Geen individuele meter; verdeling 100% variabel. Warmteverbruik hoog maar niet onmogelijk en in lijn met voorgaande jaren.

  • Home >>
  • Warmtelevering >>
De Geschillencommissie




Commissie: Warmtelevering    Categorie: Omvang verbruik    Jaartal: 2017
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 99868

De uitspraak:

Behandeling van het geschil

De Geschillencommissie Warmtelevering (verder te noemen: de commissie) heeft bij tussenadvies van 7 april 2016 de eindbeslissing aangehouden. De inhoud van dit tussenadvies moet als hier ingevoegd en herhaald worden beschouwd.

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft de eindafrekening warmte(levering) van de ondernemer over 2014 van in totaal
€ 2.122,68, waarbij de consument een bedrag van € 730,68 diende bij te betalen.

De consument heeft een bedrag van € 730,68 niet aan de ondernemer betaald en bij de commissie gedeponeerd.

De consument heeft de klacht op 26 november 2015 aan de ondernemer voorgelegd.

Standpunt van de consument

Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.

De consument is van mening dat hij teveel betaalt voor warmte. Hij ontvangt de warmte via de blokverwarming van het appartementencomplex waar hij woonachtig is. Via een door de ondernemer gebruikte omrekenfactor is zijn verbruik bepaald op 86,355 GJ. Het verbruik aan eenheden op de enige in gebruik zijnde radiator bedraagt 846 eenheden. Volgens de consument komt dat neer op
846 x 1,66 uur = 1.404,36 uren. 1.404,36 uren x 0,0233415 = 32,7799 GJ. Volgens door de consument bij energieleverancier Eneco ingewonnen informatie gebruikt een gemiddeld appartement 24 GJ per jaar. Verder heeft te gelden dat de blokverwarming bij de consument elk jaar 6 maanden uitstaat. De ondernemer berekent per uur voor de radiator een verbruik van 86,355 gedeeld door 1.404,36 uren = 0,0615 GJ waarbij de ondernemer dat vermenigvuldigt met het werkelijke verbruik van 2,6348. Volgens de consument is zijn reële verbruik € 722,78 exclusief kosten, terwijl de ondernemer een bedrag rekent van € 1.904,13 exclusief kosten. De gebruikte meterstand van 846 eenheden is correct, maar de consument betwist de berekening van de hoeveelheid aan hem in rekening gebrachte Gigajoules. Een gemiddeld huishouden gebruikt jaarlijks ongeveer 1.650 m3 gas oftewel bijna 35 GJ aan warmte. De ondernemer rekent voor één radiator 86,355 GJ, een verschil van ruim 51 GJ. Het is volgens de consument duidelijk dat dat nader onderzoek vergt.

Ter zitting is door de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

Mijn verbruik is op basis van de enige in werking zijnde radiator 32 GJ per jaar. Ik werk in Zeeland en ben ook niet veel thuis. Het verbruik van ruim 86 GJ is onmogelijk. Het door de ondernemer ingeschakelde bedrijf ISTA (die de afrekeningen verzorgt) heeft tegen mij gezegd dat ook al het andere warmteverlies in het complex via het buizenstelsel voor mijn rekening wordt gebracht en volgens mij klopt dat niet. Het complex bestaat uit zeven woningen en de ketel staat op het dak. Het complex dateert uit 1984. De ondernemer heeft nooit fatsoenlijk aan mij en de overige bewoners uitgelegd hoe de warmteberekeningen zijn opgemaakt. Er is ook nooit een voorstel gedaan om iets te doen aan het exorbitante warmteverbruik.

De consument verlangt dat hij zal betalen voor het reële warmteverbruik dat door hem is genoten; hij wenst dat de ondernemer de jaarafrekening daartoe zal aanpassen.

Standpunt van de ondernemer

Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.

