Commissie: Reizen
Categorie: Totstandkoming overeenkomst
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
154798/169803
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over
De consument heeft de ondernemer gevraagd hoeveel een pakketreis naar Nieuw-Zeeland kost. De ondernemer heeft daarop een offerte gestuurd, welke de consument heeft aanvaard. De consument heeft laten weten dat de offerte “al zo goedkoop leek.” Acht dagen later heeft de ondernemer laten weten dat de offerte niet klopte en dat de prijs van de reis € 6.000,- hoger zal uitvallen, mede doordat er business class gevolgen wordt.
De consument stelt dat de ondernemer achteraf niet het recht had om de offerte te corrigeren en dat er een overeenkomst, op basis van de eerste offerte, tot stand is gekomen. De ondernemer stelt anderzijds dat er nooit een overeenkomst tot stand is gekomen, omdat de consument er niet op mocht vertrouwen dat het geoffreerde bedrag klopte. De prijzen elders waren immers aanzienlijk hoger.
De commissie overweegt dat de toeslag om business class te vliegen zo laag was dat de consument er niet op had mogen vertrouwen dat de ondernemer de reis voor die prijs had willen aanbieden. Derhalve acht de commissie de klacht van de consument ongegrond, hetgeen inhoudt dat er nooit een overeenkomst tussen de partijen tot stand is gekomen. De ondernemer hoefde de pakketreis dus niet voor het geoffreerde bedrag te leveren.
De uitspraak
Behandeling van het geschil
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen. De zitting heeft digitaal plaats gevonden.
Ter zitting werd de ondernemer vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger].
De consument werd bijgestaan door haar gemachtigde [naam vertegenwoordiger].
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft in hoofdzaak de vraag op basis van de offerte van 11 januari 2022 een reisovereenkomst is tot stand gekomen en of de ondernemer al dan niet het recht heeft gehad om de offerte van 11 januari 2022 achteraf te corrigeren.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt, zoals verwoord door de gemachtigde, op het volgende neer.
De consument heeft een reis aangevraagd bij de ondernemer. Deze heeft een offerte opgesteld. De consument is akkoord gegaan met deze offerte. De ondernemer heeft vervolgens aangegeven dat de prijs niet klopte. De ondernemer heeft een nieuwe offerte gestuurd. De consument is hier niet mee akkoord gegaan. Het prijsverschil is zo’n € 6.000,–. De consument heeft elders een nieuwe, vergelijkbare reis, geboekt. De consument wenst nu vergoed te worden voor de meerprijs.
Ter zitting heeft de gemachtigde toegevoegd: ”cliënte wilde business class vliegen. Op 11 januari 2022 heeft de ondernemer geoffreerd waarin opgenomen een optie om business class te vliegen voor € 6038,– voor twee personen. De offerte is meerdere malen besproken. Cliënte heeft ook zelf gezocht wat de mogelijkheden waren om business class te vliegen. Zij heeft vergelijkbare prijzen gevonden. Er is geen sprake van een kennelijk fout waarop de ondernemer zich beroept. Cliënte mocht ervan uitgaan dat de offerte van 11 januari 2022 correct was. Er zit veel tijd tussen de offerte en het constateren van de fout.”
Ter zitting heeft de consument toegevoegd: ”op 6 januari 2022 heb ik een offerte opgevraagd bij de ondernemer. Voor wat betreft de vlucht was het uitgangspunt minimaal premium economy. Als het prijsverschil het overwegen waard was dan wilden wij business class vliegen. Op 11 januari 2022 ben ik door een medewerker van de ondernemer gebeld. Wij hebben de offerte toen uitgebreid besproken. De medewerker van de ondernemer zei in dat gesprek dat zij ook geen verklaring had voor het geringe prijsverschil tussen premium economy en business class vliegen. Ik heb de offerte geaccepteerd en gezegd dat de ondernemer de reis moest klaar maken.
Op 19 januari 2022 ben ik door de ondernemer gebeld en is mij gezegd dat er een fout in de offerte zat en dat de prijs voor het vliegen per business class niet klopte. Ik was inderdaad ook verbaasd over de geringe meerprijs voor business class tickets. Er is mij nooit duidelijk gemaakt dat er sprake was van een optie op de vlucht. De ondernemer heeft gezegd dat zij een nieuwe offerte zou sturen. Ik heb gezegd dat ik de offerte van 11 januari 2022 had geaccepteerd. Ik wilde er samen met de ondernemer uitkomen en heb gezegd dat ik het verschil wel wilde delen. Ik ben van mening dat wij ten onrechte meerkosten hebben betaald.”
Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De ondernemer is een bedrijf dat optreedt als (online) reisbemiddelaar. De ondernemer heeft, naar aanleiding van een telefonisch verzoek van de consument op 11 januari 2022 een offerte opgesteld met betrekking tot een pakketreis voor twee personen naar Nieuw-Zeeland van 31 oktober 2022 tot en met 1 december 2022 voor een geoffreerd bedrag van € 10.762,45.
Tijdens het telefoongesprek dat de consument op 11 januari 2022 met de medewerker van de consument heeft gevoerd is besproken dat standaard is uitgegaan van een ‘premium economy class’ vliegticket en dat tegen betaling een upgrade mogelijk is naar ‘business class’. De kosten van een regulier retourticket bedragen € 2.739,- per persoon. Een upgrade naar ‘business class’ is abusievelijk door de medewerker van de ondernemer opgenomen op de offerte van 11 januari 2022 voor een bedrag ad € 280,- per persoon. Een ‘business class’ ticket voor betreffende vlucht kost echter € 6.038,- per persoon (en dus niet in totaal voor twee personen).
Per e-mailbericht van 17 januari 2022 heeft de consument aangegeven akkoord te gaan met de offerte van 11 januari 2022 voor een totaalbedrag ad € 10.762,45, ervan uitgaande dat in de prijsopgave sprake is van een ‘business class’ vlucht.
Direct na ontvangst van de e-mail van de consument constateerde de medewerker van de ondernemer dat in de offerte van 11 januari 2022 een fout was gemaakt ten aanzien van de kosten van twee ‘business class’ tickets en heeft zij de consument hierover telefonisch geïnformeerd. Zij gaf op dat moment aan dat het haar ook “al zo goedkoop leek” en dat zij nog dacht “klopt dit wel?” Op 19 januari 2022 mailt de consument aan de ondernemer dat zij niet wenst in te stemmen met de gewijzigde offerte en de ondernemer wenst te houden aan het eerder geoffreerde bedrag.
De ondernemer stelt zich primair op het standpunt dat van de totstandkoming van een reisovereenkomst geen sprake is. De consument twijfelde immers zelf of de betreffende offerte juist was en of de ondernemer daadwerkelijk business class tickets voor de geoffreerde prijs kon en wilde aanbieden. Een en ander klemt te meer nu de prijs van een business class ticket naar Nieuw-Zeeland aanzienlijk hoger ligt. Van een consument, die van plan is om een product te kopen, mag worden verwacht dat zij zich van tevoren globaal heeft georiënteerd op de prijzen van een product (Gerechtshof s’-Hertogenbosch, ECLI:NL:GHSHE:2008:BC2420). Het feit dat de consument eveneens niet kon geloven dat de in eerste instantie geoffreerde prijs een business class ticket betrof en hieromtrent meermaals vragen stelt in haar (voorwaardelijke) bevestiging van 17 januari 2022 toont aan dat de consument op de hoogte was van de geldende prijzen en op basis daarvan had behoren te twijfelen (en dat ook deed) aan de offerte van de ondernemer. Er is daarom geen reisovereenkomst tot stand gekomen
Ook zijn op betreffende offerte de ANVR-Reizigersvoorwaarden van toepassing. In artikel 4.6 is opgenomen dat kennelijke fouten en/of vergissingen de reisorganisator niet binden. Het is evident dat in dit geval sprake is van een kennelijk fout en/of vergissing. Eveneens geldt hier dat de geoffreerde reis nog niet door de reisorganisator aan de consument was bevestigd en zij nog geen boekingsbevestiging had ontvangen. Zelfs na verzending van een boekingsbevestiging zou de reisorganisator op grond van artikel 4 van de ANVR-Reizigersvoorwaarden nog in de gelegenheid zijn tot herroeping.
De ondernemer heeft ter zitting toegevoegd: ”er is oorspronkelijk geoffreerd op basis van economy class met een optie voor business class. De consument was ook verbaasd over de prijs voor business class tickets, zoals gemeld in de offerte van 11 januari 2022. De consument had kunnen en moeten begrijpen dat vliegen per business class niet kon voor die prijs. Wij hebben aangegeven dat er een fout is gemaakt door een collega die niet goed heeft opgelet. De consument heeft niet elders een business class vlucht voor dezelfde prijs kunnen boeken. Wij hebben ons in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat er geen reisovereenkomst is tot stand gekomen. Alle offertes zijn onder voorbehoud van beschikbaarheid en prijswijzigingen.”
