Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: (On)Zorgvuldig handelen
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
133645/157479
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Cliënt is een fertiliteitstraject gestart waarbij diverse fouten zijn gemaakt: bij het vooronderzoek, aanpassen van diagnotische tests, de weigering van een second opinion, het niet ontvangen van het volledig medisch dossier en het onnodig een jaar lang in therapie te dwingen voor de ademtocht naar een wenskind. Volgens het ziekenhuis is er adequaat en zorgvuldig gehandeld. Tot die conclusie komt de commissie ook.
De uitspraak
in het geschil tussen
[Cliënt], wonende te [woonplaats],(hierna te noemen: cliënte)
en
Stichting holding Isala Klinieken, gevestigd te Zwolle,
(hierna te noemen: het ziekenhuis).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 juni 2022 te Utrecht. Bij deze behandeling is cliënte door middel van een videoverbinding verschenen. Het ziekenhuis is tijdig en behoorlijk opgeroepen voor de mondelinge behandeling, maar is met bericht van verhindering niet verschenen.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft het fertiliteitstraject dat cliënte bij het ziekenhuis heeft doorlopen.
Standpunt van cliënte
Voor het standpunt van cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken, waaronder de stukken die cliënte na de uitnodiging voor de mondelinge behandeling aan de commissie heeft overgelegd, en naar hetgeen zij tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
a. Ernstige gaslighting door psychologen bij vooronderzoek KID traject, met discriminatie als gevolg.
b. Cliënte werd gedwongen antwoorden bij 2 diagnostische tests aan te passen.
Van cliënte zijn een aantal schriftelijke tests afgenomen. In de tests waren drie antwoorden mogelijk: juist, onjuist en een vraagteken. De bedoeling was dat cliënte alleen voor het vraagteken zou kiezen wanneer zij het echt niet wist. Op een gegeven moment kreeg cliënte van degene die de tests afnam een afgeronde test terug met de mededeling dat cliënte te vaak voor het vraagteken had gekozen. Het vraagteken was wel het eerlijke antwoord van cliënte, omdat “juist” en “onjuist” voor haar beide onjuist waren. Degene die de tests afnam, herhaalde wat zij eerder had gezegd. Hierop heeft cliënte de test nog een keer doorgelopen. Meestal wist cliënte wel of het antwoord net wel of net niet naar “juist” of “onjuist” doorsloeg. Cliënte heeft haar antwoorden aangepast hoewel zij zich daarbij niet goed voelde. Nadat cliënte de door haar gewijzigde test had teruggegeven, merkte degene die de tests afnam op dat er nog een paar vraagtekens stonden en verzocht cliënte of zij deze ook nog wilde wijzigen. Cliënte heeft deze vraagtekens laten staan. Cliënte heeft de test waarmee ze bezig was toen zij de eerste test terugkreeg en die dezelfde keuzemogelijkheden had als die eerste test, ook aangepast nadat zij daarop was gewezen. Cliënte werd gedwongen de antwoorden waar zij achter stond te veranderen in antwoorden die zij minder juist achtte en die per definitie onbruikbare testresultaten opleverden.
c. De door cliënte aangevraagde second opinion werd geweigerd.
De gz-psycholoog [naam gz-psycholoog] wilde dat er op basis van door haar getrokken conclusies een verdiepend onderzoek werd gedaan naar hechting, ontwikkeling (ASS) en persoonlijkheid bij voorkeur bij de gespecialiseerde GGZ. Cliënte was het absoluut niet eens met die conclusies en had geen enkele trek in overbodig diagnostisch onderzoek en de lange wachttijden die dit met zich meebracht. Cliënte heeft aan de gz-psycholoog aangegeven ingeschreven te willen worden, maar ondertussen wel een second opinion te willen. Hierop heeft cliënte het antwoord gekregen dat het ziekenhuis een second opinion niet nodig vond, begrip had dat cliënte met de wachttijd bij de GGZ in haar maag zat en dat het ziekenhuis het diepgaand onderzoek zelf zou gaan doen.
d. Het krijgen van het medisch dossier van cliënte was een gevecht; cliënte heeft nog steeds niet het volledige dossier.
