
Commissie: Advocatuur Zakelijk
Categorie: Verstek
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
ADV11-0109
De uitspraak:
Bevoegdheid arbiter en plaats van arbitrage
De bevoegdheid van de arbiter berust op een overeenkomst tot arbitrage, zoals vervat in de opdrachtbevestiging van 11 maart 2011, waarbij partijen zich voor de beslechting van alle geschillen ontstaan naar aanleiding van de totstandkoming en/of uitvoering van de dienstverlening, inclusief alle declaratiegeschillen, onderwerpen aan arbitrage door de Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: de commissie). Aldus is voldaan aan de eis van artikel 1021 wetboek van Burgerlijke rechtsvordering. Partijen zijn tevens overeengekomen dat alle geschillen – zoals hiervoor omschreven – zullen worden beslecht overeenkomstig het Reglement Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: het Reglement). Artikel 3 lid 4 juncto artikel 2 lid 1, sub c van het Reglement bepalen – voor zover hier relevant – dat geschillen betreffende de incasso van een of meer door de advocaat aan de cliënte verzonden declaraties waarin geen schriftelijk verweer is gevoerd, worden afgedaan door de voorzitter van de Geschillencommissie Advocatuur (hierna: de commissie). De bevoegdheid van ondergetekende om het geschil tussen partijen als arbiter te beslechten is gezien het vorenstaande gegeven. Gelet op het bepaalde in artikel 31 van het Reglement dient de voorzitter van de commissie te beslissen als goede man naar billijkheid, waarbij hij met in achtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat. Verloop van de procedure Bij brief van 5 augustus 2011 heeft [de advocaat] een geschil aanhangig gemaakt tegen [de cliënte]. De advocaat heeft onder meer afschriften overgelegd van de openstaande declaraties in de periode van 14 maart 2011 tot en met 5 augustus 2011 welke de cliënte – ondanks herhaald verzoek tot voldoening – deels onbetaald heeft gelaten, reden waarom de advocaat de vordering op grond van de in de algemene voorwaarden opgenomen Klachten- en Geschillenregeling Advocatuur deze ter incasso heeft voorgelegd aan de commissie. De advocaat verzoekt de commissie de cliënte te veroordelen tot betaling van de openstaande vordering van € 1.825,16 te vermeerderen met de wettelijke rente van € 20,58 tot en met indiening van onderhavig verzoek te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf indiening van onderhavig verzoek tot aan de dag der algehele betaling. Bovendien verzoekt de advocaat de cliënte te veroordelen in de gerechtelijke kosten, waaronder niet enkel de kosten verbonden aan de procedure bij de commissie, doch ook het vastrecht verbonden aan het verlenen van verlof tot tenuitvoerlegging van het vonnis. De commissie heeft de verweerster op 19 augustus 2011 bij aangetekend schrijven met bericht van ontvangst op de hoogte gesteld van onderhavig geschil dat eiseres bij de commissie aanhangig heeft gemaakt. Namens de commissie is de cliënte bij deze brief in de gelegenheid gesteld om – onder invulling en retournering van het bij deze brief bijgevoegde vragenformulier – schriftelijk verweer te voeren tegen de vordering van de advocaat. Hierbij heeft de commissie tevens te kennen gegeven dat indien de cliënte geen schriftelijk verweer voert, de voorzitter van de commissie – zonder partijen op te roepen voor een mondelinge behandeling – uitspraak doet door middel van een arbitraal vonnis, waarbij de voorzitter de vordering van eiseres zal toewijzen tenzij deze hem ongegrond of onrechtmatig voorkomt. De termijn waarbinnen cliënte verweer diende te voeren, is verstreken zonder dat de commissie voornoemd vragenformulier retour mocht ontvangen, noch heeft cliënte binnen deze termijn op enigerlei andere wijze verweer gevoerd. De commissie heeft daarbij gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de termijn voor het indienen van verweer conform artikel 28 lid 1 van haar Reglement te bekorten. Het aangetekend schrijven van [de postbezorger] heeft verweerster d.d. 31 augustus 2011 afgehaald op de afhaallocatie. Verweerster heeft ondanks hiertoe in de gelegenheid te zijn gesteld zijn standpunt niet aan de commissie kenbaar gemaakt. De commissie heeft partijen d.d. 16 september 2011 bericht dat het geschil door de voorzitter van de commissie zal worden afgedaan. Gezien het vorenstaande heeft de voorzitter, bijgestaan door [de secretaris], overeenkomstig artikel 3, lid 4 van het Reglement het onderhavige geschil buiten aanwezigheid van partijen afgedaan. Beoordeling van het geschil De voorzitter is van oordeel dat de niet weersproken vordering, welke hem niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, dient te worden toegewezen, zodat verweerster wordt veroordeeld aan eiseres een bedrag van € 1.825,16 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de onderliggende facturen tot aan het moment van algehele voldoening te voldoen. De advocaat heeft nog kosten gevorderd in verband met de tenuitvoerlegging van onderhavig vonnis. Nu de advocaat heeft verzuimd dit bedrag nader te specificeren, wijst de voorzitter dit verzoek af. Wat betreft de arbitragekosten overweegt de voorzitter dat verweerster als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld zal worden tot betaling van de kosten van deze arbitrage, welke worden begroot op € 89,25 voor het door de Stichting Geschillencommissies voor Beroep en Bedrijf vastgestelde bedrag aan honorarium en verschotten van de arbiter. Gelet op de beslissing wordt eiseres geacht de arbitragekosten bij wijze van voorschotbetaling mede namens de verweerster te hebben voldaan. De voorzitter bepaalt voorts dat het bedrag dat eiseres ter zake van de arbitragekosten heeft voldaan in zijn geheel komt te vervallen aan de commissie en veroordeelt verweerster tot betaling van deze kosten. Beslissing De voorzitter: – wijst de vordering van [de advocaat] toe en veroordeelt [de cliënte] aan eiseres voldoen een bedrag van € 1.825,16 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de onderliggende facturen tot aan het moment van algehele voldoening; – veroordeelt [de cliënte] tot betaling aan [de advocaat] van de kosten van deze arbitrage, welke worden begroot op € 89,25; – wijst het meer of anders verzochte af. Dit arbitraal vonnis is gewezen te Den Haag op 29 september 2011 door de Geschillencommissie Advocatuur.