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Feitelijke uitgangspunten:
• Op 6 januari 2022 heeft de consument aan de ondernemer opdracht gegeven een offerte op te stellen met als minimaal uitgangspunt premium economy tickets voor het traject Amsterdam -Auckland v.v.
• De consument meldt in haar email van 6 januari 2022 dat zij zelf Lufthansa business class tickets zou hebben gevonden voor € 7812,– voor twee personen. Ook maakt zij melding van premium economy tickets voor € 4114,– bij een andere luchtvaarmaatschappij. Concreet geeft zij aan voor de vliegreis minimaal premium economy te willen vliegen en misschien zelfs business class.
• Op 11 januari 2022 volgt de offerte van de ondernemer waarin vermeld wordt dat, in het geval de consument business class zou willen vliegen, de daarvoor geldende prijs neerkomt op 2 x € 3019,– dus samen € 6038,–. In de prijsspecificatie is gemeld dat de prijs voor de premium economy tickets 2x € 2739,– bedraagt dus € 5478,– in totaal. De meerprijs voor business class tickets is vermeld op basis van € 280,– per persoon dus € 560,– in totaal.
• Per email van 17 januari 2022 heeft de consument aangegeven akkoord te gaan met de offerte van 11 januari 2022 voor een totaalbedrag ad € 10.762,45, uitgaande van de levering van business class tickets.
• Op 11 januari en 19 januari 2022 heeft telefonisch contact tussen de consument en de ondernemer plaatsgevonden. In dat laatste gesprek is melding gemaakt van de gemaakte fout in de offerte van 11 januari 2022 betreffende de ticketprijs voor business class tickets. Tussen partijen is onbetwist dat de consument in het gesprek van 19 januari 2022 heeft toegegeven ook zelf verbaasd te zijn geweest over het geoffreerde bedrag.
• Op 28 januari 2022 heeft een andere ondernemer voor de gewenste reis aan de consument geoffreerd op basis van business class tickets voor € 10.334,– De consument is met die offerte akkoord gegaan.
Behandeling probleemstelling:
De voorliggende vraag is of de ondernemer de offerte van 11 januari 2022 had moeten nakomen en of de consument schade heeft ondervonden, omdat zij door de weigering van de ondernemer is genoodzaakt aanzienlijk duurdere tickets te accepteren.
Het geschil spitst zich toe op de vraag of de consument ervan mocht uitgaan dat de ondernemer twee business class tickets zou kunnen leveren voor € 6028,– in totaal. De commissie beantwoordt die vraag ontkennend. Daarbij geldt de volgende toelichting.
De commissie is van oordeel dat de in de offerte van 11 januari 2022 vermelde toeslag voor business class tickets voor € 280,– traject per persoon op het traject Amsterdam – Auckland v.v. zodanig laag is dat de consument daarop niet zonder nader onderzoek op heeft mogen vertrouwen.
In deze lijn past ook de reactie van de consument die in het telefoongesprek van 19 januari 2022 immers zelf melding heeft gemaakt van haar verbazing over de prijstelling voor de business class tickets. De verwijzing van de consument naar de Lufthansa tickets treft volgens de commissie geen doel. Afgezien van het feit dat de commissie geen kennis heeft genomen van documenten waaruit die prijsstelling van € 7812,– voor business tickets zou blijken, is er ook sprake van en niet onaanzienlijk prijsverschil tussen dat bedrag en het in de offerte van 11 januari 2022 gemelde bedrag. De commissie is concluderend van oordeel dat geen geldende reisovereenkomst is tot stand gekomen op basis van de offerte van 11 januari 2022.
De commissie is overigens van oordeel dat er voldoende aanleiding is te concluderen dat de prijstelling in de offerte van 11 januari 2022 een kennelijke fout bevat waaraan de ondernemer noch de reisorganisator redelijkerwijs kon worden gehouden. De klacht is daarom ongegrond.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het door de consument gewenste wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen, bestaande uit de heer mr. O.P.G. Vos, voorzitter, de heer J.H.M. Boshuis, mevrouw drs. P.C. Hoogeveen-de Klerk, leden, op 30 augustus 2022.