Commissie: Installerende bedrijven
Categorie: Schadevergoeding
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
46967
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een in of omstreeks maart 2009 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren en installeren van een nieuwe CV-ketel tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 2.164,–. De levering en installatie vonden plaats op of omstreeks 12 maart 2009. De consument heeft op 8 juli 2010 de klacht voorgelegd aan de ondernemer. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. De hydropomp van de CV-ketel is binnen de garantietermijn van twee jaar defect geraakt, waardoor waterschade is ontstaan. In totaal bedroeg de schade € 2.975,–, waarvan € 1.200,– voor het vervangen van een keukenblok, € 300,– voor het herstel van een leidingkoof en behang, € 100,– voor vloerbedekking op zolder, € 875,– aan arbeidskosten en € 500,– wegens schade aan een badkamerkast. Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. De hydropomp is besteld en onder garantie vervangen. Ik ben alleen met de gevolgschade blijven zitten. Die heb ik gemeld bij mijn verzekeraar, maar die keert niet uit. Ik weet zo niet meer of dat bij mijn inboedel- of bij mijn opstalverzekeraar is geweest. De ketel hangt op zolder en het water is van de zolder naar beneden gelekt. Dat zal hoogstens één dag geduurd hebben. Als ik het moet schatten denk ik dat er wel 100 liter water weg is gestroomd. Het is een waterzijdig probleem geweest. De consument verlangt vergoeding van de geleden gevolgschade, door hem berekend op € 2.975,–. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. Het bedrijf is per 1 maart 2010 overgedragen aan [een andere ondernemer]. De klacht dient verder afgewikkeld te worden met die ondernemer. Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. Per 1 maart 2010 heeft [de nieuwe ondernemer] alle lopende verplichtingen van [de vorige] overgenomen, ook de garantieverplichtingen naar de klanten van [de vorige ondernemer]. Wij hebben ook de herstelwerkzaamheden aan de ketel uitgevoerd. Het betrof een lekkage in het inwendige van de ketel. Wat er in de ketel gebeurt komt voor onze rekening, maar voor de gevolgschade achten wij ons niet aansprakelijk. De schade is niet ontstaan als gevolg van een gebrekkige installatie, maar als gevolg van een gebrekkig onderdeel in de installatie. Dan zit de fabrikant fout, niet de installateur. Uit gemaakte foto’s leid ik af dat de lekkage er al enige tijd moet hebben gezeten. Dat volgt uit de zichtbare schimmel en uit het feit dat het op de foto zichtbare hout dikker is geworden. De ketel is langzaam volgelopen met water, dat zich vervolgens een weg naar buiten heeft gezocht. De lekkage zat intern, bij het hydroblok. Het moet een waterzijdige lekkage zijn geweest Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. De commissie stelt voorop dat zij uit de uitlatingen van de ondernemer afleidt dat hij alle rechten en verplichtingen heeft overgenomen van [de vorige ondernemer. In dat geval moet worden geoordeeld dat de ondernemer ook alle verplichtingen heeft overgenomen die voortvloeien uit de tussen [de vorige ondernemer] en de consument tot stand gekomen overeenkomst en de ondernemer dus als partij in de plaats is getreden van [de vorige ondernemer]. De consument heeft een ketel gekocht en daarbij is overeengekomen dat deze door de verkoper ook zou worden geïnstalleerd. In een koopovereenkomst ontstaan over en weer verplichtingen voor de koper en de verkoper. Tot de verplichtingen van de verkoper behoort dat deze een zaak dient te leveren die aan de overeenkomst voldoet. Dat betekent dat die zaak de eigenschappen moet hebben die voor een normaal gebruik nodig zijn. Deze regeling is terug te vinden in artikel 17 van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (7:17 BW). Tot die eigenschappen behoort naar het oordeel van de commissie onder meer de eigenschap dat een hydroblok niet binnen een termijn van twee jaar dusdanig defect kan raken dat dat een grote lekkage oplevert. Dat de consument bij het aangaan van de koop mag verwachten dat een hydroblok niet binnen twee jaar kapot gaat, volgt ook uit de omstandigheid dat op de ketel door de fabrikant twee jaar garantie wordt gegeven. Wanneer we nu moeten vaststellen dat het hydroblok toch binnen die periode defect is geraakt, dan is naar het oordeel van de commissie daarmee gegeven dat de ketel niet heeft beantwoord aan de overeenkomst (of in juristentaal: non-conform was). Wanneer een verkoper een zaak levert die niet aan de overeenkomst beantwoordt, dan schiet hij tekort in het nakomen van zijn verplichtingen op grond van de koopovereenkomst. Op grond van de artikelen 21 en 22 van boek 7 BW kan de koper dan gratis herstel of vervanging van het geleverde verlangen. Maar daar houdt de aansprakelijkheid van een leverancier niet op. Op grond van artikel 24, lid 1 van boek 7 BW bestaat daarnaast aanspraak op vergoeding van geleden schade overeenkomstig het bepaalde in boek 6 van het BW. In artikel 24, lid 2 van boek 7 BW is voor deze aansprakelijkheid