Geen schadevergoeding voor complicaties na ooglidcorrectie

De Geschillencommissie




Commissie: Zorg Algemeen    Categorie: Schade    Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 137926/157501

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

Cliënte heeft aan beide ogen een bovenooglidcorrectie ondergaan, waarna complicaties zijn opgetreden. Een half jaar later heeft een hersteloperatie plaatsgevonden, maar de complicaties zijn niet verdwenen en er zijn nieuwe complicaties bijgekomen. Zij wilde geen tweede hersteloperatie laten uitvoeren vanwege het gebrek aan vertrouwen in de zorgaanbieder. Zij verzoekt schadevergoeding voor de gemaakte medische kosten, het verlies van inkomen en immateriële schade. Volgens de zorgaanbieder heeft cliënte niet de hele behandeling afgemaakt en is het gewenste resultaat daardoor niet gerealiseerd. De commissie oordeelt dat de zorgaanbieder in deze een inspanningsverplichting heeft en geen resultaatsverplichting. De zorgaanbieder heeft cliënte voldoende informatie gegeven over de risico’s en het beloop van de hersteloperatie(s). De zorgaanbieder is voorts correct omgegaan met de klacht van cliënte. De klacht is ongegrond.

De uitspraak

in het geschil tussen

[Naam], wonende te [woonplaats]

en

Ornandum BV, gevestigd te Leiden
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).

Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Zorg Algemeen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.

De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.

Het geschil is ter zitting behandeld op 24 juni 2022 te Den Haag.

Partijen hebben ter zitting hun standpunten nader toegelicht. Cliënte werd ter zitting bijgestaan door [naam], ARAG-rechtsbijstand. Namens de zorgaanbieder zijn ter zitting verschenen [naam] en [naam].

Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft een uitgevoerde bovenooglidcorrectie.

Standpunt van de cliënte
Voor het standpunt van de cliënte verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

Cliënte heeft op 8 mei 2019 aan beide ogen een bovenooglidcorrectie ondergaan. Cliënte is van mening dat de behandelend arts is tekortgeschoten bij de uitvoering van deze ingreep.

Aan beide ogen is de incisie te ver doorgetrokken waardoor er een epicanthusplooi is ontstaan. De hersteloperatie kon pas na zes maanden plaatsvinden. Deze periode is voor cliënte emotioneel erg zwaar geweest. Ook het resultaat van de hersteloperatie d.d. 16 oktober 2019 was erg teleurstellend. Er was sprake van nasal webbing aan het linkeroog. Zij kreeg van de arts het advies om opnieuw 6 maanden te wachten alvorens een tweede hersteloperatie kon worden uitgevoerd.

Cliënte heeft de derde ingreep niet laten uitvoeren omdat zij geen vertrouwen meer had in de zorgaanbieder. De gevolgen van de ingreep zijn voor cliënte enorm belastend geweest. Zij heeft rondgelopen met stress, teleurstelling, onzekerheid, boosheid, frustratie en zorgen of het wel goed zou komen met haar ogen.

Cliënte heeft een klacht ingediend bij de zorgaanbieder over de behandeling. Zij stelt dat de zorgaanbieder in eerste instantie niet heeft gereageerd op haar klacht en vervolgens geen medewering heeft willen verlenen aan de verzekeraar om de schadeclaim af te handelen.

Cliënte vordert van de zorgaanbieder:
Medische kosten van de hersteloperatie door een andere kliniek: € 1.200,–

Verlies aan verdienvermogen: € 14.973,73

Smartengeld: € 7.500,–

Ter zitting heeft cliënte haar klacht toegelicht. Naar aanleiding van het resultaat van de ingreep heeft zij een angststoornis gekregen. Zij durfde niet meer naar buiten, kon op haar werk niet meer functioneren en heeft zich ziek moeten melden terwijl zij normaal gesproken een enorme aanpakker is. Op dit moment staat zij onder psychologische behandeling en heeft zij geen uitzicht op werk. Cliënte is er niet toe in staat om zich op korte termijn te laten opereren. Er is dan ook sprake van onherstelbare schade aan haar ooglid.

Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De zorgaanbieder betreurt dat cliënte zowel professioneel als privé heeft geleden vanwege het feit dat de behandeling niet het resultaat heeft gehad dat zij ervan verwachtte. Echter, indien zij het voorgestelde traject zou hebben afgemaakt (dit betrof nog één kleine ingreep van circa 20 minuten) had het niet zo hoeven lopen.

De betrokken arts heeft de klacht van cliënte serieus bekeken. Hij heeft de tijd heeft genomen om cliënte uit te leggen hoe deze zogenaamde epicanthus plooien zouden kunnen zijn ontstaan. Op 16 oktober 2019 heeft de arts samen met de zorgaanbieder kosteloos een aanvullende hersteloperatie verricht. Cliënte is voor deze ingreep uitgelegd dat er bij deze situatie soms meer dan één operatie nodig was om de plooi volledig te verhelpen. De operatie, waarbij aan beide zijden een kleine Z-plastiek werd verricht, leverde een sterke verbetering op waardoor de rechter kant nu fraai was geworden. De linker kant was ook verbeterd, maar had nog een aanvullende Z-plastiek nodig om het gewenste resultaat te bereiken.