Cliënte heeft op 21 februari 2020 haar volledig medisch dossier opgevraagd, bij de afdeling fertiliteit van het ziekenhuis. Cliënte ontving van deze afdeling een formulier om haar dossier op te vragen bij de privacyfunctionaris. Het “dossier” dat de privacyfunctionaris in eerste instantie aan cliënte stuurde, bevatte alleen het verslag van de klinisch psycholoog [H., klinisch psycholoog]. Cliënte heeft de privacyfunctionaris op 16 april 2020 gevraagd naar de rest van haar dossier. Dezelfde dag kreeg cliënte een reactie waarin stond dat haar verzoek was doorgezonden naar de afdeling fertiliteit en de vraag of zij zelf contact op wilde nemen met de afdeling medische psychologie. Cliënte heeft dit mondeling gedaan en kreeg toen te horen dat zij hiervoor bij de afdeling fertiliteit moest zijn omdat zij door de afdeling fertiliteit was verwezen naar de afdeling medische psychologie. De afdeling fertiliteit had het verzoek van cliënte al ontvangen van de privacyfunctionaris. Nadat cliënte vervolgens niets meer van het ziekenhuis had vernomen, heeft zij in augustus 2020 een e-mail gestuurd naar de privacyfunctionaris en de afdelingen fertiliteit en medische psychologie, waarin zij duidelijk heeft vermeld dat zij alle stukken uit haar dossier wilde hebben. Hierna ontving zij van [W., klinisch psycholoog] een bulk aan de documenten. Ondanks dat cliënte expliciet had aangegeven dat zij het wilde weten als bepaalde documentatie niet bestonden, is haar toen niet meegedeeld dat er geen verslagen van het multidisciplinair overleg (MDO) bestonden. Vervolgens heeft cliënte tot oktober 2020 over haar medisch dossier niets meer van het ziekenhuis vernomen. In oktober 2020 heeft cliënte een afrondend gesprek gehad met de fertiliteitsarts [naam fertiliteitsarts] van wie zij het verslag heeft gekregen. Sindsdien heeft cliënte van het ziekenhuis niets meer vernomen over haar medisch dossier.
e. Het ziekenhuis weigert zijn conclusies en beslissingen te onderbouwen.
In het Modelprotocol morele contra-indicaties bij vruchtbaarheidsbehandelingen staat vermeld dat de besluitvorming transparant dient te zijn, waar mogelijk wetenschappelijk onderbouwd en gebaseerd op argumenten die ook ten overstaan van de betrokkenen kunnen worden verantwoord en dat er een schriftelijke samenvatting wordt gemaakt van de uitkomst van het beraad en van de meest belangrijke redenen die tot de uitkomst hebben geleid.
In de samenvatting heeft het ziekenhuis onder meer vermeld zorgen te hebben over het beperkte netwerk van cliënte. Achtereenvolgens geeft het ziekenhuis aan dat van het netwerk van cliënte deel uitmaken, alleen haar buurvrouw, slechts vijf mensen en minder dan tien mensen en slechts drie mensen werkend in relevante banen. Cliënte heeft tegenover de gz-psycholoog ruim tien mensen genoemd, inclusief familie en drie mensen met banen die absoluut relevant zijn, bij wie zij voor het inwinnen van hulp, advies en ondersteuning terecht kan, maar deze informatie is niet opgenomen in het gespreksverslag van die psycholoog. Zonder aan te geven hoe groot het netwerk van cliënte volgens het ziekenhuis moet zijn, volstaat deze vermelding niet als onderbouwing van de genomen beslissing.
Wanneer conclusies en beslissingen op foute informatie zijn gebaseerd dan zijn deze conclusies en beslissingen per definitie ongegrond. Door conclusies zoals “het netwerk is zorgelijk klein” niet daadwerkelijk te onderbouwen creëert het ziekenhuis een situatie waarin nooit kan worden getoetst of zijn conclusies en beslissingen terecht zijn.
f. Het ziekenhuis misbruikte de ademtocht van het wenskind van cliënte om haar een jaar onnodig in therapie te dwingen, waarvan het ziekenhuis de noodzaak niet kon/weigerde te onderbouwen.