In het verleden werden de energiekosten gedeeld waarbij ter zake verwarming 65% variabel werd gehanteerd en voor 35% vast. Met de invoering van de Warmtewet en in overleg met de huurdersalliantie is er voor gekozen om de verwarmings- en warmwaterkosten 100% variabel door te belasten. De door de ondernemer berekende tarieven 2014 vallen onder de maximale tarieven van de ACM. De consument houdt er verder zijn eigen berekeningen op na en rekent naar zichzelf toe. De consument strooit met getallen en theorieën. De berekenmethodiek is veranderd naar aanleiding van de Warmtewet. Dat is wettelijk geregeld. De berekening wordt uitgevoerd door een professioneel bedrijf, te weten de firma ISTA. Sedert 2014 geldt de Warmtewet en wordt er afgerekend in Gigajoules in plaats van elektronische eenheden. Het totale verbruik voor het gehele complex bedroeg 344,390 GJ gedeeld door 7.338 elektronische eenheden van het gehele complex zodat aldus wordt uitgekomen op 0,045570 GJ factor. Het verbruik van de consument in elektronische eenheden bedroeg 846 eenheden. De omrekenfactor is 2,8 en heeft te maken met de capaciteit van de radiator. Verder is een reductiefactor van -20% toegepast vanwege de ongunstige ligging van de woonkamer. De af te rekenen eenheden bedragen in totaal 1.895. 1.895 x 0,045570 = 86,355 GJ. De prijs per GJ was in 2014 bij de ondernemer € 22,05. Dat is onder het maximumtarief van de ACM van € 24,03. De consument is een grootverbruiker en hij is de grootste verbruiker in het complex. Hij heeft al jaren een bovengemiddeld verbruik.

Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.

De omrekenfactor van 2,8 heeft te maken met de zwaarte van de radiator in de woning van de consument. Het vergelijken van afrekeningen is onmogelijk omdat het verbruik uiteraard wisselend kan zijn. De consument zit beduidend boven het gemiddelde verbruik in het complex.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

De consument betwist in deze zaak het aan hem door de ondernemer in rekening gebrachte verbruik van warmte, hetgeen de consument aan de (veel te) hoge kant acht. Met de invoering van de Warmtewet per 1 januari 2014 is in artikel 8a van de Warmtewet bepaald dat de kostenverdeelsystematiek een zo’n nauwkeurig mogelijke benadering dient te zijn van het verbruik van de individuele verbruiker. In de brief van de Minister van Economische Zaken van 7 juli 2014 is daarover opgenomen dat bij een kostenverdeelsystematiek (bij afwezigheid van een individuele warmtemeter of individuele warmtekostenverdelers zoals in het geval in het complex waar de consument woont) van een zo’n nauwkeurig mogelijke benadering van het werkelijk aandeel van het verbruik van de verbruiker/consument dient te worden uitgegaan, voor zover dat technisch dan wel financieel mogelijk is. Met het oog op een transparante en accurate berekening van het individuele verbruik kunnen zogenaamde correctiefactoren (reductiefactoren) worden gebruikt. De commissie acht het voorshands noodzakelijk dat de ondernemer met aanvullende informatie/toelichting komt alvorens de commissie tot een einduitspraak in deze zaak kan geraken. De commissie acht het door de ondernemer gevoerde (schriftelijke) verweer bepaald summier en verzoekt de ondernemer daarom ook om meer opheldering/verduidelijking te verschaffen. De commissie verlangt van de ondernemer gaarne toelichting en antwoord op de navolgende vragen/kwesties:

1. Communicatie en uitleg
Heeft de ondernemer met de consument/bewoners van het complex gecommuniceerd over de invoering van de Warmtewet en de wijzigingen die daardoor zijn ontstaan in de warmteafrekening? Zo ja, op welke wijze heeft de ondernemer dat dan gedaan en kan die informatie worden overgelegd? Heeft de ondernemer in dat verband ook aangegeven dat er (grote) verschillen zouden kunnen ontstaan voor de consument/bewoners ten opzichte van de afrekeningen van de jaren daarvoor?

2. Hoeveelheid geleverd m3 gas
Wat is de hoeveelheid m3 gas die door de energieleverancier in 2014 is geleverd voor/ten behoeve van het totale complex; wordt dat gemeten/geregistreerd op een centrale warmtemeter? Kan de ondernemer dat middels een uitdraai van die centrale meter aantonen?
Is het verbruik gebaseerd op opgenomen waardes over het tijdvak of middels inschatting meterstanden door gasleverancier/meetbedrijf?
   
3. Formule en berekening
Hoe wordt dat totale verbruik aan m3 gas voor het complex omgerekend naar GJ; welke formule gebruikt de ondernemer daarvoor? Hoe vindt de omrekening van geregistreerde eenheden naar GJ plaats? Welke berekeningsmethodiek wordt daarvoor gehanteerd?
Is er een tussen GJ meter geplaatst voor het warmtapwatersysteem? Zo niet, hoe bepaalt u de hoeveelheid GJ toe te rekenen aan het warmtapwatersysteem?