Dit was precies zoals vooraf met cliënte was besproken. Cliënte heeft er echter in deze fase zelf voor gekozen om van verdere behandeling af te zien.

Voor de operatie heeft cliënte op 8 mei 2019 een toestemmingsformulier getekend waarin nadrukkelijk is gewezen op de risico’s van asymmetrie en littekenvorming (‘informed consent’). Het probleem dat na de operatie is ontstaan, is vervelend, is onderkend, is behandeld, maar gedurende het behandeltraject heeft cliënte er zelf voor gekozen om zich aan het laatste deel ervan te onttrekken. De zorgaanbieder heeft cliënte aangeboden om het probleem kosteloos op te lossen. Dit aanbod blijft onverminderd staan.

De zorgaanbieder betwist dat de er niet serieus is omgegaan met de klacht. Er is wel gereageerd op de klacht van cliënte.

Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt het volgende.

De cliënte en de zorgaanbieder hebben met elkaar een behandelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:446 van het Burgerlijk Wetboek (BW) gesloten. Naast hetgeen partijen in die overeenkomst hebben afgesproken, gelden tussen hen – voor zover in het concrete geval van toepassing – de bepalingen van dat wetboek.

Voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder is vereist dat voldoende aannemelijk is dat de zorgaanbieder, dan wel ieder die werd ingeschakeld bij de uitvoering van de voor de zorgaanbieder uit de overeenkomst voortvloeiende verplichting, is tekortgeschoten in de uitvoering van die verplichting. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten (toerekenbare tekortkoming) en cliënte moet daarvan nadeel hebben ondervonden.

Op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst moet de zorgaanbieder bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht nemen en daarbij handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 BW). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht.

De verplichting die voor een hulpverlener (in dit geval de zorgaanbieder) voortvloeit uit een geneeskundige behandelingsovereenkomst, wordt in beginsel niet aangemerkt als een resultaatsverplichting, waarbij de hulpverlener moet instaan voor het bereiken van een bepaald resultaat, maar als een inspanningsverplichting, waarbij de hulpverlener zich verplicht zich voor het bereiken van een bepaald resultaat in te spannen. De reden hiervoor is dat het bij een geneeskundige behandeling meestal niet mogelijk is een bepaald resultaat te garanderen, omdat het menselijk lichaam in het (genezings-)proces een ongewisse factor vormt; zelfs bij onberispelijk medisch handelen kan het beoogde resultaat uitblijven. Van een tekortkoming kan dan ook pas worden gesproken indien komt vast te staan dat de hulpverlener zich onvoldoende heeft ingespannen of bij de inspanning een fout heeft gemaakt.

Cliënte heeft de zorgaanbieder aansprakelijk gesteld voor het tekortschieten in de uitvoering van de behandelingsovereenkomst.

De commissie heeft op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting het volgende vastgesteld.

Voorafgaand aan de ooglidcorrectie heeft cliënte een informed consent ondertekend, waarin is gewezen op mogelijke risico’s van de behandeling.

De zorgaanbieder heeft erkend dat het resultaat van de eerste ingreep niet wenselijk is geweest. Daarop heeft de zorgaanbieder kosteloos een hersteloperatie uitgevoerd. Vooraf is aan cliënte kenbaar gemaakt dat wellicht een extra littekencorrectie na deze herstelingreep noodzakelijk zou zijn.

De commissie begrijpt dat cliënte met een bepaalde verwachting de operatie heeft laten uitvoeren en dat het resultaat van de eerste ingreep is achtergebleven bij de verwachting. De behandelend arts heeft echter geen resultaatsverplichting en kan een resultaat ook niet garanderen. Door kosteloos de hersteloperatie uit te voeren en daarnaast ook nog een tweede aanvullende hersteloperatie aan te bieden, is de commissie van oordeel dat de zorgaanbieder aan zijn inspanningsverplichting heeft voldaan.

De commissie is van oordeel dat de zorgaanbieder zowel ten aanzien van de behandeling als ten aanzien van haar informatieplicht in de nakoming van haar verbintenis tegenover de cliënte niet is tekortgeschoten. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Ook de klacht van cliënte dat de zorgaanbieder niet zorgvuldig is omgegaan met de klacht van cliënte, acht de commissie ongegrond. Uit de inspanningen die de zorgaanbieder heeft verricht, blijkt naar het oordeel van de commissie dat de zorgaanbieder haar klacht heeft willen oplossen. Dat cliënte vervolgens geen gebruik heeft gemaakt van het aanbod van de zorgaanbieder om het litteken aan het linkeroog kosteloos te corrigeren, komt voor haar rekening en risico.

Voor aanspraak op materiële schadevergoeding is ten minste vereist dat de zorgaanbieder in enig opzicht toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de behandelingsovereenkomst. Van een toerekenbare tekortkoming is hier echter geen sprake, zodat de vordering tot schadevergoeding dient te worden afgewezen.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
De commissie verklaart de klachten ongegrond en wijst de door cliënte verlangde schadevergoeding af.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Zorg Algemeen, bestaande uit de heer mr. H.A. van Gameren, voorzitter, de heer dr. M-B Bouman, de heer mr. S. Sierksma, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 24 juni 2022.