Commissie: Installerende bedrijven
Categorie: Bewijs
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
60704
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een aannemingsovereenkomst van 5 december 2008 waarbij de ondernemer zich heeft verplicht – kort samengevat – een nieuwe badkamer te installeren met bijlevering van materialen voor een aanneemsom van € 15.950,– inclusief BTW. De aanneemsom is door de consument betaald. De oplevering heeft plaats gevonden omstreeks 18 juni 2009. De consument had een reeks van klachten die ten dele zijn opgelost. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt Na oplevering heeft de consument een reeks van klachten gehad die zijn opgelost. Een daarvan betrof echter het zich voordoen van een hardnekkige lekkage vanuit de nieuwe badkamer, ten gevolge waarvan ondermeer een aangrenzende muur in het trapgat vochtig werd en waterschade is ontstaan in de keuken. De waterschade is door de verzekeringsmaatschappij vergoed. De consument is van oordeel dat de ondernemer verantwoordelijk is voor deze lekkage nu deze zou zijn ontstaan tijdens het plaatsen van de badkamer door de ondernemer. De consument vordert vergoeding voor alle overlast die hij heeft ondervonden, vergoeding van de kosten van het huren van een douche in de periode dat de geïnstalleerde douche nog niet kon worden gebruikt en vergoeding door hem opgenomen snipperdagen. Ter zitting heeft de consument het bedrag van zijn vordering nader begroot op € 400,– in verband met het huren van een douche en op € 1.500,– ter zake van het opnemen van 15 snipperdagen en restant van € 100,– bruto per dag. De consument is voorts van oordeel dat – voor zover de commissie begrijpt – [het bracnhe keurmerk] moet inhouden dat een ondernemer die dit kenmerk voert professioneel en betrouwbaar is en daarvan in deze zaak geen sprake is. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt De ondernemer erkent dat zich lekkages hebben voorgedaan, dat deze hem zijn gemeld en dat hij heeft gepoogd deze te verhelpen. Omdat de oorzaak niet direct werd gevonden, heeft de ondernemer voorgesteld een bureau in te schakelen om door middel van infraroodtechniek de oorzaak van de lekkages te achterhalen. Daarbij heeft de ondernemer aangeboden de kosten voor diens rekening te houden als de oorzaak lag bij de door de ondernemer uitgevoerde werkzaamheden. De ondernemer betwist de schadevordering nu daarvan geen bewijs voor handen is. Voorts acht de ondernemer zich niet aansprakelijk nu hij alles in het werk heeft gesteld om de oorzaak van de lekkage op te sporen en deze te verhelpen. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. Bij de stukken bevindt zich [een inspectierapport] van 27 juni 2011. Volgens dit rapport loopt het douchewater buiten de afvoer om en doet de lekkage zich voor in de eerste meter van de afvoer. Het rapport adviseert de afvoer van de douche te vernieuwen. Naar aanleiding van het rapport heeft de ondernemer per email van 20 juni 2011 herstelwerkzaamheden aangeboden waaronder het vervangen van de door de ondernemer aangelegde afvoer vanaf de douchegoot naar de bestaande afvoer. Op 4 juli 2011 is de ondernemer volgens het dossier aan het werk gegaan en heeft daarbij geconstateerd dat de lekkage zich voort doet in de afvoer die in de bestaande vloer ligt en waaraan hij geen werkzaamheden heeft verricht. De ondernemer heeft de consument dit per email op 6 juli 2011 meegedeeld. De consument reageert op 8 juli 2011 per email waarin hij deze conclusie als zodanig niet bestrijdt maar meedeelt dat nu de problemen zijn ontstaan tijdens de montage door de ondernemer hij – naar de commissie begrijpt – de ondernemer verwijt dat deze zonder onderzoek de door de ondernemer gelegde afvoer heeft aangesloten op de bestaande ten gevolge waarvan alsnog de problemen zouden zijn ontstaan. Vervolgens heeft volgens mededeling van de consument een door de verzekeringsmaatschappij ingeschakeld bureau vastgesteld dat de lekkage werd veroorzaakt doordat het water bij de douchegoot in de vloer verdween. De foto’s behorende bij [het rapport] bevestigen naar het oordeel van de commissie deze laatste constatering. Zo is op [foto onder de titel ‘’Object code badkamer’’] zichtbaar dat het warme water al direct bij de douchegoot zich verspreidt onder de vloer derhalve in ieder geval op een plek waar de ondernemer een afvoer heeft aangelegd aansluitend op de douchegoot. Daarbij neemt de commissie mede in overweging dat volgens de consument de douchegoot op 12 augustus 2011 is vervangen en zich nadien geen problemen hebben voorgedaan. De commissie acht derhalve de ondernemer aansprakelijk nu hij voor de aanleg van dat gedeelte van de afvoer en de aansluiting op de douchegoot immers verantwoordelijk is. De commissie dient derhalve thans nog te beoordelen in hoeverre de vordering van de consument dient te worden toegewezen. De vordering met betrekking tot de huur van een douchecabine wijst de commissie af nu de ondernemer heeft betwist dat deze kosten zijn gemaakt en bewijs ook niet is geleverd. De vordering tot vergoeding van 15 opgenomen snipperdagen tot een bedrag van € 1.500,– wijst de commissie af nu daarvan geen bewijs is geleverd noch ten aanzien van het aantal dagen noch ten aanzien van het feit dat ten gevolge daarvan een schade is geleden van € 100,– per dag. De commissie is wel van oordeel dat ter zake derving woongenot een vergoeding op zijn plaats is nu de consument geruime tijd overlast en schade heeft ondervonden en zich veel moeite heeft getroost de oorzaak van de problemen op te sporen. De commissie wijst ex aequo et bono toe een bedrag van € 350,– ter zake van derving woongenot. Voor zover de consument verlangt dat de commissie een oordeel uitspreekt over het al dan niet terecht voeren door de ondernemer van [het branche keurmerk], wordt de consument in zijn vordering niet ontvankelijk verklaard nu de commissie niet bevoegd is daarover een oordeel te vellen. De consument dient zich desgewenst te verstaan met de branche organisatie die verantwoordelijk is voor het uitgeven van het keurmerk. Beslissing De commissie acht de klacht van de consument grotendeels gegrond. De commissie beslist dat de ondernemer aan de consument een bedrag van € 350,– dient te betalen te vermeerderen met het door de consument betaalde klachtengeld pro € 125,– derhalve in totaal € 475,– uiterlijk 15 februari 2012 bij gebreke waarvan de ondernemer over het nog niet betaalde gedeelte aan de consument de wettelijke rente verschuldigd wordt. Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd dat door de commissie wordt vastgesteld op € 160,–. De commissie wijst af het anders of meer gevorderde. Aldus beslist door Geschillencommissie Installerende Bedrijven op 29 december 2011.