Geen gelijkwaardig alternatief. Vroegtijdige terugkeer.

De Geschillencommissie




Commissie: Reizen    Categorie: Accommodatie    Jaartal: 2014
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 62302

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 2 september 2011 via een boekingskantoor met de reisorganisator tot stand gekomen overeenkomst. De reisorganisator heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een vliegreis voor twee personen naar Cyprus met verblijf in een hotel op basis van logies met ontbijt voor de periode van 12 t/m 19 september 2011, voor de som van € 725,–.

Klager heeft op 27 september 2011 de klacht voorgelegd aan de reisorganisator.

Standpunt van klager

Het standpunt van klager luidt in hoofdzaak als volgt.

Tijdens de transfer van de luchthaven naar het hotel werd ons meegedeeld dat het hotel overboekt was en dat wij daar dus niet terecht konden. We zouden naar een ander hotel worden gebracht. De kamer die ons daar werd toegewezen was ronduit smerig. Die hebben wij niet geaccepteerd. De kamer die wij hierna kregen bevond zich direct boven een lawaaiige discobar. Daarnaast lag het hotel niet aan zee. Het geboekte hotel lag direct aan zee en was rustig gelegen. Het andere hotel voldeed dus niet aan de eigenschappen waarvoor wij het hotel hadden geboekt. Wij hebben contact opgenomen met het boekingskantoor en laten weten niet tevreden te zijn. Daarop werd ons beloofd dat de volgende dag de hotelgids zou langskomen met een klachtenformulier. De hotelgids kwam echter niet opdagen. Wij hebben die dag een taxi genomen naar het geboekte hotel. Met de receptie daarvan is in het bijzijn van een hostess van de reisorganisator afgesproken dat wij alsnog een kamer zouden krijgen. Die kamer bleek echter een passantenkamer te zijn, die veel te klein was voor een normaal verblijf. Wij zijn op zoek gegaan naar de hostess, maar die was onbereikbaar. Daarom hebben wij wederom contact opgenomen met het boekingskantoor en de situatie uitgelegd. Daarbij hebben wij weer de gelegenheid geboden voor een oplossing te zorgen. Die kwam echter niet, waarna wij hebben besloten de vakantie af te breken, aangezien er al twee dagen verknald waren. De reisorganisator kon ons geen terugvlucht aanbieden, waarna wij hebben besloten zelf een terugvlucht te boeken. Daarmee zijn wij naar Nederland teruggekeerd. Wij hebben de rest van onze vakantie in een vakantieverblijf in Nederland doorgebracht. De door ons geleden schade bedraagt € 2.307,74, gespecificeerd als volgt: Reissom inclusief calamiteitenfonds € 727,50, kosten terugvlucht en taxi naar de luchthaven € 710,52, onnodig gemaakte kosten lang parkeren € 47,50, kosten vervangend verblijf in Nederland inclusief brandstofkosten en ontbijt € 647,72, vergoeding twee verknoeide vakantiedagen € 174,50. Wij hebben de reisorganisator aansprakelijk gesteld voor het totaalbedrag, maar deze wenst geen vergoeding te geven.

Klager verlangt een vergoeding van € 2.307,74 in totaal.

Standpunt van de reisorganisator

Het standpunt van de reisorganisator luidt in hoofdzaak als volgt.

Als er sprake is van een overboeking, zijn wij verplicht een gelijkwaardig alternatief te bieden. Dat hebben wij gedaan. Het alternatieve hotel was zelfs een klasse hoger dan het geboekte hotel. Niettemin hebben wij ons bereid getoond om voor klager een oplossing te zoeken. Daartoe heeft klager ons echter niet in de gelegenheid gesteld. Hij is op eigen initiatief naar het eerste hotel teruggegaan. Bij de daar gemaakte afspraken zijn wij niet betrokken geweest en toen bleek dat die afspraken niet werden nagekomen, heeft klager ons geen kans gegeven om alsnog voor een alternatief te zorgen. Klager heeft daarentegen op eigen gezag zijn vakantie afgebroken en heeft een terugvlucht naar Nederland geboekt. Wij kunnen voor de gevolgen daarvan niet aansprakelijk worden gesteld. Bovendien is onze aansprakelijkheid ingevolge artikel 14, lid 2 van de ANVR-reisvoorwaarden beperkt tot ten hoogste de reissom. Klager vordert dus een veel te hoog bedrag.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

De kern van het geschil betreft de vraag of het feit dat klager heeft besloten zijn vakantie op Cyprus af te breken en een terugvlucht naar Nederland te boeken aan hemzelf is toe te rekenen of aan de reisorganisator. De commissie is van oordeel dat het laatste het geval is. In de eerste plaats heeft klager onweersproken gesteld dat de hotelgids niet is komen opdagen. Voorts is niet voldoende weersproken dat een vertegenwoordigster van de reisorganisator aanwezig is geweest bij de met de receptie van het eerste hotel gemaakte afspraken. Toen die niet werden nagekomen, heeft klager getracht via het boekingskantoor alsnog een acceptabel alternatief te bereiken, wat niet is gelukt. Hierdoor stond klager op straat zonder het uitzicht op een behoorlijk onderkomen. Uit de stukken van het geschil blijkt voorts dat klager heeft getracht via de reisorganisator een terugvlucht te boeken. Dat lukte niet omdat de reisorganisator pas aan het einde van de klagers geplande verblijf de terugvlucht kon realiseren. De door klager als gevolg van de geschetste gang van zaken geleden schade dient derhalve door de reisorganisator te worden vergoed. Alleen die schade die redelijkerwijs als gevolg van de tekortkoming van de zijde van de reisorganisator kan worden aangemerkt komt voor vergoeding in aanmerking. Dat zijn de reissom, waartegenover geen vakantiegenot heeft gestaan, de kosten van de terugvlucht en de kosten van het lang parkeren. De overige verlangde vergoedingen kunnen niet worden toegewezen. De twee dagen gederfd vakantiegenot zijn begrepen in de door de reisorganisator terug te betalen reissom. Tegenover de kosten die verband houden met het vakantieverblijf in Nederland staat een door een derde aan klager geleverde prestatie, die in de plaats is gekomen van de prestatie waartoe de reisorganisator zich had verbonden. Het argument van de reisorganisator dat zijn aansprakelijkheid is beperkt tot de reissom acht de commissie niet juist. Volgens artikel 14, lid 2 van de ANVR-reisvoorwaarden geldt deze beperking voor de vergoeding wegens derving van reisgenot. Lid 3 van dit artikel beperkt de aansprakelijkheid voor overige schade tot maximaal driemaal de reissom. De aan klager toekomende vergoeding valt hier binnen.

De commissie is derhalve van oordeel dat de klacht gegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De reisorganisator betaalt aan klager een vergoeding van € 1.485,52 (€ 727,50 +  € 710,52 + € 47,50). Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. Indien betaling niet tijdig plaatsvindt, betaalt de reisorganisator bovendien de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de verzenddatum van het bindend advies.

De commissie wijst het meer of anders verlangde af.

Bovendien dient de reisorganisator overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 75,– aan klager te vergoeden ter zake van het klachtengeld.

Overeenkomstig het reglement van de commissie is de reisorganisator aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 500,–.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen op 7 mei 2012.