te maken maar vanaf 2021 niet meer verder van de ondernemer te huren.
Onder deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat de ondernemer de vakantie van de consument en haar zoon heeft verpest. Althans hebben zij de behandeling die zij als onaangenaam hebben ervaren, zelf veroorzaakt.
Onder deze omstandigheden kan ook niet worden volgehouden dat de ondernemer de consument tot beëindiging (of niet voortzetting) van de huurovereenkomst heeft gedwongen terwijl hij daar geen grond voor had. De consument heeft er immers zelf voor gekozen om de huurovereenkomst niet voort te zetten.
Ook op dit onderdeel is de klacht ongegrond. De ondernemer is niet aansprakelijk voor de schade die de consument stelt te hebben geleden.
(3) De commissie laat In het midden of de ondernemer de zoon van de consument in 2021 terecht van het park heeft verwijderd. Toen gold immers de huurovereenkomst niet meer en dit incident valt ook niet onder de (na)werking van de geëindigde huurovereenkomst. De zoon ontleende zijn recht om op de camping te komen niet aan de huurovereenkomst maar aan de uitnodiging van derden. De ondernemer ontleende zijn recht om hem daar te verwijderen niet aan de huurovereenkomst maar aan zijn eigenaarschap. De commissie ontleent zijn bevoegdheid om een geschil te beoordelen aan de (huur)overeenkomst waarin partijen haar die bevoegdheid hebben gegeven. Voor dit onderdeel van het geschil is de commissie niet bevoegd.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De klachtonderdelen (1) en (2) worden ongegrond verklaard.
De commissie is onbevoegd om onderdeel (3) van het geschil te beoordelen.
Het verzoek van de consument tot betaling van schadevergoeding wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie, bestaande uit de heer mr. E.P. van Unen, voorzitter, mevrouw mr. M. de Rooij – Slager, mevrouw mr. J.M. Huysman- Hartkamp, leden, op 16 december 2021.