Commissie: Recreatie
Categorie: Tarief
Jaartal: 2011
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
38335
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de door de ondernemer voor 2009/2010 berekende prijs. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. De consument heeft de volgende klachten naar aanleiding van de rekening voor 2009/2010: 1. De ondernemer past naast de Recron-voorwaarden voor vaste plaatsen Aanvullende voorwaarden toe waarin wordt vermeld dat de prijs wordt geïndexeerd met de prijsindex van het CPI voor werknemers-laag. Aangezien er sinds 2006 geen aparte index voor werknemers laag meer bestaat, verzocht de consument de ondernemer mee te delen welke CPI-index hij sindsdien toepast. Uit het antwoord van de ondernemer bleek dat deze sindsdien een door de Recron geadviseerde index voor de recreatiebranche heeft toegepast. De consument maakt hiertegen bezwaar, omdat deze index niet is overeengekomen. 2. De door de ondernemer in 2007 tot en met 2009 toegepaste door de Recron geadviseerde index leidde tot een grotere prijsverhoging dan de CBS-index. De consument vordert het te veel betaalde in voorgaande jaren terug als onverschuldigde betaling. In 2009 kwam de door de Recron geadviseerde index van 3,2% overeen met de prijsindex van het CBS. Er bestaat dan ook geen geschil over de prijsverhoging met 3,2% voor 2009/2010. 3. De ondernemer bracht bovendien op 1 oktober 2009 een bedrag van € 19,64 in rekening in verband met de plaatsing van een beveiligingscamera en een verbetering van de toegang tot internet en van het TV-signaal. Volgens de consument is er geen rechtsgrond voor het in rekening brengen van een extra bedrag. Kabel en TV-signaal zijn bovendien inbegrepen in het jaargeld. 4. De ondernemer heeft niet de huurverhoging drie maanden van te voren aangekondigd, zoals op grond van artikel 4 lid 5 van de Recron-voorwaarden is vereist. In de aanvullende voorwaarden wordt vermeld dat de prijsverhoging niet voorafgaand vermeld hoeft te worden. Deze bepaling is in strijd met de Recron-voorwaarden die prevaleren. De prijsverhoging is daarom niet rechtsgeldig. 5. De ondernemer dient de gelegenheid te bieden het jaargeld in termijnen te betalen zonder daarvoor rente in rekening te brengen. 6. De ondernemer hanteert voor de tarieven van elektriciteit, gas en water een prijslijst. De prijzen worden jaarlijks aangepast, maar niet duidelijk is waarop de prijsverhogingen worden gebaseerd. De ondernemer zou inzicht moeten geven in de opbouw van deze tarieven. 7. De ondernemer brengt extra bedragen in rekening voor de aanwezigheid op het park van logees, een hond of een extra auto of motor. De ondernemer mag niet ongelimiteerd kosten opvoeren in de prijslijst die niet zijn opgenomen in de (aanvullende) voorwaarden. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. De ondernemer doet een beroep op de niet-ontvankelijkheid van de klacht omdat de consument niet binnen vier weken na ontvangst van de rekening en de vermelding van de nieuwe tarieven zijn klachten kenbaar heeft gemaakt aan de ondernemer. Inhoudelijk reageert de ondernemer als volgt op de klachten: – De CBS-index is vervangen door een redelijk alternatief, namelijk de Recreatiekostprijsindex die door de Recron wordt geadviseerd. – Het terugvorderen van eerder betaald stageld is niet meer mogelijk, omdat in voorgaande jaren de rekeningen zijn betaald zonder dat is gereclameerd. – De ondernemer meent dat hij het recht heeft een grotere prijsverhoging in rekening te brengen dan de index en hij op grond van de Recron-voorwaarden niet verplicht is de prijsverhoging te motiveren zolang het een niet-aanmerkelijke verhoging betreft. – De consument kan het stageld in termijnen betalen, indien hij een groter voorschot betaalt. – De ondernemer is niet verplicht inzicht te geven in de opbouw van de energietarieven. Zijn tarieven zijn vergeleken bij andere parken zeer redelijk en de prijzen zijn in 2009/2010 slechts zeer gering verhoogd. De gasprijs is zelfs verlaagd. – De klachten met betrekking tot de vergoeding voor logees, een hond en een extra auto zijn ongegrond. De verschuldigdheid van deze vergoeding wordt vermeld in de overeenkomst van degenen die dit aangaat. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen ten aanzien van de ontvankelijkheid: Volgens de ondernemer werd de rekening voor de periode 1 november 2009 tot 1 november 2010 met een begeleidend schrijven op 1 oktober 2009 aan de consument verzonden. Op grond van de Recron-voorwaarden voor vaste plaatsen dient de recreant zijn klacht binnen vier weken na het ontstaan aan de ondernemer kenbaar te maken. De consument heeft op 5 november 2009 per email bezwaar gemaakt bij de ondernemer tegen het in rekening gebrachte bedrag van € 19,64 en heeft voorts de ondernemer verzocht mee te delen welke index hij toepast sinds het vervallen van de reeks CPI-index werknemers-laag. Aangezien bij verzending van de rekening op 1 oktober deze na 1 oktober