een uitzondering opgenomen voor het geval de tekortkoming bestaat uit de levering van een zaak met een gebrek als bedoeld in afdeling 3 van titel 3 van dat boek (artikelen 6:185 en verder BW). Dit betreft de afdeling die ziet op de productaansprakelijkheid van producenten. Op grond van artikel 6:186 BW vertoont een product een gebrek, indien het niet de veiligheid biedt die men daarvan mag verwachten. Dat geval doet zich naar het oordeel van de commissie hier voor, omdat het optreden van een lekkage gevaar oplevert voor de veiligheid (bijvoorbeeld in de vorm van gevaar van kortsluiting). Op grond van het genoemde lid 2 van artikel 24 BW is een verkoper niet aansprakelijk voor schade, tenzij (onder meer) in het geval waarin hij de afwezigheid van het gebrek heeft toegezegd of ten hoogste tot het bedrag van de franchise van artikel 6:190, lid 1 sub b BW (thans € 500,–). Bij de stukken bevindt zich een kopie van de oorspronkelijke offerte van [de vorige ondernemer]. Deze vermeldt onder het hoofd “Werkzaamheden” onder meer dat de verkoper in het pakket mede heeft inbegrepen de “Fabrieksgarantie”. De commissie is van oordeel dat de ondernemer, nu hieromtrent in de offerte verder niets bijzonders is opgenomen, daarmee bij de consument het vertrouwen heeft gewekt dat hij instaat voor het ontbreken van gebreken, in elk geval tot zover als de fabrikant daarvoor instaat. Daarmee is in elk geval het bescherming verdienend vertrouwen gewekt bij de consument dat de ondernemer instond voor het ontbreken van dit gebrek, waarvan vast staat dat het onder garantie is hersteld. Daarmee staat vast dat het uitzonderingsgeval van artikel 7:24, lid 2 BW zich niet voordoet en de ondernemer op grond van het bepaalde in de afdelingen 9 en 10 van boek 6 BW aansprakelijk kan worden gehouden voor de opgetreden schade. Op grond van het bepaalde in artikel 74 van boek 6 BW levert iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis (dus ook het tekortkomen in de verplichting om een deugdelijke zaak te leveren) een verplichting op tot het vergoeden van de schade die daardoor ontstaat, tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend. In dit geval is door de levering van een non-conforme zaak een gevolgschade ontstaan. Door of vanwege het defecte onderdeel in de ketel is een lekkage ontstaan met waterschade als gevolg. Die waterschade is dus het direct gevolg van het feit dat de ketel een gebrek vertoonde. Het leveren van een ketel met een dergelijk gebrek, zo is hiervoor vastgesteld, leverde een tekortschieten op van de leverancier in de nakoming van zijn verplichtingen als verkoper. Daardoor is deze schadeplichtig geworden en nu zijdens de ondernemer is aangegeven dat hij in de rechten is gereden van de leverancier, betekent dat dat hij daar op kan worden aangesproken. Overigens zij nog opgemerkt dat in geval van een consumentenkoop als de onderhavige artikel 18, lid 3 van boek 7 BW bepaalt dat fouten bij de installatie van een gekochte zaak gelijkgesteld worden met het niet overeenstemmen van die zaak aan de overeenkomst. Met andere woorden: fouten bij het uitvoeren van de installatie leiden ertoe dat de geïnstalleerde zaak geacht wordt niet te voldoen aan hetgeen was overeengekomen. Ook in geval van een installatiefout kan in dat geval de verkoper aansprakelijk gehouden worden voor de gevolgen daarvan. Het voorgaande voert de commissie tot de slotsom dat de ondernemer wel aansprakelijk is voor de gevolgschade. De omstandigheid dat er wellicht een verzekering is die de schade dekt doet aan die aansprakelijkheid niet af, noch aan de schade. Het staat een partij die schade heeft geleden vrij om het verhaal daarvoor te zoeken bij een verzekeraar of bij degene die daar rechtens aansprakelijk voor is. De omstandigheid dat in het laatste geval een zaak aan de geschillencommissie kan worden voorgelegd, maar in het eerste geval een vordering tot vergoeding van schade slechts via een duurdere en ingewikkeldere procedure bij de rechter kan worden afgedwongen, is één van de omstandigheden die maken dat een consument er voor kan kiezen de schade niet bij zijn verzekeraar te claimen, maar op een ondernemer te verhalen. De omvang daarvan is door de ondernemer niet betwist. In dat geval kan het verlangde worden toegewezen. Daarom wordt beslist als na te melden. Tot slot zij de ondernemer erop gewezen dat, nu hij schadeplichtig is op grond van het bepaalde in artikel 7:24 BW, artikel 7:25 BW hem het recht biedt om voor deze schade regres te zoeken bij degene die de gebrekkige ketel aan zijn rechtsvoorganger heeft geleverd. Beslissing De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 2.975,– (zegge: tweeduizend negenhonderdvijfenzeventig euro). Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de ondernemer bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies. Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 125,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld. Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 160,–. Aldus beslist door de Geschillencommissie Installerende Bedrijven op 14 januari 2011.