Commissie: Makelaardij
Categorie: Kosten
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
49994
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de kwaliteit van de dienstverlening in het kader van de bemiddelingsovereenkomst tussen partijen. De consument wenst voortzetting of beëindiging zonder kosten. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. In eerste instantie heeft de ondernemer zich aan het lijntje laten houden door een gegadigde. Nu, drie jaar later, is de woning nog steeds niet verkocht. De ondernemer probeert van ons af te komen om zo toch zijn geld te krijgen terwijl wij de woning in de verkoop willen houden. Volgens de ondernemer dienen wij te zakken met de prijs maar dat willen we niet. Dat is ook geen reden om de overeenkomst dan maar te beëindigen. Nadat wij mensen in onze woning hebben gelaten heeft de ondernemer zich op het standpunt gesteld dat wij daarvoor courtage moeten betalen omdat het huur zou zijn maar het gaat niet om huur maar om tijdelijk gebruik. Bovendien heeft de ondernemer hierbij niet bemiddeld. Ter zitting heeft de consument nader verklaard dat de ondernemer van meet af aan heeft geweten dat de woning in tijdelijk gebruik aan kennissen is gegeven en dat hij toen niet gesteld heeft dat er courtage wegens verhuur betaald zou moeten worden. Standpunt van de ondernemer De ondernemer heeft geen schriftelijk verweer gevoerd en is ook niet ter zitting aanwezig geweest. Uit de door de consument overgelegd stukken blijkt – verkort weergegeven – dat de ondernemer meent dat de consument ten onrechte – ondanks de dalende marktprijzen – tegen beter weten in vast houdt aan een te hoge vraagprijs. Daarnaast is de ondernemer van mening aanspraak te hebben op courtage wegens verhuur op grond van een bepaling in de schriftelijke opdracht. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. Aan de op zichzelf staande klacht over de handelwijze van de ondernemer ten opzichte van een kandidaat-koper die zich aandiende bij het begin van de looptijd van de bemiddelingsopdracht, gaat de commissie voorbij nu de feiten zich reeds in 2007 hebben afgespeeld en zonder toelichting voor het laten verstrijken van zoveel tijd, eerst nu worden geuit. Door de overeenkomst sedertdien voort te zetten zonder van deze specifieke klacht werk te maken heeft de consument zijn recht daarover nu alsnog te klagen verwerkt. Bij brief van 31 december 2009 heeft de ondernemer de overeenkomst vervolgens opgezegd vanwege het ontstaan van een onwerkbare situatie. Vaststaat wel dat de consument ondanks adviezen van de ondernemer de vraagprijs van de woning niet wenst aan te passen doch van een onwerkbare situatie – die niet is aan te nemen op basis van enkel het niet opvolgen van een advies de vraagprijs aan te passen – is niet gebleken. In art. 11 van de tussen partijen gesloten overeenkomst is opgenomen: In geval dat niet tot verkoop wordt gekomen, is buiten de genoemde advertentiekosten, Ipix foto’s, Prom. activiteiten en kad. recherche een bedrag van € 900,– (exclusief BTW) verschuldigd. De nota hiervoor dient binnen 14 dagen te worden voldaan. Weliswaar is hier niet tot verkoop gekomen doch aan deze clausule kan redelijkerwijs niet de betekenis toegekend worden dat er ongeacht de reden voor het niet tot verkoop komen, aanspraak ontstaat op de vergoeding. Een redelijke uitleg brengt mee dat slechts dan die aanspraak ontstaat indien niet tot verkoop wordt gekomen doordat die consument de opdracht intrekt of niet de te verwachten medewerking geeft en aldus inderdaad een aan de consument te verwijten, onwerkbare situatie ontstaat. Dat is hier niet aan de orde. Het niet willen verlagen van de vraagprijs is niet als zodanig te zien, zeker niet indien, zoals hier door de consument ter zitting onweersproken is gesteld, de vraagprijs in redelijke verhouding staat tot de vraagprijs van vergelijkbare woningen in de omgeving. In elk geval kan de ondernemer zich niet een aanspraak op de betaling van de bedongen € 900,– verschaffen door zelf de overeenkomst op te zeggen zoals hij hier heeft gedaan. De in art. 6 bedongen forfaitaire vergoeding van € 900,– is daarom niet verschuldigd. De schriftelijke overeenkomst geeft de ondernemer ook geen aanspraak op courtage bij verhuur zonder bemiddeling. De overeenkomst is blijkens het opschrift gericht op bemiddeling bij verkoop. Alle bepalingen zien ook op bemiddeling. Het artikel handelt voornamelijk over de nawerking van de overeenkomst en regelt dat courtage verschuldigd is indien na opzegging alsnog door de bemiddeling van de ondernemer tot verkoop wordt overgegaan. Die situatie is hier niet aan de orde. Vervolgens bepaalt art. 12: Indien de woning wordt verhuurd, dan is courtage verschuldigd conform het daarvoor geldende tarief. Aan deze min of meer verholen zinsnede, opgenomen in een overeenkomst die overigens volledig is gericht op bemiddeling bij verkoop, kan redelijkerwijs niet de betekenis toegekend worden die de ondernemer daaraan geeft, temeer niet omdat ook de werkzaamheden steeds gericht waren op verkoop en niet op (de mogelijkheid van) verhuur. De conclusie is dat de courtagenota wegens verhuur niet verschuldigd is. De commissie stelt vast dat na 31 december 2009 de verhouding tussen partijen, ondanks de verzending van de opzeggingsbrief door de ondernemer, is voortgezet alsof geen opzegging had plaatsgevonden maar tevens zeer verslechterd is. Inmiddels is ook bij de consument het vertrouwen in een verdere vruchtbare samenwerking komen te ontvallen, zo is ter zitting gebleken. De commissie ziet daarin vast te stellen dat uitsluitend een bedrag groot (€ 1.307,81 -/- € 900,– =) € 407,81 van de nota van 31 december 2009, verschuldigd is door de consument. De commissie verklaart de klacht gegrond. Derhalve wordt volgt beslist. Beslissing De commissie bepaalt dat de consument niet meer dan € 407,81 aan de ondernemer verschuldigd is. Voorts dient de ondernemer aan de consument het door hem betaalde klachtengeld ad € 75,– te vergoeden. Aldus beslist door de Geschillencommissie Makelaardij, op 11 mei 2011.