ontvangen moet zijn, de consument, zoals niet is weersproken, daarvoor reeds mondeling had geklaagd bij de ondernemer en de overschrijding van de termijn zeer gering is, verklaart de commissie de klacht voor zover deze betrekking heeft op het bedrag van € 19,64 en de door de ondernemer toegepaste index op grond van redelijkheid en billijkheid ontvankelijk. Op 2 december 2009 heeft de consument nieuwe klachten over de rekening en de tarieven aan de ondernemer kenbaar gemaakt. De termijn waarbinnen deze klachten bij de ondernemer hadden moeten worden gemeld, is met ongeveer een maand overschreden. De commissie is derhalve van oordeel dat andere klachten dan de klachten over het bedrag van € 19,64 en de door de ondernemer toegepaste index niet ontvankelijk zijn. De commissie heeft het volgende overwogen ten aanzien van de inhoud: Voor de toepasselijkheid van een prijsindex van het CBI en de vraag of behalve de indexering nog ruimte is voor een hogere prijsverhoging zijn de Aanvullende Voorwaarden die de ondernemer van toepassing heeft verklaard naast de Recron-voorwaarden voor vaste plaatsen van belang. Artikel 4 van deze Aanvullende voorwaarden luidt als volgt: “De in 4.2. van de Huurovereenkomst Staanplaats overeengekomen wijziging van de huurprijs vindt plaats op basis van de wijziging van het maandprijsindexcijfer volgens de consumentenprijsindex (CPI) reeks CPI-Werknemers Laag (1990 = 100), gepubliceerd door het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS). Tenzij het bepaalde onder 6.2. van toepassing is, wordt de gewijzigde prijs berekend volgens de formule: de gewijzigde huurprijs is gelijk aan de geldende huurprijs op de wijzigingsdatum vermenigvuldigd met het indexcijfer van de maand september van het voorgaande jaar”. De commissie gaat er van uit dat met het bepaalde in 6.2. waarnaar in de tweede zin verwezen wordt, artikel 6.2. van de Recron-voorwaarden voor vaste plaatsen die golden van 1998 tot 2003 bedoeld wordt. Artikel 6.2. luidde als volgt: “Ten aanzien van jaarovereenkomsten geldt: a. De ondernemer heeft het recht éénmaal per jaar de prijs te verhogen. Eén maand voor het einde van het kalenderjaar c.q. overeenkomstjaar maakt de ondernemer schriftelijk bekend aan de recreant wat de prijs voor het komende jaar is. b. De ondernemer maakt jaarlijks de maximale prijsverhoging voor de interne kosten voor drie jaren vooruit bekend. Dit laat onverlet dat de ondernemer jaarlijks de interne kosten in ieder geval met het indexcijfer mag verhogen”. In artikel 1 van de Recron-voorwaarden van 1998 wordt een andere index gehanteerd dan de ondernemer in zijn Aanvullende Voorwaarden toepast. De commissie is van oordeel dat niet is gebleken dat het de intentie was en is in de Aanvullende Voorwaarden prijsverhogingen te beperken tot de overeengekomen indexering. Op grond van de Recron-vorwaarden van 1998 was een afwijkende prijsverhoging mogelijk, maar moest deze wel drie jaar vooruit bekend worden gemaakt. In 2003 zijn de Recron-voorwaarden gewijzigd en geldt een geheel andere regeling ten aanzien van prijsverhogingen in artikel 4 lid 5. De prijsindex speelt geen rol meer. De ondernemer heeft het recht eenmaal per jaar het jaargeld te verhogen. Hij dient dit drie maanden voor het einde van het overeenkomstjaar schriftelijk aan de recreant bekend te maken. Voor aanmerkelijke verhogingen geldt een termijn van 24 maanden en een motivatieplicht. Op grond van artikel 2 lid 6 van de Recron-voorwaarden voor vaste plaatsen van 2008 prevaleren de Recron-voorwaarden indien de eigen regels van de ondernemer in strijd zijn met de Recron-voorwaarden. De commissie is van oordeel dat de Aanvullende Voorwaarden in strijd zijn met artikel 4 lid 5 van de thans toepasselijke Recron-voorwaarden. Handhaving van de verplichting de CPI-index toe te passen, heeft immers geen enkele zin meer bij toepassing van artikel 4 lid 5 van de Recron-voorwaarden. Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat de ondernemer voor wat betreft prijsverhogingen gebonden is aan artikel 4 lid 5 van de Recron-voorwaarden. Hij heeft daarbij de vrijheid de door de Recron geadviseerde index toe te passen met of zonder verdere verhogingen mits hij zich houdt aan de voorwaarden van artikel 4 lid 5 . Aangezien naar het oordeel van de commissie bij de rekening voor 2009/2010 geen sprake is van een aanmerkelijke prijsverhoging, hoeft deze prijsverhoging niet te worden gemotiveerd. De ondernemer wordt dringend aangeraden zijn Aanvullende Voorwaarden zodanig te herzien dat zij weer aansluiten op de van toepassing zijnde Recron-voorwaarden. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de door de commissie in behandeling genomen klacht ongegrond is. Beslissing Het door de consument verlangde wordt afgewezen. Met in achtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend. Het depotbedrag ad € 67,94 zal aan de consument worden geretourneerd. Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie, op 18 augustus 2010.