Geen belang voor consument bij offerte voor afdoppen gasaansluiting aangezien dit hogere kosten betreft

  • Home >>
  • Energie >>
De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Energie    Categorie: Kosten    Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 25771/31556

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

Het geschil gaat over de kosten voor het verwijderen van een gasaansluiting. De consument is volledig van gas afgestapt en wil dat de aansluiting wordt afgesloten door de ondernemer. De consument wil dat de aansluiting wordt afgedopt, maar de ondernemer biedt alleen de optie om de aansluiting volledig te verwijderen voor hoge kosten. De ondernemer stelt dat hij verplicht is om de kosten van de verwijdering van de gasaansluiting bij de consument in rekening te brengen. De kosten voor het afdoppen zijn veel hoger dan de kosten voor het verwijderen van de gasaansluiting. De ondernemer stelt dat hij de consument geen offerte voor beide opties hoeft te sturen. Volgens de ondernemer wordt er geen onredelijk tarief gehanteerd. De commissie stelt dat de consument geen belang heeft voor het aanspraak maken op het uitbrengen van een offerte voor afdoppen van de leidingen, omdat de commissie er bekend mee is dat alle netbeheerders berekend hebben dat afdoppen tot veel hogere kosten voor de consument leidt dan verwijderen. De ondernemer heeft inmiddels de leidingen al verwijderd. De klacht is ongegrond.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Het geschil betreft de kosten van het verwijderen van een gasaansluiting

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het – door de gemachtigde van de consument verwoorde -standpunt op het volgende neer.

Cliënt heeft zijn gasovereenkomst met de leverancier ([naam leverancier]) opgezegd nadat hij volledig van het gas is afgestapt. De netbeheerder ([naam ondernemer]) dient conform de algemene voorwaarden de daartoe noodzakelijke handelingen te kunnen verrichten voor de beëindiging van de overeenkomst. Op basis van recente uitspraken van de Geschillencommissie Energie geldt dat hiervoor twee mogelijkheden zijn: (1) het afdoppen van de aansluiting en (2) het volledig verwijderen van de aansluiting. [Ondernemer] biedt naast een tijdelijke afsluiting van de gasleiding (voor maximaal 1 jaar), enkel de tweede optie aan, waar ook de hoogste kosten mee gemoeid zijn. Cliënt wenst de leiding echter af te doppen, zodat deze op een later moment eventueel weer bruikbaar is. Daarnaast kan cliënt ook niet ingaan op het andere voorstel van [ondernemer], nu dat geen duurzame oplossing betreft. Cliënt heeft [ondernemer] gevraagd om een kostenspecificatie met onderbouwing voor het afdoppen van de gasaansluiting. [Ondernemer] biedt deze mogelijkheid echter niet aan.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Uit de algemene Voorwaarden en Tarievencode blijkt dat indien de consument de ATO beëindigt, [ondernemer] verplicht is de kosten van de verwijdering bij de laatst aangeslotene in rekening te brengen.
De consument heeft om aanbieding van beide opties in de offerte verzocht. In het vonnis van de rechtbank Zutphen is het bindend advies vernietigd waarin staat dat als de klager kiest voor afdoppen maar de netbeheerder besluit om tot verwijdering van de aansluitleiding over te gaan, dan alleen de kosten van de optie waar de afnemer voor heeft gekozen in rekening mogen worden gebracht. Dit zou naar de maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn omdat de netbeheerder verplicht wordt bedrijfsafval onbeheerd in de grond te laten liggen. In dat geval handelt de netbeheerder in strijd met de Wet Milieubeheer. Ook blijkt dat de kosten voor het tweezijdig afdoppen hoger zijn dan de kosten van verwijdering. Over de hoogte van de kosten kan de commissie geen uitspraak doen omdat de commissie niet bevoegd is hiertoe. Er is niet gebleken dat [ondernemer] een onredelijk tarief hanteert.

Gelet op het vorenstaande verzoekt [ondernemer] de commissie de klacht van de klager ongegrond te verklaren.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

De commissie stelt voorop dat zij tot op heden in het vonnis van de rechtbank Zutphen geen aanleiding heeft gezien een ander standpunt in te nemen in kwesties als deze. De commissie voelt zich daarbij thans ook gesteund door het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 30 september 2020, zaaknummer 876889AC 20-2486. In dat vonnis heeft de kantonrechter onder meer het volgende overwogen:

“2.22. De GE heeft in het bindende advies geschreven dat de consument conform artikel 3.6 heeft opgezegd en dat daaruit voortvloeit dat Stedin de voor de beëindiging van de overeenkomst noodzakelijke handelingen diende te verrichten. Ook heeft de GE geschreven dat zij onder noodzakelijke handelingen verstaat het ontkoppelen/afkoppelen van de aansluitleiding van het transportnetwerk van de ondernemer en dat dat gebeurt op een veilige en verantwoorde wijze. Een veilige en verantwoorde wijze is volgens de GE behalve het verwijderen, ook bet afdoppen.

