Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: (On) zorgvuldigheid
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
74247/115542
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De cliënt heet een echografie laten maken bij de zorgaanbieder. Al tijdens de behandeling voelde de cliënt zich niet serieus genomen. Na een paar maanden bleek dat er een grote tumor in zijn darmen zat, terwijl er op de echografie niks te zien was geweest. Volgens de arts van de cliënt had de tumor zeker zichtbaar moeten zijn op de echografie. Ook zijn er nierstenen gemist. De echografie is of niet goed gemaakt, of niet goed bekeken of beide. Doordat de tumor een half jaar te laat is gevonden is de kans op overleven voor de cliënt een stuk kleiner geworden. De cliënt heeft hier veel last van en eist een schadevergoeding. De zorgaanbieder stelt dat er geen gerichte vraag stond in de verwijzing voor de echografie. De radioloog moest daarom scannend langs de buikorganen van de cliënt gaan en heeft niet specifiek gezocht naar een darmtumor. Ook zat er veel lucht in de darmen, wat eventuele afwijkingen lastig op te sporen maakt. De commissie oordeelt dat er geen aanwijzingen zijn dat de radioloog een fout heeft gemaakt of onzorgvuldig heeft gehandeld. De klacht is ongegrond.
Volledige uitspraak
In het geschil tussen
[Cliënt], wonende te [woonplaats],en
Stichting Tergooi, gevestigd te Hilversum,
(hierna te noemen: het ziekenhuis)
gemachtigde: [naam].
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 maart 2022 te Utrecht. Bij deze behandeling zijn verschenen:
– cliënt,
– het ziekenhuis, vertegenwoordigd door [naam], radioloog, bijgestaan door [naam gemachtigde] voornoemd.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de vraag of een echografie van de buik van cliënt al dan niet goed is gemaakt en/of goed is bekeken en geïnterpreteerd.
Standpunt van cliënt
Voor het standpunt van cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en naar hetgeen hij tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Cliënt had op 13 maart 2020 een afspraak in het ziekenhuis voor het maken van een echografie. Volgens de radioloog die de echografie had gemaakt, had cliënt in ieder geval geen nierstenen. Dat was niet juist, want een week eerder waren bij cliënt in een ander ziekenhuis in beide nieren stenen waargenomen en dat heeft cliënt de radioloog, die gezellig met haar collega het voor de deur staande weekend zat te bespreken, ook meegedeeld. Cliënt ging weg met een onzeker gevoel. Zijns inziens was er niet serieus en/of niet juist gekeken naar zijn buik en dat zit cliënt nog steeds dwars.
In augustus 2020 is er bij cliënt een grote tumor in de darmen ontdekt met uitgroei naar de buikwand. Een tumor die volgens de behandelend chirurg van het ziekenhuis zeker zichtbaar had moeten zijn op de echografie. Dat de nierstenen en de tumor gemist zijn is wel zeker.
De echografie is óf niet goed gemaakt, óf niet goed bekeken óf beide. Ook acht cliënt een gebrek aan het echoapparaat niet uitgesloten. Als de tumor in maart 2020 was gesignaleerd had dit cliënt een halfjaar voorsprong kunnen opleveren. Volgens cliënt is er sprake van slordigheid/ongeïnteresseerdheid waardoor zijn behandeling een halfjaar te laat is begonnen, hetgeen cruciaal kan zijn voor zijn genezingsproces. De vraag is of hij zijn ziekte op de langere termijn gaat overleven. Cliënt heeft het daarmee psychisch erg moeilijk. Cliënt wordt voor zijn psychische klachten behandeld.
Cliënt verlangt een smartengeld van € 25.000,– voor zowel psychische als fysieke schade, is het niet voor hemzelf dan voor zijn nabestaanden. Dat bedrag is gebaseerd op een half jaar vertraging in de behandeling van een kwaadaardige tumor. Hierdoor is een adequate behandeling te laat ingezet, hetgeen wel eens levensbedreigend zou kunnen zijn.
Standpunt van het ziekenhuis
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken en naar hetgeen hij tijdens de mondelinge behandeling naar voren heeft gebracht. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De radioloog die cliënt op 13 maart 2020 heeft behandeld, werkt niet meer bij het ziekenhuis. Zij is toen alleen betrokken geweest bij het maken van een echografie. Zij kan zich het contact met cliënt niet meer herinneren en zij zal moeten afgaan op wat er in het medisch dossier van cliënt staat beschreven.