Het verzoek van cliënte
Cliënte verzoekt de commissie te bepalen dat het ziekenhuis zijn fouten erkent, met een plan van aanpak komt om herhaling bij andere cliënten te voorkomen, daarin ook daadwerkelijk resultaten boekt en transparanter gaat zijn naar zijn cliënten qua tijdsduur en statistieken voortraject.
Standpunt van het ziekenhuis
Voor het standpunt van het ziekenhuis verwijst de commissie naar de overgelegde stukken, waaronder de stukken die het ziekenhuis na de uitnodiging voor de mondelinge behandeling aan de commissie heeft overgelegd. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Cliënte is van mei 2019 tot juli 2020 in behandeling geweest bij het ziekenhuis in verband met een kinderwens. Tegen de klachten die cliënte over deze behandeling heeft, wenst het ziekenhuis zich als volgt te verweren.
a. Ernstige gaslighting door psychologen bij vooronderzoek KID traject, met discriminatie als gevolg.
De betrokken zorgverleners herkennen zich niet in het beeld dat cliënte van hen schept. Zij gaan zorgvuldig te werk door uitgebreid onderzoek te doen en de resultaten daarvan te bespreken in een multidisciplinair overleg (MDO). Het fertiliteitsteam, bestaande uit de fertiliteitsartsen, de fertiliteitsgynaecologen, de klinisch embryologen, psychologen en een verpleegkundige, neemt de uiteindelijke beslissing. Van enige discriminatie is geen sprake. Deze klacht is dan ook ongegrond.
b. Cliënte werd gedwongen antwoorden bij 2 diagnostische tests aan te passen.
Tijdens het invullen van bepaalde testen zijn er drie antwoord mogelijkheden: ja, nee en het vraagteken. Indien een patiënt te vaak het vraagteken invult, dan is de uitkomst van de test niet bruikbaar. Dat is de reden dat de patiënt gestimuleerd wordt om ook een ja of een nee in te vullen. Dit is ook bij cliënte het geval geweest. Het ziekenhuis betreurt het dat cliënte dit als dwingend heeft ervaren.
c. De door cliënte aangevraagde second opinion werd geweigerd.
Cliënte heeft tijdens een polibezoek op 15 oktober 2019 aangegeven een second opinion te willen indien uit de screening van de psycholoog zou volgen dat zij zou worden afgewezen voor het fertiliteitstraject.
Uit de screening volgde dat nadere diagnostiek door een psycholoog gewenst was. Omdat de wachttijden bij de GGZ zeer lang waren en in het ziekenhuis een expert werkzaam was ten aanzien van dergelijke diagnostiek, is door het fertiliteitsteam besloten om de nadere diagnostiek in het ziekenhuis aan te bieden. Tegelijkertijd is door het team gevraagd om nog een keer een screening te laten verrichten door een voor cliënte derde klinisch psycholoog die langdurig ervaring heeft met de fertiliteitsscreening. De fertiliteitsarts heeft deze uitkomst op 23 oktober 2019 telefonisch aan cliënte doorgegeven. Cliënte is met zowel de nadere diagnostiek als de tweede screening akkoord gegaan. De fertiliteitsarts heeft dus geen second opinion geweigerd. Ze heeft kijkend naar het belang van cliënte een alternatief aangeboden waarmee cliënte akkoord is gegaan. Gelet hierop is klachtonderdeel c ongegrond.
d. Het krijgen van het medisch dossier van cliënte was een gevecht; cliënte heeft nog steeds niet het volledige dossier.
Cliënte heeft deze klacht niet eerst aan het ziekenhuis voorgelegd teneinde deze eerst zelf op te lossen. Het ziekenhuis verzoekt de commissie om deze klacht niet-ontvankelijk te verklaren. Indien de commissie anders van oordeel is dan is het ziekenhuis van mening dat deze klacht ongegrond is op basis van het volgende.
Op 25 maart 2020 heeft cliënte aan de afdeling medische psychologie verzocht om een kopie van haar medisch dossier. De privacyfunctionaris heeft op 8 april 2020 het dossier van die afdeling aan cliënte verzonden. Kort daarop heeft de afdeling fertiliteit het fertiliteitsdossier naar cliënte verzonden.
