Commissie: Energie
Categorie: Warmte
Jaartal: 2019
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
118882
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft vergoeding van extra stroomkosten in verband met een gesteld gebrek aan de compressor van de warmtepomp.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
De consument vordert van de ondernemer compensatie voor het feit dat hij vanaf december 2016 als gevolg van een defect aan de compressor de warmtepomp van de ondernemer heeft moeten laten draaien op elektriciteit. Hij verwijst daarbij naar een mail van de ondernemer van 24 januari 2017, waarin het probleem is erkend en compensatie wordt toegezegd.
De consument berekent in zijn klachtformulier zijn extra stroomkosten op € 1.300,-, te weten het verschil tussen zijn elektriciteitsrekening over 2017 van € 2.300,- en de gebruikelijke rekening van de ondernemer voor bodemenergie over 2017 van € 1.000,-. Omdat de ondernemer over het eerste half jaar van 2017 al € 564,93 heeft vergoed is de ondernemer nog een bedrag van € 737,- verschuldigd over 2017. Ter zitting heeft de consument op basis van een nadere berekening gesteld dat de ondernemer nog € 850,- zou dienen te betalen, doch hij neemt genoegen met genoemd bedrag van € 737,-.
Verder vordert de consument vervolgschade over de periode vanaf 1 januari 2018, per welke datum de exploitatie is overgenomen door [naam derde], tot vervanging van de warmtepomp door de nieuwe exploitant in juli 2018. Omdat hij de definitieve afrekening van de nieuwe exploitant nog niet heeft, kan hij de gevolgschade nog niet noemen.
De consument erkent dat, mede gelet op het vonnis van de Kantonrechter van 7 september 2017, de vervanging van de warmtepomp zelf geen thema meer is. Hij stelt wel dat met dit vonnis zijn klacht met betrekking tot de weigering van afdoende compensatie wegens de defecte compressor niet van de baan is. Hij betwist dat uit het in opdracht van de ondernemer naar aanleiding van dat vonnis door [naam bureau] uitgevoerde geluidsonderzoek d.d. 6 december 2017 zou volgen dat de compressor niet defect was. De daaropvolgende weigering van de ondernemer om verdere compensatie te geven vindt de consument stuitend. De consument laakt de wijze waarop de ondernemer met hem is omgegaan en vindt dat hij het slachtoffer is geworden van een ruzie tussen de ondernemer en de [naam gemeente]
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
De ondernemer stelt dat alleen nog de aanspraak op compensatie in verband met de compressor in geding is.
Omdat het hier gaat om geluidsklachten aan de compressor is in navolging van het vonnis van de kantonrechter en in overleg met de rechtsbijstandsverzekeraar van de consument aan onderzoeksbureau Peutz opdracht gegeven om een geluidsonderzoek te doen. Op grond van het rapport van [naam bureau] van 6 december 2017 kan worden geconcludeerd dat het vastgestelde geluidsniveau van 30 dB(A) voldoet aan de normen van het bouwbesluit. De eerder uitbetaalde compensatie over de periode van 1 januari 2017 tot 18 juli 2017 is onterecht geweest. Het volledige elektriciteitsverbruik had voor rekening van de consument moeten blijven. De reeds uitbetaalde bedragen worden echter niet teruggevorderd, doch er wordt geen aanvullende compensatie betaald over de periode daarna.
Daarna heeft de consument de directeur van de ondernemer benaderd. De directeur heeft bij mail van 5 april 2018 uitgelegd dat op basis van de uitgangspunten en tarieven die ten grondslag hebben gelegen aan de vergoeding over het eerste half jaar de vergoeding over het tweede half jaar € 351,14 zou hebben bedragen. De directeur heeft verder aangeboden om bij wijze van minnelijke tegemoetkoming eenmalig een bedrag van € 175,- tegen finale kwijting te betalen en het dossier te sluiten. De consument heeft in eerste instantie aangegeven dat, als de gehanteerde omrekenfactor van 27,77 correct is hij niet meer over de details wil communiceren en dat hij het voorstel accepteert. Uiteindelijk heeft de consument het voorstel toch niet geaccepteerd.
Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van de ondernemer de berekening van de compensatie met verwijzing naar de tarievenregelingen uitgelegd.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Allereerst stelt de commissie vast dat het geschil niet gaat over de warmtepomp maar uitsluitend betrekking heeft op de aanspraak op en hoogte van compensatie als gevolg van het feit dat de compressor is uitgeschakeld en heeft moeten draaien op elektriciteit.
Daarover overweegt de commissie het volgende.
Uit het vonnis van de Kantonrechter blijkt dat de ondernemer gehouden is tot herstel en zonodig vervangen van de compressor, indien wordt vastgesteld dat die compressor gebreken vertoont.
In de door de consument genoemde email van de ondernemer van 24 januari 2017 wordt het volgende aangegeven:
´Indien nodig en dit is ook het geval in uw situatie zetten wij de warmtepomp op elektrisch. De functionaliteit van de warmtepomp, wanneer deze op elektrisch staat, veranderd niet. Wellicht ten overvloede, het elektra verbruik van de warmtepomp wordt door ons met u verrekend, waarmee u geen nadeel heeft aan deze oplossing”.
Uit deze mail mocht de consument afleiden dat het nodig was om de warmtepomp op elektrische voeding te zetten en dat het extra verbruik van elektriciteit zal worden verrekend. Ook blijkens het vonnis van de Kantonrechter heeft de ondernemer in die procedure aangegeven dat de compressor niet meer functioneert omdat de warmtepomp op stroom is gezet en dat de consument voldoende wordt gecompenseerd, alsmede dat eventuele verschillen bij de afrekening zullen worden betrokken.
De consument mocht er derhalve op basis van deze mededelingen van de ondernemer van uit gaan dat het nodig was de compressor uit te schakelen en de warmtepomp op stroom te zetten en dat hij aanspraak had op compensatie in verband met het elektriciteitsverbruik.
Dat vervolgens naar aanleiding van de vaststelling door de Kantonrechter dat gebreken aan de compressor objectief moeten worden vastgesteld een onderzoek door bureau Peutz is ingesteld en dat uit het rapport zou blijken dat de geluidsemissie zou voldoen aan het Bouwbesluit, kan naar het oordeel van de commissie niet tot een andere uitkomst leiden.
Nog daargelaten dat dit rapport dateert van 6 december 2017 en de ondernemer dit rapport niet in het geding heeft gebracht, blijft overeind dat de consument er op basis van meergenoemde mededelingen van de ondernemer op mocht vertrouwen dat hij aanspraak op compensatie had en heeft.
De commissie stelt vast dat de consument de hoogte van de reeds over de periode van 1 januari 2017 tot 18 juli 2017 betaalde compensatie van € 564,93 niet gemotiveerd heeft betwist. De ondernemer heeft de wijze van berekening van dat bedrag ter zitting genoegzaam toegelicht en ook afdoende onderbouwd dat op basis van die berekeningsgrondslag de vergoeding over de periode van 18 juli 2017 tot 1 januari 2018 € 351,14 zou bedragen. Dit volgt ook uit de begrijpelijke berekening van de directeur van de ondernemer in zijn mail van 5 april 2018. De commissie volgt de consument niet in zijn redenering en berekening dat nog een bedrag van € 737,- verschuldigd zou zijn.
Ten aanzien van de vervolgschade vanaf 1 januari 2018 merkt de commissie op dat de consument zich (eerst) zal moeten richten tot de rechtsopvolger van de ondernemer, die immers de exploitatie vanaf die datum heeft overgenomen.
Mitsdien wordt beslist als volgt.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht van de consument gegrond en bepaalt dat de ondernemer aan de consument nog een bedrag van € 351,14 dient te vergoeden.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 52,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld.
De ondernemer is overeenkomstig het reglement van de commissie een bijdrage in de behandelings-kosten verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie, bestaande uit
mr R.H. Smits, voorzitter, mevrouw mr J.M. Hoekstra en de heer E.J.C. van Lier, leden, op
7 februari 2019.