Geen inhoudelijke klacht ten grondslag aan niet betaling factuur

De Geschillencommissie




Commissie: Ziekenhuizen    Categorie: (Niet) Ontvankelijkheid    Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 116112

De uitspraak:

In het geschil tussen

[Cliënte], wonende te [plaats], en de Stichting Elisabeth TweeSteden Ziekenhuis (ETZ), gevestigd te Tilburg, (verder te noemen: het ziekenhuis).

Behandeling van het geschil

De cliënte heeft op 23 februari 2018 de Geschillencommissie Ziekenhuizen (verder ook te noemen: de commissie) verzocht het onderhavige geschil in behandeling te nemen.

Bij brief van 15 mei 2018 heeft de commissie partijen onder meer meegedeeld, dat op de zitting van de commissie van 31 mei 2018 eerst beoordeeld zal worden of de klacht van de cliënte inhoudelijk behandeld kan worden en dat partijen in verband daarmee niet voor die zitting worden uitgenodigd.

Het geschil is buiten aanwezigheid van partijen ter zitting behandeld op 31 mei 2018 te Eindhoven.
De commissie heeft kennisgenomen van de door partijen overgelegde stukken.

Onderwerp van het geschil

De cliënte beklaagt zich erover dat het ziekenhuis voor een consult van zeer korte duur een onredelijk hoge factuur aan haar zorgverzekeraar heeft gezonden en dat haar nooit is meegedeeld welke kosten zijn verbonden aan een policonsult bij de allergoloog van het ziekenhuis.
 
Standpunt van de cliënte

De cliënte is op 7 augustus 2017 voor een consult bij de allergoloog van het ziekenhuis (verder te noemen: de arts) geweest. De cliënte is vijf minuten in de spreekkamer van de arts geweest. In de jaren hiervoor heeft de cliënte vele tests ondergaan en de arts deelde haar tijdens dat consult mee verder niets meer voor haar te kunnen betekenen. De cliënte kreeg een recept mee voor een neusspray. Het ziekenhuis heeft voor het consult en de neusspray bij de zorgverzekeraar van de cliënte een declaratie van € 683,50 ingediend.

De cliënte vindt dit bedrag buitenproportioneel hoog en niet redelijk in verhouding tot de duur van het consult en een neusspray.

De cliënte stelt dat haar nooit is meegedeeld welke kosten aan het consult verbonden zijn en had zij het door het ziekenhuis gedeclareerde bedrag van tevoren gekend, dan had zij nooit een afspraak met de arts gemaakt.

Standpunt van het ziekenhuis

Het ziekenhuis is primair van mening dat de commissie niet bevoegd is om de klacht in behandeling te nemen en subsidiair en meer subsidiair (2x) dat de cliënte in haar klacht niet ontvankelijk is.

Het primaire en subsidiaire verweer en het tweede meer subsidiaire verweer onderbouwt het ziekenhuis met twee stellingen:
1.
Uit de Parlementaire Geschiedenis van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) blijkt dat een klacht over een financiële vergoeding van de geleverde zorg (bijvoorbeeld over DBC, tarieven, eigen risico etc.) maar ook over de voorlichting daarover niet onder het bepaalde in artikel 14 van de Wkkgz valt. Met name leidt het ziekenhuis dit af uit de volgende passage in de Parlementaire Geschiedenis: “De Wkkgz zet in op laagdrempelige informele afhandeling van klachten. Daarbij gaat de regering ervan uit dat de zorgaanbieders er belang bij hebben de relatie met hun cliënten goed te onderhouden. Daarbij past dat zij hun cliënten, als die klachten over de betaling van de zorg hebben, ook cliëntgericht naar het juiste loket verwijzen. (…) Op die manier kunnen zorgaanbieders er zelf voor zorg dragen dat klachten over financiële aspecten van de zorg die bij de zorgverzekeraar thuishoren, ook bij het juiste loket belanden."
2.
Op grond van de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst is het ziekenhuis en de medisch specialist niet gehouden eigenstandig voorlichting te geven aan een patiënt over de kosten van een behandeling krachtens de Zorgverzekeringswet, de gevolgen daarvan voor het eigen risico van de patiënt etc. Deze voorlichting maakt derhalve geen onderdeel uit van de zorgverlening.