Cliënt was door zijn huisarts verwezen naar het ziekenhuis met verzoek om een echo abdomen met een brede differentiaal diagnose en zonder alarmsymptomen. Dat verzoek was niet gericht op iets specifieks waar de radioloog naar moest kijken. Bij een dergelijke vraagstelling kan een radioloog niet anders dan screenend alle buikorganen langslopen om te kijken of er richting te geven is aan de klachten. In de aanvraag van het onderzoek werd door de huisarts niet aan een darmtumor gedacht. Een echo abdomen is zeker ook geen onderzoek van eerste keuze om een darmtumor aan te tonen.
Tijdens het echo-onderzoek is er door de radioloog uitgebreid gekeken naar alle buikorganen van cliënt. Hiervan zijn beelden vastgelegd in het medisch dossier van cliënt, inclusief afbeeldingen van alle delen van het colon. Het colon is dus echografisch geïnspecteerd. Er was veel lucht aanwezig in het colon, hetgeen de zichtbaarheid van een eventuele darmafwijking vrijwel onmogelijk maakt. De aanwezigheid van veel lucht in het colon komt veel voor en is op zich geen reden voor een nader onderzoek. De radioloog is van mening dat zij naar aanleiding van de aanvraag van de huisarts het onderzoek zorgvuldig heeft uitgevoerd.
Nierstenen zijn niet altijd makkelijk te herkennen op een echografie. De radioloog heeft destijds de dynamische beelden van alle buikorganen uitgebreid bekeken en die van de nieren geïnterpreteerd als “geen nierstenen”, omdat zij op die beelden geen nierstenen heeft gezien. Ook achteraf, in retrospectief, heeft zij de beelden van alle buikorganen herbeoordeeld, maar zij heeft daarop geen afwijkingen van die organen kunnen gezien. Bij gebreke van slagschaduwen kan zij nog niet met zekerheid zeggen dat er op de opgeslagen beelden nierstenen zichtbaar zijn. Ook collega’s, aan wie de radioloog de beelden van de geïnspecteerde buikorganen in retrospectie heeft laten zien, hebben daarop geen afwijkingen waargenomen. Het ziekenhuis sluit uit dat het echoapparaat een gebrek vertoonde. Immers, zou dat het geval zijn geweest, dan zou dat op de gemaakte beelden te zien zijn geweest en dat was niet zo. Het ziekenhuis is niet bekend met de bevindingen in het andere ziekenhuis en kan dan ook niet nagaan hoe destijds de aanwezigheid van nierstenen is vastgesteld.
De radioloog vindt het heel erg vervelend om te vernemen dat cliënt de sfeer in de echokamer als ongeïnteresseerd en onprofessioneel heeft ervaren. Zij probeert altijd haar best te doen om iemand die voor een onderzoek komt op zijn/haar gemak te stellen: vaak door even een praatje te maken. Zij kan zich deze specifieke casus niet meer herinneren en zij herkent zich niet in de beschrijving door cliënt. Blijkbaar is haar poging om cliënt op zijn gemak te stellen bij cliënt anders overgekomen.
Cliënt heeft de door hem gevorderde schade niet nader gespecificeerd en op geen enkele wijze onderbouwd. Uit niets blijkt dat er een causaal verband bestaat tussen het vermeende onzorgvuldig handelen en de gevorderde schade.
Het ziekenhuis verzoekt de commissie de klacht en het verzoek om schadevergoeding af te wijzen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft op grond van de door partijen overgelegde stukken en hetgeen zij tijdens de mondelinge behandeling naar voren hebben gebracht het volgende overwogen.
Bij de beoordeling van de klacht geldt het volgende beoordelingskader. De overeenkomst die cliënt en het ziekenhuis met elkaar hebben gesloten, is aan te merken als een geneeskundige behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Bij de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moeten het ziekenhuis en de persoon die hij bij die uitvoering inschakelt – in dit geval de betrokken radioloog – de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen. Daarbij moet de hulpverlener handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het BW). Deze zorgplicht houdt in dat de hulpverlener die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.
Voor een goed begrip van de hiervoor genoemde maatstaf is het van belang te weten dat die zorgplicht in beginsel niet wordt aangemerkt als een resultaatsverplichting, waarbij de hulpverlener moet instaan voor het bereiken van een bepaald resultaat, maar als een inspanningsverplichting, waarbij de hulpverlener zich verbindt zich voor het bereiken van een bepaald resultaat in te spannen. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij zijn inspanning een zodanige fout heeft gemaakt, dat zijn handelen niet kan worden beschouwd als het handelen van een redelijk handelend en redelijk bekwaam vakgenoot/hulpverlener in gelijke omstandigheden.
