Geen overmacht bij annulering huur zeiljacht tijdens corona crisis, ondernemer krijgt evenwel mogelijkheid om geldigheid voucher te verlengen tot 1 jaar

  • Home >>
  • Waterrecreatie >>
De Geschillencommissie




Commissie: Waterrecreatie    Categorie: Annulering    Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 34507/51352

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

De consument zou met vijf andere personen gebruik maken van een zeiljacht. Echter, hij heeft de huur hiervan geannuleerd vanwege de corona regels. Volgens hem mag hij de zeiljacht vanwege de regels niet bemannen. Hij stelt dat er sprake is van overmacht. Hij heeft de ondernemer verzocht om een voucher, geldig tot 6 juli 2021, met geldigheid van 1 jaar dus. De ondernemer heeft de geldigheid van de voucher beperkt tot eind 2020. Volgens de ondernemer is er geen reden voor annulering aangezien het schip in de gehuurde periode aan een schipper verhuurd mag worden. De commissie oordeelt dat er formeel gezien geen belemmering is geweest voor nakoming van de huurovereenkomst in de betreffende periode, omdat het toen was toegestaan om een schip te huren, waarbij een klein gezelschap was toegestaan. Er is dus geen sprake van overmacht zoals de consument stelt. De klacht is ongegrond. De commissie ziet echter wel redenen om de ondernemer de mogelijkheid te geven om coulancehalve en dus onverplicht, de geldigheid van de voucher te verlengen tot 1 jaar (6 juli 2021). In de branche is het inmiddels gebruikelijk om bij annulering als gevolg van de corona-maatregelen, een voucher uit te geven met een geldigheid tot een jaar na aanvang van de overeengekomen huurperiode.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.

Het geschil betreft de annulering door de consument wegens coronarisico van de huur van een zeiljacht, een [merknaam + model zeiljacht], dat gehuurd was voor de periode 6 tot 12 juli 2020 voor een bedrag van € 1.568,57.

De consument heeft 25% van de huur ten bedrage van € 392,14 niet betaald en bij de commissie in depot gestort.

Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt dit standpunt op het volgende neer.

Het door 5 mensen van 75 jaar en ouder gehuurde zeiljacht mag door corona regels niet door de consument bemand worden zoals het plan was, zodat er sprake is van overmacht. De consument heeft de ondernemer verzocht om een voucher, geldig tot 6 juli 2021. De ondernemer heeft de geldigheid van de voucher echter beperkt tot eind 2020, ondanks de mondelinge argumentatie en het protest van de consument.

De consument stelt als oplossing van het geschil voor dat de geldigheidsduur van de voucher wordt verlengd tot 6 juli 2021.

De consument heeft in het vragenformulier aangegeven dat hij een bedrag van € 392,14 onbetaald heeft gelaten, waarop hem is verzocht om dat bedrag bij de commissie in depot te storten. Dit heeft hij gedaan.

Standpunt van de ondernemer
Voor het standpunt van de ondernemer verwijst de commissie naar de overgelegde stukken, in het bijzonder naar de op 26 oktober 2020 door de ondernemer ingezonden informatie. In de kern komt dit standpunt op het volgende neer.

Het schip is door (alleen) de consument op 5 maart 2020 gehuurd voor de periode 6 tot 12 juli 2020 voor een bedrag van € 1.568,57. Op 16 maart heeft de consument een aanbetaling gedaan van € 784,28 (de helft van de huur). Op 13 mei 2020 heeft de consument verzocht de boeking te annuleren en het aanbetaalde bedrag terug te storten wegens het verbod van het aantal opvarenden. Vanuit de ondernemer is er echter geen reden voor annulering aangezien het schip in die periode aan een schipper verhuurd mag worden en de verhuurder geen zicht heeft op het aantal opvarenden.

De ondernemer heeft de consument aangeboden om het aanbetaalde bedrag te gebruiken voor een andere dienst van de ondernemer in het seizoen 2020 of de aanbetaling over te dragen aan een derde persoon, zonder dat de ondernemer daarvoor de gebruikelijke boete berekent. Ook heeft de ondernemer aangeboden dat de consument geen 75% van de huursom verschuldigd is, zoals is voorgeschreven bij annulering binnen 1 maand voor ingang van de huurperiode, maar slechts 50%.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

Naar het oordeel van de commissie heeft de ondernemer gelijk dat er, formeel gezien, geen belemmering is geweest voor nakoming van de huurovereenkomst in de betreffende periode (6-12 juli 2020) omdat het toen was toegestaan om een schip te huren, waarbij desgewenst van het schip gebruik gemaakt kon worden met een klein gezelschap, en de huurovereenkomst door het overeenkomen van een (ontbindende) voorwaarde niet afhankelijk is gemaakt van een minimum aantal opvarenden. Als huurder is in deze overeenkomst ook alleen de consument genoemd. Aldus beschouwd is er dus geen sprake van overmacht aan de zijde van een van partijen. De commissie zal de klacht daarom niet gegrond verklaren.

De commissie ziet echter redenen aanwezig om, op grond van de maatstaven van redelijkheid en billijkheid, de ondernemer in overweging te geven om, coulancehalve en dus onverplicht, de voucher geldig te laten zijn tot een jaar te rekenen vanaf de datum van ingang van de overeengekomen verhuurperiode, dus met een uiterlijke ingangsdatum van de huur van 6 juli 2021. De commissie neemt daarbij in aanmerking dat het in de branche inmiddels gebruikelijk is om, bij annulering van de huur van een schip ten gevolge van de corona-maatregelen, een voucher uit te geven met een geldigheid tot een jaar na aanvang van de overeengekomen huurperiode.

De consument heeft in het vragenformulier aangegeven dat hij een bedrag van € 392,14 onbetaald heeft gelaten, zijnde 25% van de huursom. Volgens artikel 7 van de toepasselijke HISWA-voorwaarden is de consument bij annulering tot 1 maand voor het ingaan van de huurperiode 75% van de huursom verschuldigd en bij annulering tot 2 maanden van tevoren 50% van de huursom. In dit geval heeft de consument op 13 mei verzocht de boeking te annuleren die op 6 juli zou ingaan. Strikt genomen is de consument dus 75% van de huursom verschuldigd. De ondernemer heeft echter aangeboden dat de consument bij annulering slechts 50% van de huursom verschuldigd is en het scheelt slechts een korte periode met annulering tot twee maanden tevoren. De commissie acht het daarom redelijk dat de consument wegens de annulering kan volstaan met de al betaalde aanbetaling van 50% van de huursom. Dit brengt mee dat het depotbedrag aan hem terugbetaald dient te worden.
Als de ondernemer de voucher verlengt tot 6 juli 2021, kan de aanbetaling in mindering worden gebracht op een volgende boeking bij de ondernemer, ook bij een overdracht van de voucher waarbij een derde tot 6 juli 2021 van een dienst van de ondernemer gebruik maakt.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is en dat als volgt dient te worden beslist.

Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen,

De commissie geeft de ondernemer evenwel in overweging om de geldigheid van de voucher te verlengen tot 6 juli 2021.

De commissie bepaalt dat het bedrag van € 392,14 dat door de consument bij de commissie in depot is gestort, moet worden teruggestort aan de consument;

Aldus beslist door de Geschillencommissie Waterrecreatie, bestaande uit de heer mr. M.L.J. Koopmans, voorzitter, de heer J. Zetzema, de heer P.L.J. van Kuppenveld, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. M.E. van Hoeken, secretaris, op 7 december 2020.