Op grond van artikel 4 van beleidsregel TH/BR-12 van de Nederlandse Zorgautoriteit zijn zorgaanbieders verplicht tijdig voorlichting te geven over tarieven van het ziekenhuis wanneer deze rechtstreeks met de consument worden verrekend en/of wanneer de consument daarom vraagt. Het policonsult en de voorgeschreven neusspray vielen onder de basiszorg, die door de verzekeraar VGZ worden vergoed. Verrekening van deze zorg is verlopen via VGZ. Gelet op de hiervoor genoemde beleidsregel bestond er voor het ziekenhuis geen verplichting tot het vooraf melden van de tarieven van deze door VGZ verzekerde zorg. Evenmin is gebleken dat de cliënte vooraf heeft gevraagd naar de tarieven die van toepassing waren op haar behandeling. Via de website van het ziekenhuis had de cliënte vooraf informatie kunnen krijgen over de DBC-problematiek en daar is ook vermeld dat zij bij onduidelijkheid haar zorgverzekeraar had kunnen benaderen.

Ten aanzien van het eerste meer subsidiaire verweer heeft het ziekenhuis gesteld dat er geen sprake is van een geschil als bedoeld in artikel 14 van de klachtenregeling van het ziekenhuis nu de cliënte in strijd met artikel 8 van die klachtenregeling niet het oordeel van de Raad van Bestuur van het ziekenhuis heeft gevraagd. Daar naast heeft het ziekenhuis gesteld dat de cliënte niet ontvankelijk is op grond van het bepaalde in de artikelen 3 lid 1, 5 lid 1 onder a en 6 lid 1 onder a van het reglement van de commissie.

Beoordeling

De commissie overweegt het volgende.

De bevoegdheid van de commissie
Op grond van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) moet elke zorgaanbieder – in dit geval het ziekenhuis – sinds 1 januari 2017 zijn aangesloten bij een erkende geschilleninstantie, die is ingesteld door een of meer representatief te achten cliëntenorganisaties en door een of meer representatief te achten organisaties van zorgaanbieders.
Het ziekenhuis is lid van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ). De NVZ is aangesloten bij de Stichting Geschillencommissies voor Consumentenzaken. Deze stichting heeft de Geschillencommissie Ziekenhuizen ingesteld.
Het reglement van de commissie bepaalt dat de commissie bevoegd is een door een cliënt aanhangig gemaakt geschil te behandelen, indien partijen – zoals in dit geval is gebeurd – met elkaar zijn overeengekomen zich aan het bindend advies van de commissie te onderwerpen.
Met het voorgaande is de bevoegdheid van de commissie gegeven om over zowel geschillen van formele aard (zoals de vraag naar de al dan niet ontvankelijkheid van de cliënte) als geschillen van inhoudelijke aard te oordelen. Het verweer van het ziekenhuis dat de commissie niet bevoegd is om de klacht van de cliënte in behandeling te nemen, wordt dan ook gepasseerd.

De ontvankelijkheid van de cliënte
In het vragenformulier waarmee de cliënte haar geschil met het ziekenhuis bij de commissie aanhangig heeft gemaakt blijkt dat het geschil betrekking heeft op een (gedeeltelijk) niet betaalde factuur.

Het reglement van de commissie bepaalt dat de commissie de cliënte in haar klacht ambtshalve niet ontvankelijk moet verklaren indien het een geschil betreft over de niet-betaling van een factuur en daaraan geen inhoudelijke klacht ten grondslag ligt. Gesteld noch gebleken is dat er aan het geschil een inhoudelijke klacht ten grondslag ligt.

De commissie is op grond van het voorgaande van oordeel dat de cliënte niet-ontvankelijk is in haar klacht.

Ten overvloede overweegt de commissie nog het volgende. De cliënte heeft gesteld dat zij nooit is geïnformeerd over de kosten van het consult bij de arts. De Nederlandse Zorgautoriteit heeft beleidsregels vastgesteld ten aanzien van de informatieverplichting van zorgaanbieders. In artikel 4 van die beleidsregels is het algemene uitgangspunt neergelegd dat een zorgaanbieder de cliënt tijdig moet informeren over welke prestaties in rekening worden gebracht en tegen welk tarief. Deze informatieverstrekking is alleen dan verplicht wanneer de rekening rechtstreeks met de cliënt wordt verrekend en/of wanneer de cliënt daarom vraagt. Uit de door de cliënte overgelegde stukken blijkt dat in dit geval sprake was van verzekerde zorg, waarbij het ziekenhuis de kosten van het consult bij de zorgverzekeraar van de cliënte ¬– en dus niet rechtstreeks bij de cliënte – heeft gedeclareerd. Daarnaast is gesteld noch gebleken dat de cliënte het ziekenhuis om informatie heeft gevraagd over de kosten van het consult. De conclusie is dan ook dat het ziekenhuis niet verplicht was om de cliënte voorafgaand aan het consult te informeren over de kosten daarvan.

Beslissing

De commissie:

– verklaart zich bevoegd om van het geschil tussen de cliënte en het ziekenhuis kennis te nemen;

– verklaart de cliënte niet-ontvankelijk in haar klacht.

Aldus beslist op 31 mei 2018 door de Geschillencommissie Ziekenhuizen.