Het is onduidelijk waarom het een gevecht zou zijn geweest om het dossier te ontvangen. Cliënte had zich eerst gewend tot de afdeling medische psychologie en daarna tot de privacyfunctionaris. Binnen vier dagen na die aanvraag heeft cliënte het dossier ontvangen. Anders dan cliënte meent, zijn er geen aparte verslagen van het MDO. Het MDO staat genoteerd in het fertiliteitsdossier. Verder is onduidelijk wat cliënte bedoelt met een kopie vragenlijst psychologisch onderzoek, kopie aanvraagformulier documentatie en bewijsmateriaal dat ze van het kastje naar de muur zou zijn gestuurd voor het opvragen van haar medisch dossier, waardoor het niet mogelijk is om hier inhoudelijk op te reageren. De klacht is ongegrond.
Het blijft echter onduidelijk welke informatie cliënte meent te missen. In principe print de privacyfunctionaris alle documenten uit bij een verzoek om afschrift van een medisch dossier. Een gesprek tussen cliënte en de privacyfunctionaris, waarin het digitale medisch dossier van cliënte wordt vergeleken met de stukken die cliënte heeft ontvangen, kan uitkomst bieden.
e. Het ziekenhuis weigert zijn conclusies en beslissingen te onderbouwen.
De betrokken behandelaren van cliënte hebben in hun brief van 31 maart 2021 een uitgebreide onderbouwing gegeven van hun handelen. Dit maakt dat de klacht over onvoldoende onderbouwing ongegrond is.
De inhoud van deze brief dient als herhaald en ingelast te worden beschouwd. Uit het medisch dossier blijkt dat het behandelteam het Modelprotocol mogelijke morele contra-indicaties bij vruchtbaarheids-behandelingen van de Nederlandse vereniging voor obstetrie en gynaecologie, heeft gevolgd.
Er is gehandeld volgens de in het protocol geadviseerde twee zorgvuldigheidsfilters, te weten de beslissingsprocedure en de inhoudelijke randvoorwaarden. Er heeft een MDO plaatsgevonden waarbij de draagkracht en kwetsbaarheid inhoudelijk zijn besproken. Tijdens het MDO is vooral aandacht besteed aan de mogelijkheden om uiteindelijk wel te komen tot een fertiliteitsbehandeling. Conform het protocol is er een schriftelijke samenvatting gemaakt van de uitkomst van het beraad alsmede van de meest belangrijke redenen die tot deze uitkomst hebben geleid. Er staat: ” Vangnet beperkt tot buurvrouw, mw staat open voor hulp. Zorgen voor netwerk, hechting en wantrouwen naar anderen. Vraag over leercurve in sociaal vermogen, inlevingsvermogen. Psychologie het ziekenhuis neemt dit op zich (.. Tzt: indien zwanger naar POP poli, bij kind hulp via GGZ, vangnet creëren.” Deze uitkomst heeft de behandelend fertiliteitsarts met cliënte besproken.
f. Het ziekenhuis misbruikte de ademtocht van het wenskind van cliënte om haar een jaar onnodig in therapie te dwingen, waarvan het ziekenhuis de noodzaak niet kon/weigerde te onderbouwen.
Het ziekenhuis heeft in een aanvullend verweerschrift zijn (nader) verweer tegen de klachtonderdelen a., e., en f. als volgt gecombineerd naar voren gebracht.
Binnen het ziekenhuis wordt een standaardwerkwijze gehanteerd voor het behandelen van alleenstaande vrouwen met een kinderwens om zodoende zicht te krijgen op de verschillende aspecten die gepaard gaan met de zorg voor een kind. Tijdens de eerste intake beoordeelt de arts of een medebeoordeling door een klinisch psycholoog gewenst is. Indien de vrouw een opleiding heeft op minimaal MBO 4 niveau, een baan heeft en een goed sociaal vangnet en er geen sprake is van ernstige lichamelijke of psychische beperkingen kan de arts de vrouw zelf beoordelen. Indien niet aan deze criteria wordt voldaan, wordt de vrouw naar de klinisch psycholoog verwezen voor een intakegesprek en (persoonlijkheids-)testen. De bevindingen van de psycholoog worden plenair in het teamoverleg besproken.