4. Stooklijn
Wat is (de hoogte van) de temperatuur van de stooklijn van het verwarmingswater?
Bijvoorbeeld buitentemperatuur -5 graden Celsius, aanvoer verwarming 75 graden Celsius. Bijvoorbeeld buitentemperatuur +15 graden Celsius, aanvoer verwarming 40 graden Celsius.
Wat is het type en bouwjaar van de ketel? Wanneer is voor het laatst het rendement gekeurd en wat was de uitkomst?

5. Isolatie
Is het inpandige leidingnetwerk voor wat horizontale verdeelleidingen als verticale stijgleidingen betreft geïsoleerd? Kan de ondernemer daar foto’s van verschaffen? Hoe is verder de mate van isolatie in het complex; bijvoorbeeld enkel glas, zijn de vloeren op de eerste etage/begane grond geïsoleerd; kierdichting en tocht?

6. Radiatorkranen
Zijn de radiatoren voorzien van thermostatische geregelde radiatorkranen?

7. Warmteverbruik
Zijn de verschillen in warmteverbruik tussen de woningen groot en zijn die verschillen de afgelopen jaren toegenomen?

8. Verhouding warmteverbruik-eenheden GJ
Hoe verhoudt het totale aantal eenheden van het complex zich tot het totale warmteverbruik van het complex? Daalt het aantal eenheden meer dan het warmteverbruik waardoor het aantal GJ per eenheid (EKV) is gestegen in de afgelopen jaren? Is het in rekening gebrachte warmteverbruik per (reken)eenheid (GJ) de laatste jaren toegenomen? Zo ja, wat is daarvoor volgens de ondernemer de reden?
Heeft de ondernemer een indicatie van het warmteverbruik in het complex buiten de eenheden (EKV’s) om?
Verrekent u leidingverliezen compleet door en lopen leidingen door bergingen?
9. Correctiefactoren
Past de ondernemer correctiefactoren/reductiefactoren toe ter compensatie van een groter warmteverlies ten gevolge van lagere aangrenzende temperaturen voor onder andere hoekwoningen, hoger gelegen lagen/etages, eerste etage zonder vloerisolatie etc., kortom voor de eventuele ligging van woningen? Zo nee, heeft de ondernemer dat in het verleden wel gedaan en zo ja, op welke wijze?

10. Warmteverdeling
De ondernemer hanteert een warmteverdeling van 100% variabel (en tot 1 januari 2014 een deel vast en een deel variabel), hetgeen inhoudt dat per woning het gemeten warmteverbruik wordt geregistreerd per eenheid en dat het gemeten warmteverbruik van het complex in zijn geheel hierover wordt verdeeld. Doet dat volgens de ondernemer recht aan de werkelijke situatie (het werkelijke warmteverbruik omdat naast het verschil in gebruikersgedrag (instelling radiatorkranen) eventueel ook de ligging van de woning (correctie-/reductiefactoren) en de warmteafgifte van de gemeenschappelijke leidingen oorzaak zouden kunnen zijn voor grote verschillen in verbruik tussen woningen in het complex en mede gelet op het feit dat de ondernemer tot 1 januari 2014 een deel vast en een deel variabel in rekening bracht? Zou het volgens de ondernemer in rekening brengen van een vast deel/variabel deel beter en meer in overeenstemming zijn met de werkelijke situatie?

11. Omrekenfactoren radiatoren
Hanteert de ondernemer omrekenfactoren per radiator en zo ja, welke zijn dat? Er wordt volgens de geregistreerde eenheden omgerekend met een correctiefactor die gebaseerd is op de verwarmingscapaciteit van de radiator zodat de commissie gaarne geïnformeerd wordt over welke correctiefactoren daarbij worden toegepast. (Immers, bij de geregistreerde eenheden is nog geen rekening gehouden met de grootte c.q. capaciteit van de radiator).

12. Kostenverdelers
Welke (elektronische) kostenverdelers worden gebruikt en worden die ook getest/gecontroleerd volgens een EN-norm? Zo ja, welke?

13. Onderzoek warmteverbruik
Heeft de ondernemer ooit onderzoek gedaan naar het warmtegebruik in het complex en zo ja, wat was daarvan de uitkomst?
 
