
Commissie: Advocatuur Zakelijk
Categorie: Verstek
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
ADV11-0084
De uitspraak:
Bevoegdheid arbiter en plaats van arbitrage
Eiseres stelt bij brief van 18 mei 2011 aan de Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: de commissie) dat zij een declaratiegeschil aan de commissie wenst voor te leggen en dat de bevoegdheid van de commissie volgt uit de met de cliënte overeengekomen algemene voorwaarden die als bijlage zijn verzonden bij de door beide partijen ondertekende opdrachtbevestiging van 17 november 2010. In deze brief is verwezen naar die algemene voorwaarden. Deze algemene voorwaarden zijn in kopie aan de commissie voorgelegd, echter met dien verstande dat niet blijkt dat deze ook daadwerkelijk als bijlage bij de brief van 17 november 2010 aan de cliënt was meegezonden. Nu de cliënte op dit punt geen verweer heeft gevoerd zal de commissie op grond van artikel 6 van de algemene voorwaarden van eiseres haar bevoegdheid aannemen om het onderhavige geschil conform het Reglement Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: het Reglement) te beslechten. Aldus is voldaan aan de eis van artikel 1021 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Artikel 3 lid 4 juncto artikel 2 lid 1, sub c van het Reglement bepalen – voor zover hier relevant – dat geschillen betreffende de incasso van een of meer door de advocaat aan de cliënt verzonden declaraties waarin geen schriftelijk verweer is gevoerd, worden afgedaan door de voorzitter van de Geschillencommissie Advocatuur (hierna: de commissie). De bevoegdheid van ondergetekende om het geschil tussen partijen als arbiter te beslechten is gezien het vorenstaande gegeven. Gelet op het bepaalde in artikel 31 van het Reglement dient de voorzitter van de commissie te beslissen als goede man naar billijkheid, waarbij hij met in achtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat. Verloop van de procedure Bij brief van 18 mei 2011 heeft [de advocaat] namens [het advocatenkantoor] een geschil aanhangig gemaakt tegen [de cliënt]. De advocaat heeft onder meer afschriften overgelegd van de declaraties van 1 december 2010, 4 januari 2011 en 2 februari 2011 welke de cliënte – ondanks herhaald verzoek tot voldoening – deels onbetaald heeft gelaten, reden waarom de advocaat de vordering op grond van de in de algemene voorwaarden opgenomen Klachten- en Geschillenregeling Advocatuur deze ter incasso heeft voorgelegd aan de commissie. De advocaat verzoekt de commissie de cliënte te veroordelen tot betaling van de openstaande vordering van € 2.870,31 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van verzuim tot aan de dag der algehele voldoening alsmede de buitengerechtelijke incassokosten van € 430,55 eveneens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van verzuim tot aan de dag der algehele voldoening. Voorts verzoekt eiseres de cliënte te veroordelen in de proceskosten van deze procedure. De commissie heeft verweerster op 14 juni 2011 bij aangetekend schrijven met bericht van ontvangst op de hoogte gesteld van onderhavig geschil dat eiseres bij de commissie aanhangig heeft gemaakt. Namens de commissie is de cliënte bij deze brief in de gelegenheid gesteld om – onder invulling en retournering van het bij deze brief bijgevoegde vragenformulier – schriftelijk verweer te voeren tegen de vordering van de advocaat. Hierbij heeft de commissie tevens te kennen gegeven dat indien de cliënte geen schriftelijk verweer voert, de voorzitter van de commissie – zonder partijen op te roepen voor een mondelinge behandeling – uitspraak doet door middel van een arbitraal vonnis, waarbij de voorzitter de vordering van eiseres zal toewijzen tenzij deze hem ongegrond of onrechtmatig voorkomt. De termijn waarbinnen cliënte verweer diende te voeren, is verstreken zonder dat de commissie voornoemd vragenformulier retour mocht ontvangen, noch heeft cliënte binnen deze termijn op enigerlei andere wijze verweer gevoerd. De commissie heeft daarbij gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de termijn voor het indienen van verweer conform artikel 28 lid 1 van haar Reglement te bekorten. Het aangetekend schrijven heeft verweerster d.d. 25 juni 2011 afgehaald van de afhaallocatie van [het postkantoor]. Verweerster heeft ondanks hiertoe in de gelegenheid te zijn gesteld zijn standpunt niet aan de commissie kenbaar gemaakt. De commissie heeft partijen d.d. 12 juli 2011 bericht dat het geschil door de voorzitter van de commissie zal worden afgedaan. Gezien het vorenstaande heeft de voorzitter, bijgestaan door [de secretaris], overeenkomstig artikel 3, lid 4 van het Reglement het onderhavige geschil buiten aanwezigheid van partijen afgedaan. Beoordeling van het geschil De voorzitter is van oordeel dat de niet weersproken vordering, welke hem niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, dient te worden toegewezen, zodat verweerster wordt veroordeeld aan eiseres een bedrag van € 2.870,31 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de onderliggende declaraties tot aan het moment van algehele voldoening te voldoen. Eiseres heeft een bedrag van € 430,55 aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Gelet op de daartoe gestelde incassoverrichtingen acht de voorzitter het redelijk hiervoor een bedrag van € 125,– toe te wijzen. De voorzitter ziet geen reden voor het toekennen van wettelijke rente over buitengerechtelijke incassokosten. Eiseres heeft nog verzocht de cliënte te veroordelen in de proceskosten van deze procedure. Ingevolge artikel 36 van het Reglement van de commissie kan de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld om aan de wederpartij te voldoen de kosten van deskundigen en getuigen en de door de commissie begrote kosten van juridische bijstand van de wederpartij. Nu eiseres haar vordering wat dit betreft op geen enkele wijze heeft onderbouwd, zal de voorzitter het verzoek omtrent de kosten van juridische bijstand afwijzen. De voorzitter merkt nog op dat de achtergrond van deze bepaling is dat de procedure als de onderhavige laagdrempelig en eenvoudig dient te zijn, waarbij geen proceskostenveroordeling past en dat deze slechts bij hoge uitzondering zal worden toegewezen. Wat betreft de arbitragekosten overweegt de voorzitter dat verweerster als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld zal worden tot betaling van de kosten van deze arbitrage, welke worden begroot op € 89,25 voor het door de Stichting Geschillencommissies voor Beroep en Bedrijf vastgestelde bedrag aan honorarium en verschotten van de arbiter. Gelet op de beslissing wordt eiseres geacht de arbitragekosten bij wijze van voorschotbetaling mede namens verweerster te hebben voldaan. De voorzitter bepaalt voorts dat het bedrag dat eiseres ter zake van de arbitragekosten heeft voldaan in zijn geheel komt te vervallen aan de commissie en veroordeelt verweerster tot betaling van deze kosten. Beslissing De voorzitter: – wijst de vordering van [het advocatenkantoor] toe en veroordeelt [de cliënte] aan eiseres te voldoen een bedrag van € 2.870,31 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de onderliggende declaraties tot aan het moment van algehele voldoening; – veroordeelt [cliënte] aan [het advocatenkantoor] te voldoen een bedrag van € 125,– ter zake van (buitengerechtelijke incasso)kosten; – veroordeelt [cliënte] tot betaling [het advocatenkantoor] van de kosten van deze arbitrage, welke worden begroot op € 89,25; – wijst het meer of anders verzochte af. Dit arbitraal vonnis is gewezen te Den Haag op 16 augustus 2011 door de Geschillencommissie Advocatuur.