2.23. De kantonrechter is van oordeel dat het feit dat Stedin de artikelen 5.3 en 14.1 niet in haar oordeel heeft betrokken (althans, niet zichtbaar), niet betekent dat gebondenheid aan het advies naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Ook als deze artikelen wel zouden zijn meegewogen, betekent dat immers niet per definitie dat de GE tot een ander oordeel zou zijn gekomen. In artikel 5.3 worden immers naast de kosten voor wegnemen, ook de kosten voor deactiveren worden genoemd. Uit dit artikel volgt dus niet alleen dat de kosten voor wegnemen voor de contractant komen. Ook de kosten voor deactiveren (mogelijk valt afdoppen daaronder) komen voor rekening van de contractant. Ook uit artikel 14.1 volgt dat dit artikel niet, zoals Stedin heeft betoogd, bepaalt dat de contractant de kosten voor wegneming verschuldigd is. Als er sprake is van deactiveren (waaronder afdoppen mogelijk te kwalificeren valt), komen die kosten immers voor rekening van contractant staat in dat artikel.
2.24. Volgens Stedin heeft de GE haar bevoegdheid overschreden door te toetsen of de verwijderkosten classificeren als kosten voor noodzakelijke handelingen. Daarmee heeft zij, volgens Stedin, de facto een oordeel gegeven over de vraag of de algemene voorwaarden in overeenstemming zijn met de Gaswet. De Gaswet vormt immers het kader voor alle handelingen van de netbeheerder en de daarmee gemoeide tarieven. Niet de GE, maar slechts de ACM is bevoegd om te toetsen op de naleving van wettelijke taken. De GE mocht alleen toetsen of de kosten niet evident onredelijk zijn.

2.25. De kantonrechter herhaalt dat de rechter het advies slechts marginaal dient te toetsen. De GE heeft geoordeeld wat zij onder noodzakelijke handelingen in de zin van de algemene voorwaarden verstaat. Daaronder verstaat zij zowel verwijderen als afdoppen. Die bevoegdheid komt haar toe. Vervolgens heeft zij getoetst of de kosten voor verwijdering evident onredelijk zijn, en heeft zij het oordeel of de kosten voor afdoppen evident onredelijk zijn, aangehouden. Van het ‘de facto’ een oordeel geven over de vraag of de algemene voorwaarden in overeenstemming zijn met de Gaswet, waarmee de GE haar bevoegdheid zou hebben overschreden, is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake.”

Marginaal toetsend heeft de kantonrechter aldus de benadering van de commissie in stand gelaten.

Voorzover de consument aanspraak meent te kunnen maken op het uitbrengen van een offerte voor afdoppen van de leidingen heeft de consument evenwel geen belang, omdat de commissie ambtshalve ermee bekend is dat alle netbeheerders berekend hebben dat afdoppen tot hogere kosten voor de consument leidt dan verwijderen.

Voorzover de consument naar voren brengt in de toekomst de mogelijkheid te willen hebben de leiding in gebruik te nemen, had het op zijn weg gelegen de ATO niet op te zeggen, waarbij hij evenwel wel jaarlijks vaste kosten verschuldigd zou blijven.

Gebleken is dat de ondernemer intussen de leidingen verwijderd heeft, zulks op basis van het opzeggen van de ATO door de consument. Dat dit in strijd was met de afspraak eerst het oordeel van de geschillencommissie af te wachten, zou hoogstens kunnen leiden tot een geschil wanneer de consument in de toekomst weer gas zou willen gaan gebruiken, welke mogelijkheid de commissie overigens als een puur theoretische inschat.

Hetgeen partijen overigens naar voren hebben gebracht kan niet tot een andere beslissing leiden en behoeft derhalve geen afzonderlijke bespreking.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie, bestaande uit de heer mr. D.J. Buijs, voorzitter, de heer mr. F.J. Pirard, mevrouw mr. D.E. Valle Robles-Roomer, leden, op 1 november 2020.