Commissie: Voertuigen
Categorie: Zorgvuldigheid consument
Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
VOE03-0434
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 28 juni 2002 tussen partijen totstandgekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het, krachtens een gegeven garantie, leveren en plaatsen van een ruilversnellingsbak in een in 2001 aangeschafte nieuwe Ford Ka.
De levering en de overeengekomen werkzaamheden vonden plaats op of omstreeks 23 juli 2002.
De consument heeft in mei/juni 2003 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
In juli 2002 is bij een kilometerstand van 24 835 de versnellingsbak in mijn op 9 februari 2001 aangeschafte auto vervangen door een ruilversnellingsbak.
In mei 2003 was de versnellingsbak wederom defect bij een kilometerstand van 35 359. Dit was dus tien maanden en nog geen 11 000 kilometer later. Ik heb deze, ter reparatie onder garantie, naar de ondernemer gebracht. Toen ik de auto ophaalde, bleek dat ik een groot deel van de reparatiekosten, 30% oftewel € 200,60, moest bijbetalen, anders kreeg ik de auto niet mee. Dat was mij niet van tevoren gezegd. Ik heb onder protest betaald.
Ik vind dat dit onderdeel niet zo snel weer kapot had mogen gaan. De garage mag mij niet achteraf een bedrag in rekening gaan brengen.
Anders dan de ondernemer suggereert heb ik niet met de hand op de versnellingspook gereden.
Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Er is niet vooraf gezegd dat de reparatie iets zou gaan kosten.
De klacht die werd geuit voordat de eerste keer de bak werd geruild bestond hierin, dat er een licht gierend geluid werd waargenomen. Van klachten bij de synchromesh tussen de 3e en 4e versnelling was toen nog geen sprake.
De consument verlangt terugbetaling van € 200,60 vermeerderd met de wettelijke rente.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
In eerste instantie was er niet een direct aanwijsbare oorzaak voor het andermaal ontstaan van dit euvel.
Na demontage bleek, dat de schakelvork, synchromesh tussen de 3e en 4e versnellingstandwielen waren ingesleten, vermoedelijk door een druk van buitenaf. Indien tijdens het rijden de hand op de versnellingspook rust wordt deze pook tegen een lichte veerdruk in, ingedrukt waardoor de schakelvork tegen de draaiende as met synchromesh en tandwielen gedrukt wordt. Hierdoor ontstaat overmatige slijtage zoals waarneembaar op de vervangen onderdelen. Een andere oorzaak voor deze slijtage is niet mogelijk c.q. waargenomen (letterlijke weergave standpunt ondernemer)
Tijdens de reparatie is de consument onmiddellijk in kennis gesteld van het defect en de daarmee gemoeid gaande kosten van € 725,– inclusief BTW. Gezegd werd dat een bijdrage aan de importeur zou worden gevraagd. Deze liet weten dat 70% voor coulance geclaimd kon worden, gelet op de leeftijd en kilometerstand van de auto, het onjuiste gebruik, het feit dat al eerder een nieuwe versnellingsbak geheel werd vergoed, en het gegeven dat dergelijke reparaties bij dit autotype in het algemeen niet voorkomen.
In eerste instantie ging de klant telefonisch akkoord met reparatie, waarna de bak werd gerepareerd. Toen hij de auto ophaalde maakte hij alsnog bezwaar. Wij hebben toen gebruik gemaakt van ons retentierecht.
Na onze uiteenzetting zag de consument alsnog de redelijkheid van de situatie in en betaalde hij de factuur van € 200,60.
Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.
Toen voor de eerste keer een andere bak is geplaatst, is er een nieuwe bak geplaatst. Die eerste keer deed de importeur in het geheel niet moeilijk, doch toen de tweede keer een vergelijkbare klacht werd geuit, terwijl dit helemaal geen bekende klacht was bij dit type auto, zei de importeur dat wij eerst maar eens de bak open moesten maken. Ik heb dat gedaan en mijn waarnemingen nauwkeurig beschreven en doorgegeven aan de importeur. Ik had iets dergelijks al eerder gezien en vermoedde toen dat de oorzaak daarin gelegen kon zijn dat met de hand op de pook werd gereden. Dat werd bevestigd door de importeur. Aanvankelijk wilde de importeur niets vergoeden. Later bood deze alsnog aan 60% te vergoeden, mits de consument 30% vergoedde. Wij zouden dan 10% voor onze rekening nemen.
