Geen causaal verband tussen gevorderde schadevergoeding en handelen ondernemer

De Geschillencommissie




Commissie: Makelaardij    Categorie: Schadevergoeding    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 47127

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de vraag of de ondernemer toerekenbaar is tekortgeschoten in zijn verplichtingen jegens de consument en hij op grond daarvan aansprakelijk kan worden gesteld voor door de consument geleden schade.   De consument heeft op 7 mei 2010 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   De ondernemer heeft in opdracht van [naam eigenaar recreatiewoning] bemiddeld bij de verkoop van een recreatiewoning op [naam bospark]. Na het overlijden van [naam eigenaar recreatiewoning] heeft de consument, erfgenaam van [naam eigenaar recreatiewoning], aan de ondernemer mondeling de opdracht verstrekt tot bemiddeling bij verkoop van een recreatiewoning op [naam bospark].   Op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst zijn de algemene consumentenvoorwaarden van de NVM van toepassing (hierna NVM voorwaarden). Op grond van artikel 11 van de NVM voorwaarden is de ondernemer verplicht om aandacht te besteden aan onder meer de juridische aspecten van een koop en de consument daarover in te lichten. Volgens de consument is de ondernemer in deze verplichting tekortgeschoten.   Nadat de ondernemer een koper had gevonden voor de recreatiewoning heeft de consument op 24 maart 2010 de koopovereenkomst gesloten met de leveringsdatum van 31 maart 2010. Levering heeft echter niet kunnen plaatsvinden omdat [naam bospark] een beroep deed op haar voorkeursrecht. De consument was van dit voorkeursrecht door de ondernemer ten onrechte niet op de hoogte gesteld. De ondernemer heeft nagelaten de consument te wijzen op de gevolgen van het negeren van het voorkeursrecht en heeft tevens nagelaten dit voorkeursrecht in de koopovereenkomst op te nemen.   Ten gevolge hiervan kon de consument niet, althans niet tijdig, aan haar leveringsverplichting jegens de koper voldoen en heeft zij schade heeft geleden. Immers, om alsnog te kunnen leveren is de consument met [naam bospark] overeengekomen dat tegen betaling van een bedrag van € 4.148,91 [naam bospark] afstand zou doen van haar voorkeursrecht. Daarnaast heeft de consument vanwege de vertraagde levering (op 14 mei 2010), met de koper een minnelijke regeling getroffen tot betaling van een bedrag van € 2.500,–.  Tenslotte heeft de consument een advocaat in moeten schakelen om haar belangen te behartigen. De kosten daarvan bedragen € 3.274,82.   De consument stelt de ondernemer aansprakelijk voor de door haar geleden schade en verlangt betaling door de ondernemer van een bedrag van € 9.923,73.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   De ondernemer betwist dat hij toerekenbaar is tekortgeschoten in zijn verplichtingen jegens de consument.   De ondernemer is regelmatig betrokken bij bemiddeling bij verkoop van recreatiewoningen van [naam bospark]. Het is hem uit dien hoofde bekend dat [naam bospark] haar voorkeursrecht in de praktijk niet uitoefent, maar dit recht slechts gebruikt als pressiemiddel ter voldoening van achterstallige parkkosten.   [naam bospark] was op de hoogte van het feit dat de consument de recreatiewoning wilde verkopen en heeft laten weten van haar voorkeursrecht geen gebruik te willen maken, in die zin dat [naam bospark] de recreatiewoning niet wilde aankopen. Dit was bij alle partijen bekend. Het was ook bij alle partijen bekend dat [naam bospark] betaling wilde van eventuele openstaande rekeningen voor parkkosten.   De consument wist dat er met betrekking tot de recreatiewoning van wijlen [naam eigenaar recreatiewoning] was van een achterstallige betaling van parkkosten. De daarop betrekking hebbende openstaande nota’s zijn door de beheerder van [naam bospark] afgegeven aan de consument. De ondernemer was pas op de hoogte van de openstaande nota’s toen hij [naam bospark] op de hoogte stelde dat de recreatiewoning verkocht was.   