In het geval van cliënte was er sprake van een klein sociaal vangnet, zodat zij is doorverwezen naar de klinisch psycholoog voor een screeningsgesprek. De uitkomst van die screening is in het MDO van 17 oktober 2019 besproken. Het teambesluit was tweeledig: nadere diagnostisering door [H., klinisch psycholoog] en een tweede screening door [W., klinisch psycholoog]. De destijds behandelend fertiliteitsarts heeft dit besluit op 23 oktober 2019 telefonisch aan cliënte meegedeeld en zij gaf aan hierover blij te zijn. Na de screening heeft [H., klinisch psycholoog] het diagnostisch traject van cliënte vervolgd. Uit dit traject kwam naar voren dat cliënte open stond voor hulp. Er waren zorgen over het netwerk, hechting en wantrouwen naar anderen. De vraag was of er sprake was van een leercurve in sociaal vermogen en inlevingsvermogen. [H., klinisch psycholoog] heeft op 18 februari 2020 de uitkomst van deze nadere diagnostiek in bijzijn van haar collega [W., klinisch psycholoog] toegelicht aan cliënte.
Vervolgens is de uitkomst van de nadere diagnostiek op 20 februari 2020 besproken in het MDO, dat heeft besloten dat hechtingsvaardigheden zouden worden geoefend, zodat de emotionele veiligheid van een kind meer gewaarborgd zou zijn. De fertiliteitsarts heeft deze uitkomst aan cliënte toegelicht.
Op 10 maart 2020 heeft cliënte een gesprek gehad met [W., klinisch psycholoog] voor de tweede screening. Tijdens dat gesprek bleek cliënte ontdaan te zijn vanwege het vermoeden van een diagnose en de vraag van het fertiliteitsteam om zich te laten behandelen, dan wel zich te richten op voldoende emotionele vaardigheden. Bij cliënte bestond onduidelijkheid over de betrokkenheid van drie psychologen. [W., klinisch psycholoog] heeft toegelicht wat de verschillende trajecten waren en begrip getoond voor de onvrede van cliënte dat zij met drie psychologen te maken heeft gehad. Er heeft uiteindelijk geen nieuwe screening plaatsgevonden. Cliënte heeft zich tot een ander fertiliteitscentrum gewend.
De zorgverleners hebben conform landelijk beleid en dat van het ziekenhuis adequaat en zorgvuldig gehandeld.
Alles overziende is het ziekenhuis van mening dat cliënte in haar klacht onder d. niet-ontvankelijk is althans dat dit klachtonderdeel ongegrond is, evenals de overige klachtonderdelen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft op grond van de door partijen overgelegde stukken en hetgeen cliënte tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht, het volgende overwogen.
a. Ernstige gaslighting door psychologen bij vooronderzoek KID traject, met discriminatie als gevolg.
b. Cliënte werd gedwongen antwoorden bij 2 diagnostische tests aan te passen.
De commissie heeft deze klachtonderdelen gezamenlijk beoordeeld omdat ze zich daarvoor lenen. De commissie is daarbij tot de conclusie gekomen dat er bij cliënte geen sprake is geweest van dwang en/of sturing in een bepaalde richting (gaslighting) om in twee diagnostische tests antwoorden aan te passen. In elk geval heeft de commissie daarvoor in de overgelegde stukken geen aanwijzingen gevonden. Het beeld dat aan de hand van de door beide partijen overlegde stukken naar voren komt, is dat degene die de tests heeft afgenomen, cliënte op de onbruikbaarheid van de tests heeft gewezen als de antwoorden teveel uit vraagtekens bestonden en om die reden cliënte heeft verzocht de vragen die beantwoord waren met een vraagteken nog eens te heroverwegen. Dat er niet van dwang of sturing kan worden gesproken, kan ook worden afgeleid uit de stellingen van cliënte zelf, waaruit blijkt dat cliënte de tests op bepaalde punten niet heeft aangepast en de vraagtekens heeft laten staan, hetgeen een aanwijzing is dat cliënte. zich niet in een zodanige mate heeft laten beïnvloeden door de handelwijze van degene die de tests afnam, dat er sprake zou kunnen zijn van dwang. De commissie acht deze klachtonderdelen ongegrond.
c. De door cliënte aangevraagde second opinion werd geweigerd.
