
Commissie: Telecommunicatiediensten
Categorie: Ontvankelijkheid
Jaartal: 2015
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
41246
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de betalingen van abonnementskosten van radio, televisie en internet. De consument heeft in de eerste helft van 2008 zijn klacht voorgelegd aan de ondernemer. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. De consument was vroeger abonnee bij een andere provider. De andere provider is opgegaan in het bedrijf van de ondernemer. Ongeveer medio 2008 begonnen volgens de consument de problemen met het betalen van rekeningen. Ook was er een gebrekkig signaal of geen signaal. De consument betaalt voor radio en televisie drie maanden vooruit. Voor internet heeft de consument in één maand voor twee maanden betaald. Volgens de consument moet hij het teveel betaalde ad € 29,– van de ondernemer ontvangen. Bij de vorige provider had de consument nimmer een betalingsachterstand. De consument stelt dat de ondernemer fouten heeft gemaakt die voor haar rekening moeten komen. Die fouten mogen in ieder geval niet voor rekening van de consument komen. De consument heeft zijn abonnement televisie en internet per 31 december 2009 beëindigd Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. De consument betaalde één maal in de drie maanden de abonnementskosten voor het radio- en televisieabonnement. Hij betaalde één maal per maand de kosten voor het internetabonnement. Uit de brief d.d. 26 april 2010 van het incassobureau blijkt dat de consument niets meer aan de ondernemer verschuldigd is. De incasso is zelfs ingetrokken. De consument verlangt dat de ondernemer de kosten van haar eigen fouten zelf betaalt. Verder verlangt de consument dat de ondernemer hem met betrekking tot de onderwerpelijke abonnementskosten niet meer lastigvalt. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. De consument had twee klantnummers. Eén klantnummer betrof het abonnement ‘radio en televisie’. Zijn andere klantnummer betrof het internetabonnement. In september 2008 zijn de abonnementen van ‘radio en televisie’ en ‘ internet’ op één klantnummer gezet. De ondernemer heeft dienaangaande d.d. 10 juni 2009 een brief naar de consument gezonden. De consument heeft zijn abonnementen [televisie 1 en internet1] opgezegd per 31 december 2009, hetgeen de ondernemer met haar brief d.d. 2 december 2009 heeft bevestigd. De ondernemer heeft per brief van 16 december 2009 aan de consument laten weten dat er nog een onbetaald gebleven bedrag aan abonnementsgelden openstaat. De consument heeft op dit bericht en de vervolgacties steeds afwijzend gereageerd. Uiteindelijk heeft de ondernemer, in overleg met het incassobureau, besloten dat de consument niets meer verschuldigd is. Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. De ondernemer heeft niets meer te vorderen van de consument. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. Het is de commissie uit de stukken duidelijk geworden dat de consument abonnementsbetalingen deed op grond van twee abonnementen, die administratief werden verwerkt onder twee klantnummers. Ook is duidelijk geworden dat in de loop van 2008 nog steeds abonnementsbetalingen werden gedaan met betrekking tot twee abonnementen, doch dat die betalingen in de boekhouding van de ondernemer werden verwerkt onder één klantnummer. Kennelijk is er in de communicatie tussen de ondernemer en de consument met betrekking tot die wijziging een misverstand ontstaan. Wat daar ook van zij, de ondernemer heeft in april 2010 besloten dat zij niets meer van de consument heeft te vorderen uit hoofde van de reeds beëindigde twee abonnementen. Namens de ondernemer is dat per brief d.d. 26 april 2010 aan de consument medegedeeld. De consument heeft niet gesteld dat de grondslag van zijn vordering betrekking heeft op de totstandkoming of uitvoering van de overeenkomsten die hij met de ondernemer heeft gesloten. Immers, hij heeft niet geklaagd over de dienst die de ondernemer hem heeft geleverd, ook heeft hij niet gemotiveerd gesteld dat hij een geldsbedrag van de ondernemer heeft te vorderen. Het enige dat hij heeft gevorderd is, dat hij niet meer door de ondernemer wordt lastig gevallen. Dit is een vordering met betrekking tot een, in de opvatting van de consument mogelijke toekomstige, actie zijdens de ondernemer. De beoordeling van die vordering valt, gezien het reglement van de commissie buiten de taakomschrijving van de commissie. Immers, niet is gesteld of anderszins gebleken dat met betrekking tot ‘het niet meer lastigvallen’ thans een geschil bestaat tussen de consument en de ondernemer. Nu er thans geen geschil bestaat tussen de consument en de ondernemer, leidt dit tot het oordeel van de commissie dat de consument niet-ontvankelijk in zijn klacht moet worden verklaard. Ten overvloede overweegt de commissie dat tijdens de procedure duidelijk is geworden dat de ondernemer uit hoofde van de twee abonnementen, [televisie1 en internet1], niets meer van de consument heeft te vorderen. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De consument wordt in zijn klacht niet-ontvankelijk verklaard. Aldus beslist door de Geschillencommissie Elektronische Communicatiediensten op 22 november 2010.