14. Systeemtekeningen
Kunt u een systeemtekening van de installatie leveren, inclusief plattegrond van het gebouw met de ligging van het bewuste appartement en indien aanwezig het energiecertificaat en de grootte van de woning?

15. Historische gegevens
Beschikt u over historische gegevens over het totale gasverbruik (van de blokverwarming over 2012 en 2013, alsmede de historische gegevens van de huurder over 2012 en 2013 ter zake de in rekening gebrachte eenheden)? Wat is het verbruik van de consument over 2015, voor zover dat al bekend is?

16. Tapwater
De ondernemer rekent 0,032349 m3 toe aan één m3 tapwater; hoe komt u tot die hoeveelheid en betreft dat een theoretische verdeling of is dat een bemeterde verdeling?

17. Op-/aanmerkingen
Heeft de ondernemer verder nog aanvullende op- c.q. aanmerkingen?

De commissie zal bepalen dat de ondernemer binnen zes weken na de verzending van dit bindend advies een reactie op de hiervoor genoemde punten/vragen zal vervaardigen. Indien de ondernemer met zijn reactie komt, zal de consument in de gelegenheid worden gesteld om binnen drie weken daarop schriftelijk zijn eventuele op- of aanmerkingen aan de commissie kenbaar te maken. Tenzij (één der) partijen nadrukkelijk te kennen geven/geeft een nadere mondelinge behandeling op prijs te stellen en de commissie dat noodzakelijk acht, zal de commissie vervolgens op basis van de stukken bindend adviseren. Vooralsnog zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

De ondernemer vervaardigt een reactie op de hiervoor genoemde punten/vragen; de ondernemer dient deze reactie binnen zes weken na de verzenddatum van dit tussenadvies uit te brengen aan de commissie.

De hiervoor verlangde aanvullende informatie wordt na ontvangst door de commissie in afschrift aan de consument gezonden. De consument wordt in de gelegenheid gesteld daarop binnen drie weken een schriftelijke reactie aan de commissie kenbaar te maken.

De commissie zal vervolgens zonder nadere mondelinge behandeling op basis van de stukken bindend adviseren, tenzij (één der) partijen nadrukkelijk te kennen geven/geeft een nadere mondelinge behandeling op prijs te stellen en de commissie dat noodzakelijk acht.

Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Warmtelevering op 7 april 2016.
 

De commissie heeft vervolgens kennis genomen van de nadere reactie van de ondernemer bij brieven van 7 juli, 14 juli, 19 juli en 21 juli 2016, alsmede een bericht van 20 juli 2016. De consument heeft daarop gereageerd bij brieven van 13 juli, 15 juli, 17 juli, 19 juli en 21 juli 2016.

Zoals in het tussenadvies is aangegeven zal de commissie thans bindend adviseren zonder nadere mondelinge behandeling, nu partijen niet uitdrukkelijk te kennen hebben gegeven een nadere mondelinge behandeling te wensen en de commissie dat ook niet noodzakelijk acht.

Nadere reactie van de ondernemer

De ondernemer heeft in zijn eerste schriftelijke reactie de vragen van de commissie in het tussenadvies van 7 april 2016 beantwoord. Kort gezegd heeft de ondernemer daarin aangegeven dat de inpandige leidingen in het complex waarschijnlijk niet zijn geïsoleerd, doch dat het geen heel groot of hoog gebouw betreft zodat het eventuele leidingverlies gering zal zijn. Ook geeft de ondernemer aan dat de verschillen in warmteverbruik tussen de woningen in het complex normaal gesproken niet groot zijn, dat eventuele leidingverliezen worden doorgerekend, hetgeen volgens de Warmtewet zou zijn toegestaan en dat ter zake de kostenverdeelmethode korting wordt toegepast voor liggingsfactoren. Verder heeft de ondernemer de oude verdeling vast/variabel losgelaten en hanteert thans een 100% volledige variabele kostenverdeling (waarbij de kosten worden verdeeld over de gemeten eenheden). Bewoners die veel verbruiken krijgen daardoor een hogere rekening dan voorheen. Bij de consument is sprake van een driekamerwoning op de tweede etage van in totaal 60 m2. De consument is een grootverbruiker van warmte en heeft al jaren een ruim bovengemiddeld gebruik; zijn verbruik is consistent, altijd heel erg hoog ten opzichte van anderen in het complex. De afrekening van de ondernemer is verbruikgerelateerd. De consument had in 2014 met 1.895 eenheden het hoogste verbruik binnen het complex, het gemiddelde verbruik in 2014 lag op 1.048 eenheden.