Vooraf is er aan de consument kenbaar gemaakt dat er mogelijk kosten aan de reparatie verbonden zouden zijn, later heeft onze receptioniste aan de echtgenoot van de consument laten weten dat wij en de importeur 70% voor onze rekening zouden nemen.
Uit de werkorder en garantieclaim betreffende de eerste vervanging blijkt, dat ook toen al werd gemeld dat de synchromesh tussen de 3e en 4e versnelling lawaai maakte.
Op de vraag van de commissie ter zitting, of dit gebrek zou kunnen zijn ontstaan doordat de bak, bijvoorbeeld, onder spanning is gemonteerd, kan ik u antwoorden dat als zulks het geval geweest zou zijn, de bak vanaf het begin zeer slecht of niet, of met veel lawaai zou hebben gefunctioneerd. Ondenkbaar is dat daar dan 11.000 kilometer mee zou zijn gereden.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Ter zitting heeft de ondernemer de schakelvork getoond. Deze vertoonde een vergaande slijtage van enkele millimeters.
Herstel was hoe dan ook noodzakelijk. De consument had in redelijkheid hooguit kunnen beslissen de auto elders te laten repareren, maar niet repareren was geen reële optie. Uitgangspunt is dat reparaties betaald dienen te worden, tenzij deze onder enige vorm van garantie vallen. Dat betekent dat de reparatie, ook al was deze aangemeld voor garantie, betaald diende te worden, tenzij zou zijn komen vast te staan dat de ondernemer had toegezegd dat deze hoe dan ook kosteloos zou worden uitgevoerd. Daarvan is geen sprake; dat de ondernemer vooraf niet heeft/zou hebben gezegd dat er kosten aan de reparatie waren verbonden acht de commissie weliswaar minder correct (aangenomen dat zulks het geval is), doch leidt er niet toe dat de consument niets verschuldigd zou zijn.
Vervolgens is aan de orde, of het herstel onder garantie uitgevoerd had dienen te worden. Mitsdien is doorslaggevend of het gebrek spontaan is ontstaan of is beïnvloed door de rijwijze van de consument.
In dit verband dient te worden vooropgesteld dat de consument niet zozeer een beroep heeft gedaan op enige nog lopende fabrieksgarantie, doch louter op artikel 7:17 B.W.
De zeer korte termijn waarbinnen de ruilbak vervangen diende te worden vormt een aanwijzing voor de aanwezigheid van een eigen gebrek aan die bak of een onderdeel daarvan. De getoonde schakelvork was van messing; de twee tanden daarvan passen in een groef van een ronddraaiende stalen schijf. Staal is harder dan messing en als deze materialen continu onder druk met elkaar in aanraking zijn terwijl die stalen schijf draait, zal de vork onherroepelijk en snel slijten.
Volgens de ondernemer en de importeur kan dit gebeurd zijn doordat er veelvuldig met de hand op de pook is gereden. De consument ontkent dat dit is gebeurd.
De waargenomen slijtage aan de schakelvork vormt echter wel een mogelijke indicatie voor de juistheid van dit standpunt van de ondernemer.
Aldus valt niet met voldoende mate van zekerheid vast te stellen waardoor het gebrek is veroorzaakt en voor wiens rekening dat zou komen.
Indien en voorzover de consument geageerd zou hebben op grond van enige garantie, zou het bewijs dat de consument met de hand op de pook had gereden bij de ondernemer hebben berust; nu evenwel de consument zich beroept op artikel 7:17 BW rust de bewijslast op haar. In dat bewijs is zij niet geslaagd. Daarbij komt overigens, dat in een situatie als de onderhavige, waarbij de oorzaak niet met zekerheid kan worden achterhaald doch voor beide standpunten aanwijzingen voor handen zijn,
de commissie het in overeenstemming met de redelijkheid en billijkheid acht – de commissie verwijst in dat verband uitdrukkelijk naar artikel 16 van haar reglement – indien de kosten van de reparatie door beide partijen worden gedragen. En in dat verband is het aanbod van de ondernemer, inhoudende dat de consument slechts 30% behoeft te vergoeden, zeer coulant te noemen.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Voertuigen op 9 januari 2004.