Uit de door cliënte niet betwiste stelling van het ziekenhuis blijkt het volgende. Op 15 oktober 2019 heeft cliënte tijdens een polibezoek verklaard een second opinion te willen indien uit de screening van de psycholoog zou volgen dat zij zou worden afgewezen voor het fertiliteitstraject. Uit de screening is gebleken dat nadere diagnostiek door een psycholoog gewenst was. Omdat de wachttijden bij de GGZ destijds zeer lang waren en er in het ziekenhuis een expert werkzaam was ten aanzien van vereiste diagnostiek, is cliënte als alternatief aangeboden de nadere diagnostiek in het ziekenhuis te laten verrichten.
Aanvankelijk heeft cliënte dat aanbod geaccepteerd. Toen cliënte bekend werd met degene die de nadere diagnostiek zou uitvoeren, heeft cliënte het behandelingstraject afgebroken. Voor het ziekenhuis bestond er toen geen ruimte meer om alsnog een second opinion te regelen. Van de door cliënte gestelde weigering kan dan ook niet worden gesproken. De commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond.
d. Het krijgen van het medisch dossier van cliënte was een gevecht; cliënte heeft nog steeds niet het volledige dossier.
Het ziekenhuis heeft de stelling ingenomen dat cliënte niet-ontvankelijk verklaard moet worden in dit klacht onderdeel, omdat zij deze klacht niet eerst bij het ziekenhuis heeft ingediend. Cliënte heeft op deze stelling gereageerd met onder meer een verwijzing naar haar 52 pagina’s tellende klachtbrief aan het ziekenhuis van december 2020. De klacht over het opvragen en niet compleet zijn van het medisch dossier van cliënte staat weliswaar niet vermeld in de samenvatting van die brief maar wel op pagina 3 daarvan. Het ziekenhuis is daar niet op ingegaan. De commissie is van oordeel dat aldus voldoende vaststaat dat cliënte haar klacht onder d. eerst aan het ziekenhuis heeft voorgelegd en dat cliënte in die klacht wel ontvankelijk is.
Cliënte heeft het recht op inzage in of afschrift van de bescheiden, die gegevens over haar bevatten en waarover het ziekenhuis beschikt. Het ziekenhuis heeft gesteld dat cliënte een afschrift van haar medisch dossier heeft ontvangen. Cliënte heeft daartegen ingebracht dat het niet het volledige dossier is dat zij heeft gekregen. Het is de commissie evenwel niet gebleken welke delen van het dossier zij niet heeft ontvangen. Van cliënte had verwacht mogen worden dat zij concreet had aangegeven welke delen van het dossier ontbraken, maar dat heeft zij niet gedaan. De commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond.
e. Het ziekenhuis weigert zijn conclusies en beslissingen te onderbouwen.
De medewerkers van het ziekenhuis, die bij de behandeling van cliënte waren betrokken, hebben naar aanleiding van de zeer uitgebreide klacht, die cliënte bij het ziekenhuis heeft ingediend, bij brief aan cliënte van 31 maart 2021 een motivering gegeven voor hun conclusies en beslissingen. De commissie acht de gegeven motivering voldoende. In feite verlangt cliënte een motivering van de motivering, maar dat acht de commissie teveel verlangd. De commissie acht dit klachtonderdeel ongegrond.
f. Het ziekenhuis misbruikte de ademtocht van het wenskind van cliënte om haar een jaar onnodig in therapie te dwingen, waarvan het ziekenhuis de noodzaak niet kon/weigerde te onderbouwen.
Uit al hetgeen de commissie hiervoor heeft overwogen, blijkt dat dit klachtonderdeel een onvoldoende feitelijke grondslag heeft. Ook dit klachtonderdeel is ongegrond.
Het verzoek van cliënte
Nu de commissie de klacht van cliënte in al haar onderdelen ongegrond heeft bevonden, kan haar verzoek niet worden toegewezen. Dit verzoek zal worden afgewezen.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van cliënte ongegrond;
– wijst het verzoek van cliënte af.
Aldus beslist op 10 juni 2022 door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit de heer mr. J.M.P. Drijkoningen, voorzitter, de heer prof. dr. J.W. Deckers, de heer J. Donga, leden, in aanwezigheid van de heer mr. L.G.H. Cox, secretaris.