
Commissie: Energie
Categorie: Kosten / Depot
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
25571
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil Het geschil betreft de aanspraak die de consument maakt op de zogenaamde ‘laagste prijsgarantie op verbruik’ over de periode dat tussen partijen een overeenkomst voor de levering van elektriciteit en gas bestond en wel vanaf 2 december 2007 tot 1 juni 2008. De consument heeft in september 2008 de klacht (voor de eerste keer) voorgelegd aan de ondernemer. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. In de tussen partijen gesloten overeenkomst is bepaald dat als de consument ergens een andere aanbieder vindt die op verbruikstarief goedkoper is dan de ondernemer, de consument het verschil dubbel terugbetaald krijgt: de zogenaamde laagste prijsgarantie op verbruik. De consument heeft een offerte verkregen van een andere energieleverancier die goedkoper is dan die van de ondernemer en maakt dan ook aanspraak op terugbetaling aan hem van een bedrag van € 852,85. De consument baseert zijn aanspraak op een aanbod dat hij van een andere energieleverancier heeft verkregen op 7 mei 2008. Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. Uit het aanbod van de andere energieleverancier blijkt dat die goedkoper is dan de ondernemer, vooral voor wat betreft transportkosten. Die andere energieleverancier kon mij geen contract toesturen met dezelfde ingangsdatum als die van de ondernemer. Het aanbod van die andere energieleverancier dateert van mei 2008. Voor mij geldt een aanbod als een totaalpakket waarbij ik ervan uitga dat alle kosten daarbij inbegrepen zijn. Ik vind dat de ondernemer duidelijker had moeten communiceren wat de voorwaarden zijn om aanspraak te kunnen maken op de zogenaamde laagste prijsgarantie voor verbruik. Ik heb meerdere malen gebeld en geschreven naar de ondernemer, maar nooit een antwoord van de ondernemer gekregen. Dat vind ik onfatsoenlijk. Het excuus dat de ondernemer hier op de zitting maakt – te weten dat hij adequater had kunnen reageren – vind ik te laat. Ik heb een hekel aan een achteraf excuus. De consument verlangt betaling aan hem van een bedrag van € 852,85. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. Met de consument is een overeenkomst gesloten voor de levering van gas en elektriciteit voor de duur van drie jaar. Onderdeel van de overeenkomst is de zogenaamde laagste prijsgarantie voor verbruik zoals beschreven in artikel 10 van de productvoorwaarden. Die productvoorwaarden zijn op 25 oktober 2007 bij het zogenaamde welkomstpakket aan de consument verstuurd. De ondernemer heeft vanaf 2 december 2007 tot 1 juni 2008 gas en elektriciteit aan de consument geleverd. De consument heeft alle nota’s van de ondernemer voldaan. Bij brief van 10 september 2008 maakte de consument aanspraak op de laagste prijsgarantie waarbij hij verwijst naar een leveringsovereenkomst en het bijbehorende tarievenblad van een andere energieleverancier van 7 mei 2008. Er wordt echter niet voldaan aan de vereisten voor een geslaagd beroep op de laagste prijsgarantie. Zo is allereerst geen sprake van een concurrerend aanbod van die andere energieleverancier; het aanbod van de ondernemer is gedaan in oktober 2007 en het aanbod van die andere leverancier dateert van mei 2008. Het gaat dus niet om een aanbod voor dezelfde periode. Verder is geen sprake van een vergelijkbaar aanbod omdat het aanbod van de andere energieleverancier geldt voor variabele tarieven voor onbepaalde tijd, terwijl het aanbod van de ondernemer voor drie jaar gold met vaste elektriciteitstarieven. Aldus is niet voldaan aan de voorwaarden om aanspraak te kunnen maken op de laagste prijsgarantie. Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. De consument voldoet niet aan de voorwaarden. Er is geen sprake van een vergelijkbare aanbod en er is ook geen sprake van een concurrerend aanbod. De transportkosten maken geen deel uit van de zogenaamde laagste prijsgarantie. Het zou kunnen dat niet adequaat is gereageerd op de brieven van de consument en daarvoor biedt de ondernemer zijn excuses aan. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. De voorwaarden waaronder aanspraak kan worden gemaakt op de zogenaamde ‘laagste prijsgarantie voor verbruik’ zijn neergelegd in artikel 10 van de productvoorwaarden van de ondernemer. Die productvoorwaarden maakten deel uit van de overeenkomst tussen partijen (en zijn ook aan de consument ter beschikking gesteld). Aldus zijn die productvoorwaarden in de contractsverhouding tussen partijen van toepassing geweest zodat partijen (en dus ook de consument) daaraan gebonden zijn geweest. Vaststaat dat de overeenkomst/het aanbod van de andere energieleverancier waarop de consument een beroep doet (van 7 mei 2008) niet voldoet aan de in artikel 10 van de productvoorwaarden gestelde eisen. Zo is allereerst geen sprake van een vergelijkbaar aanbod omdat het bij de overeenkomst met de ondernemer ging om een drie jaar vaste elektriciteitsprijs voor 100% groen en een variabele gasprijs, terwijl het bij het aanbod van de andere energieleverancier gaat om variabele tarieven voor onbepaalde tijd. Daarnaast gaat het ook niet om een concurrerend aanbod dat moet gelden voor dezelfde maand waarin het aanbod van de ondernemer is gedaan omdat het aanbod van de ondernemer dateert van oktober 2007 en dat van de andere leverancier van mei 2008. Dit betekent dat de consument geen aanspraak kan maken op de zogenaamde laagste prijsgarantie voor verbruik en derhalve geen aanspraak kan maken op (terug)betaling door de ondernemer. Aldus is de klacht van de consument inhoudelijk ongegrond. Wel is het zo dat de ondernemer eerst bij verweerschrift een gemotiveerde schriftelijke reactie heeft gegeven op de klacht van de consument, derhalve pas op een tijdstip nadat de consument het geschil bij de commissie aanhangig heeft gemaakt. Daarnaast heeft de ondernemer verzuimd om te reageren op de eerdere schriftelijke verzoeken van de consument. Die handelwijze acht de commissie onzorgvuldig zodat in dat opzicht de klacht van de consument gegrond wordt bevonden en de ondernemer gehouden is het door de consument betaalde klachtengeld te vergoeden. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De commissie acht de klacht gegrond voor wat betreft de zorgvuldigheid van de ondernemer bij het behandelen van de klacht van de consument. De ondernemer dient overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld. Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 25,–. De commissie wijst het meer of anders verlangde af. Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water, op 3 december 2009.