Nadere reactie van de consument

De antwoorden op de vragen van de commissie in het tussenadvies van 7 april 2016 laat de consument ter beantwoording over aan de commissie zelf omdat expertise op het gebied van installaties en verplichtingen buiten zijn kennisdomein valt. De consument betwist nadrukkelijk en gemotiveerd dat hem de kwalificatie van grootverbruiker ten deel zou moeten vallen. Volgens zijn eigen berekeningen zou hij over 2014 een verbruik van ruim 29 GJ hebben gehad (en niet de aan hem door de ondernemer gefactureerde 86 GJ). De consument betaalt derhalve veel te veel. De consument verlangt terugbetaling van het door hem teveel betaalde bedrag. De ondernemer maakt misbruik van de situatie door bewoners al jarenlang ruim het viervoudige voor hun warmte te laten betalen in vergelijking tot bewoners met een particuliere CV-installatie en de ondernemer doet ook niets om die situatie te verbeteren. De kern van de klacht van de consument heeft betrekking op het feit dat de ondernemer 300% berekent over warmtelevering waarbij het verder niet ter zake doet wie in het complex dan de grootste verbruiker is. 
    
Verdere beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

De ondernemer hanteert met ingang van 2014 een warmtekostenverdeling van 100% variabel. Dat betekent dat per woning het warmteverbruik wordt geregistreerd met elektronische kostenverdelers (geplaatst op de radiatoren) en dat het totaal gemeten warmteverbruik van het gebouw/complex daarover wordt verdeeld, inclusief de eventuele warmteverliezen van de gemeenschappelijke verdeelleidingen. Die gekozen systematiek werkt redelijk als de verschillen tussen de in de woningen geregistreerde eenheden niet al te groot zijn, hetgeen volgens de ondernemer het geval is. Wel leidt die kostenverdeelsystematiek ertoe dat bewoners die relatief veel/meer verbruiken daardoor een hogere rekening krijgen dan voorheen. De consument valt in die categorie omdat duidelijk is geworden dat zijn warmteverbruik (op basis van de historische gegevens) ruim boven het gemiddelde ligt van de bewoners in het complex. Het verbruik van de consument ligt al jaren rond de 1.900 eenheden (en voor 2014 1.895 eenheden), terwijl het gemiddelde over 2014 1.048 eenheden bedraagt, derhalve een verbruik van bijna twee keer zoveel als gemiddeld. Dat het fysiek dan wel technisch onmogelijk zou zijn om een verbruik van 1.895 eenheden (86 GJ) te verbruiken/realiseren is onvoldoende gebleken dan wel aangetoond (door de consument). Het is een fors verbruik, doch bepaald niet onmogelijk dan wel onwaarschijnlijk, mede in het licht van het al jarenlang ruim bovengemiddelde verbruik van warmte door de consument.
Aldus leidt het door de ondernemer becijferde verbruik en de daaraan ten grondslag liggende kostenverdeelsystematiek naar het oordeel van de commissie niet tot een aperte onredelijkheid ten opzichte van de consument. Temeer, nu uit de door de ondernemer overgelegde gegevens blijkt dat alle andere bewoners (en zeker gemiddeld) een veel lager en  gemiddeld verbruik laten zien. Dat evident sprake is van niet goed functionerende meters (elektronische eenheden op de radiatoren dan wel verwarmingsketel en/of extreme warmteverliezen) is volgens de commissie op basis van de verschafte informatie niet gebleken. Aan de stelling van de consument dat alle andere bewoners in het complex ook veel te veel betalen voor warmte gaat de commissie voorbij omdat de commissie uitsluitend oordeelt over individuele gevallen (en geen algemene uitspraken doet, waartoe zij ook niet bevoegd is). De commissie acht de klacht van de consument dan ook ongegrond.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

Het door de consument verlangde wordt afgewezen.

Met inachtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag ad € 730,68 aan de ondernemer overgemaakt.
 
Aldus beslist door de Geschillencommissie Warmtelevering op 24 oktober 2016.