De consument heeft de nota’s niet betaald vóór 31 maart 2010, met als gevolg dat [naam bospark] ter incasso van haar vordering, alsnog gebruik heeft gemaakt van haar voorkeursrecht, met als gevolg dat de levering niet tijdig heeft kunnen plaatsvinden.   Dat de levering is vertraagd kan derhalve niet aan de ondernemer worden toegerekend. Indien de consument de openstaande nota’s tijdig had voldaan, had de levering van de recreatiewoning wel tijdig kunnen plaatsvinden.   Overigens wordt opgemerkt dat de ondernemer vrijwel geen contact heeft gehad met de consument. Op verzoek van de consument zijn de contacten hoofdzakelijk gelopen via de hypotheekverstrekker, de bank en heeft de consument zich bij de vaststelling en ondertekening van het koopcontract laten begeleiden door haar eigen notaris.   Met betrekking tot het gevorderde bedrag van € 2.500,– stelt de ondernemer zich op het standpunt dat hij dit bedrag niet kan plaatsen. Hij heeft van de koper geen enkele aanwijzing ontvangen dat deze dit bedrag zou willen ontvangen voor welke schade dan ook. Kennelijk, althans zo blijkt uit de ter zitting van de commissie door de consument overgelegde stukken, is tussen de consument en de koper nader overleg gevoerd en zijn zij kennelijk overeengekomen dat de consument aan de koper een bedrag van € 2.500,– betaalt. De ondernemer is hierbij op geen enkele wijze betrokken en hij betwist iedere vorm van aansprakelijkheid hiervoor.   De vordering van de consument dient volgens de ondernemer dan ook op alle onderdelen te worden afgewezen.   Beoordeling van het geschil   De commissie is van oordeel dat de vordering van de consument dient te worden afgewezen wegens het ontbreken van causaal verband tussen de door haar gevorderde schadevergoeding en het handelen van de ondernemer. Zij heeft daartoe het volgende overwogen.   Als onbetwist staat vast dat het door de consument gevorderde bedrag van € 4.148,91 betrekking had op een openstaande vordering van [naam bospark] wegens achterstallige parkkosten, opgebouwd door wijlen [naam eigenaar recreatiewoning]. [naam bospark] had aanspraak op betaling van dat bedrag. Dit bedrag is op 10 mei 2010 door de consument, erfgenaam van [naam eigenaar recreatiewoning], aan [naam bospark] betaald. Niet valt in te zien waarom thans, zoals door de consument wordt gesteld, de ondernemer aansprakelijk zou zijn tot betaling van deze parkkosten. De ondernemer staat buiten de rechtsverhouding waaruit de vordering tot betaling van de parkkosten is voortgevloeid en hij is voor betaling van deze kosten dan ook niet aansprakelijk. Dat [naam bospark], teneinde haar vordering zeker te stellen jegens de consument haar voorkeursrecht als pressiemiddel heeft gebruikt, doet aan voorgaande conclusie niet af. Dit verandert immers niets aan de vraag wie verplicht is tot het betalen van de achterstallige parkkosten. De klacht is in zoverre dan ook ongegrond.   Met betrekking tot de gevorderde betaling van € 2.500,– wordt het volgende overwogen. Door de consument is gesteld dat zij dit bedrag aan de koper heeft betaald in het kader van een minnelijke regeling vanwege van de vertraagde levering. Ook hiervoor geldt dat de ondernemer geen partij is bij de tussen de consument en de koper gesloten overeenkomst tot betaling van genoemd bedrag, zodat op hem in zoverre geen verplichting rust tot betaling daarvan. Evenmin kan worden gesteld dat de oorzaak van de vertraging in de levering van de recreatiewoning, bij de ondernemer ligt en er in zoverre causaal verband bestaat tussen zijn handelen en de gevorderde vergoeding van € 2.500,–. Immers, de vertraging is het gevolg van het achterwege blijven van betaling van de openstaande parkkosten, voor welke betaling de consument en niet de ondernemer verantwoordelijk was. Ook dit deel van de klacht is derhalve ongegrond.   Voor toewijzing van de gevorderde advocaatkosten bestaat in het licht van het voorgaande ook geen grond.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   Het door de consument verlangde wordt afgewezen.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Makelaardij, op 19 januari 2011.