De commissie dient te onderzoeken of de radioloog bij de uitvoering van de geneeskundige behandelingsovereenkomst in de gegeven omstandigheden al dan niet de hiervoor omschreven zorgplicht heeft nageleefd. De commissie gaat daarbij uit van de volgende feiten die door het ziekenhuis zijn gesteld en door cliënt niet zijn betwist. Het verzoek van de huisarts van cliënt aan het ziekenhuis was het maken van een echografie van de buik (abdomen) van cliënt met een brede differentiaal diagnose en zonder alarmsymptomen. Binnen dit kader was dat verzoek niet nader gericht op een bepaald buikorgaan. In het verzoek van de huisarts was een vermoeden van een darmtumor niet vermeld. De radioloog heeft – kennelijk zoals bij een dergelijke vraagstelling gebruikelijk is – alle buikorganen van cliënt, inclusief de darmen, gescreend om te achterhalen waar de klachten van cliënt vandaan zouden kunnen komen. In de darmen bevond zich veel lucht, die de zichtbaarheid van een eventuele darmafwijking vrijwel onmogelijk maakte. De radioloog heeft eveneens de nieren van cliënt gescreend, maar destijds op de echografie daarvan bij gebreke van slagschaduwen geen nierstenen kunnen ontdekken. De radioloog heeft naderhand in het kader van deze procedure de echografie van alle buikorganen nogmaals bekeken en zij kon ook toen niet met zekerheid zeggen dat daarop nierstenen te zien waren. Collega’s van de radioloog die in retrospectie naar de beelden hebben gekeken, zijn ten aanzien van alle geïnspecteerde buikorganen niet tot een andere conclusie gekomen.
Het is de commissie ambtshalve bekend dat lucht in de darmen de zichtbaarheid van een eventueel aanwezige darmtumor nagenoeg onmogelijk maakt en dat veel lucht in de darmen een veelvoorkomend verschijnsel is, dat op zichzelf geen reden hoeft te zijn voor nader onderzoek, in dit geval te meer niet nu het verzoek van de huisarts niet specifiek op een onderzoek van de darmen was gericht. De radioloog heeft de echografie wat betreft de nierstenen twee keer (met een ruime tussenpose tussen beide keren) bekeken en is tot de conclusie gekomen dat aan de hand van de echografie de aanwezigheid van nierstenen niet kan worden vastgesteld en evenmin van afwijkingen van de andere geïnspecteerde buikorganen. Ook collegiale raadpleging wijst in die richting. De suggestie van cliënt dat het echoapparaat niet goed gewerkt zou kunnen hebben, is door het ziekenhuis gemotiveerd weersproken. De commissie heeft daarvoor ook geen aanwijzingen gevonden.
Op grond van de voorgaande overwegingen is de commissie van oordeel dat er geen aanwijzingen zijn dat het ziekenhuis of de radioloog zich onvoldoende heeft ingespannen of daarbij een zodanige fout heeft gemaakt, dat zijn/haar handelen niet kan worden beschouwd als het handelen van een redelijk handelend en redelijk bekwaam hulpverlener in gelijke omstandigheden. De commissie acht de klacht van cliënt dan ook ongegrond.
Wel is de commissie van oordeel dat de radioloog zich tegenover de cliënt genuanceerder had moeten uitdrukken wat betreft de al dan niet aanwezigheid van nierstenen. In plaats van aan te geven dat er geen nierstenen waren, was het beter geweest dat zij cliënt had meegedeeld dat er op de echografie geen nierstenen te zien waren. Dit aspect acht de commissie echter onvoldoende klachtwaardig.
Cliënt heeft om toekenning van een schadevergoeding verzocht. Voor toekenning van een schadevergoeding is in de eerste plaats vereist dat er sprake is van een toerekenbare tekortkoming (wanprestatie) of een toerekenbare onrechtmatige handeling. Hiervoor heeft de commissie overwogen dat zij de klacht van cliënt ongegrond acht. Daarmee is niet komen vast te staan of aannemelijk geworden dat het ziekenhuis of de radioloog zich onvoldoende heeft ingespannen of bij zijn/haar inspanning een fout heeft gemaakt. Dit betekent dat het ziekenhuis tegenover cliënt niet toerekenbaar is tekort gekomen of toerekenbaar onrechtmatig heeft gehandeld. Nu niet voldaan is aan een van de vereisten voor toekenning van een schadevergoeding, dient het desbetreffende verzoek van cliënte afgewezen te worden.
Beslissing
De commissie:
– verklaart de klacht van cliënt ongegrond;
– wijst het verzoek tot schadevergoeding af.
Aldus beslist op 4 maart 2022 door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit de heer mr. J.M.P. Drijkoningen, voorzitter, mevrouw dr. K.M.A.J. Tytgat, de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van de heer mr. L.G.H. Cox, secretaris.