Commissie: Garantiewoningen
Categorie: Schadevergoeding
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
41991
De uitspraak:
Verloop van de procedure De commissie verwijst voor het verloop van de procedure naar haar arbitraal tussenvonnis dat op 3 februari 2011 gewezen is, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd. Bij die beslissing heeft de commissie haar beslissing zes maanden aangehouden. De consument heeft op 16 augustus 2011 verzocht om de procedure voort te zetten ten aanzien van de restschade. Per brief van 23 september 2011 heeft de consument zijn standpunt nader toegelicht. De inhoud van deze dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. De ondernemer heeft bij brief van 13 oktober 2011 gereageerd. De inhoud van deze dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. Gelet op de overgelegde stukken acht de commissie zich voldoende voorgelicht. Beoordeling van het geschil Naar aanleiding van het over en weer door partijen gestelde overwegen de arbiters het volgende. De arbiters stellen vast dat na voornoemd tussenvonnis de ondernemer is overgegaan tot herstel. Partijen verschillen nog van mening over de wijze waarop het herstel is uitgevoerd en de schade die vergoedt dient te worden. Hierover overwegen de arbiters als volgt. De consument stelt zich op het standpunt dat weliswaar de situatie is verbeterd maar dat er nog steeds sprake is van een situatie die niet overeenkomt met hetgeen tussen partijen is overeengekomen. De ondernemer is het tussenvonnis niet juist nagekomen. Er is sprake van blijvend nadeel voor de consument. De consument heeft als productie 2 in het geding gebracht een foto en een tekening. Aan de hand van die foto en de tekening stelt de consument: “Volgens het ontwerp is de bovenkant van de liftopbouw nauwelijks hoger dan de onderkant van het hekwerk van het terras of de schuin oplopende muur aan de zuidzijde van het terras”. De consument vergelijkt aan de hand van een foto, de huidige situatie de verkooptekeningen. De consument gebruikt daarbij de hoogte van het hekwerk als referentiepunt. De consument stelt dat de overgelegde foto´s aantonen dat de herstelwerkzaamheden als resultaat hebben dat de liftopbouw hoger is dan aangegeven op de contractuele bouwtekeningen. Volgens de ondernemer heeft de aangepaste liftopbouw een hoogte van 84 cm. De ondernemer stelt dat de huidige situatie daarmee voldoet aan de tussen partijen gesloten overeenkomst en aan het tussenvonnis. De arbiters overwegen dat de maatvoering die de consument hanteert, met het hekwerk als referentiepunt, onjuist is. Immers, in punt 7 van zijn brief betreffende de restschade stelt de consument: “….laat zien dat de liftopbouw aanzienlijk hoger is geworden dan overeengekomen”. De consument stelt echter niet hoeveel hoger in centimeters de liftopbouw volgens hem is. Hetzelfde geldt mutatis mutandis hetgeen de consument stelt in punt 8 van zijn brief. In het voornoemde tussenvonnis d.d. 3 februari 2011 hanteert de commissie duidelijk een maatvoering in centimeters en niet een maatvoering zonder een standaard meet-eenheid, zoals de consument doet. Naar het oordeel van arbiters heeft de consument dan ook niet gesteld overeenkomstig hetgeen daarover in het tussenvonnis is bepaald, zodat de commissie van oordeel is dat de consument onvoldoende heeft aangetoond dat de ondernemer niet heeft voldaan aan het tussenvonnis. De arbiters stellen vast dat de ondernemer, door de liftopbouw te verlagen naar 84 cm, heeft voldaan aan het tussenvonnis. Het bovenstaande leidt ertoe dat de commissie de vorderingen van de consument inzake de blijvende waardevermindering en de schade als gevolg van de verkoop zal afwijzen. Uitgaande van het herstel door de ondernemer, dient vervolgens te worden bekeken wat de restschade is die overblijft en of deze schade voor vergoeding in aanmerking komt. De arbiters oordelen dat wanneer iemand uitgaven heeft gedaan ter verkrijging van een op zichzelf niet op geld waardeerbaar onstoffelijk voordeel, zoals uitzicht, en hij dit voordeel heeft moeten missen, bij het begroten van de schade – die als vermogensschade moet worden aangemerkt – als uitgangspunt zal gelden dat de waarde van het gemiste voordeel moet worden gesteld op de voor het verkrijgen daarvan gedane uitgaven, tenzij dit, alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, onredelijk zou zijn. De arbiters overwegen dat de kans bestaat dat een zaak bij de oplevering niet ten volle beantwoordt aan de overeenkomst. Indien deze kans zich realiseert is daarmee nog niet gegeven dat de uitgaven, die de consument heeft gedaan ter verkrijging van het met behulp van die zaak te behalen onstoffelijk voordeel, hun doel rechtens relevante mate hebben gemist. In casu overwegen de arbiters dat de schade, wegens verminderd woongenot als gevolg van de omstandigheid dat het gebouw voorafgaand aan het herstel niet volledig beantwoordde aan de overeenkomst, dermate gering is dat voor begroting van schade die uitsluitend bestaat uit gemis van onstoffelijk voordeel, geen plaats is. Daarbij merken de arbiters op dat ook een gering gemis van door de koper verwacht genot veel ergernis kan teweegbrengen. Die ergernis is echter geen vermogensschade. De vordering wegens verminderd woongenot zal dan ook worden afgewezen. Buitengerechtelijke kosten De arbiters overwegen dat de initiële klacht van de consument terecht was. Gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval en omdat is gebleken dat daadwerkelijk kosten zijn gemaakt, ter verkrijging van voldoening buiten rechte, zijn arbiters van oordeel dat de ondernemer dienaangaande een bedrag aan de consument moet betalen overeenkomstig de aanbevelingen van rapport voorwerk II, die zij vaststelt op 2 punten in tarief V : (2 x € 1.421) = € 2.842,–. Kosten fotobewerkingen De arbiters wijzen deze klacht af, nu die kosten moeten worden aangemerkt als kosten ter instructie van de zaak. Klachtengeld Conform het reglement ontvangt de consument zijn klachtengeld retour nu met betrekking tot de initiële klacht de ondernemer in het ongelijk is gesteld. De procedurekosten komen op dezelfde grond voor rekening van de ondernemer. Beslissing De commissie, rechtdoende naar de regelen des rechts: I. wijst af hetgeen de consument als restschade vordert; II. veroordeelt de ondernemer tot betaling van een bedrag van € 2.842,– aan buitengerechtelijke kosten aan de consument te voldoen binnen 14 dagen na verzenddatum van dit vonnis; III. stelt vast dat het klachtengeld conform het toepasselijke Reglement aan de consument zal worden terugbetaald. Dit arbitraal vonnis is gewezen te Den Haag op 29 december 2011 door de Geschillencommissie Garantiewoningen.