
Commissie: Bruidsmode en Maatwerk
Categorie: Informatie ondernemer
Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
115554
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een d.d. 26 augustus 2017 tussen partijen tot stand gekomen overeenkomst, waarbij de ondernemer zich heeft verplicht tot het leveren van twee bruidsjurken tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 2.008,95 voor de in geding zijnde jurk.
De jurken zijn ook op 26 augustus 2017 geleverd.
De consument heeft op 20 december 2017 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
Er zijn op 26 augustus 2017 twee trouwjurken gekocht bij de ondernemer. De bedoeling was dat de jurken totaal zouden overeenstemmen qua materiaal en kleur.
Achteraf is gebleken dat de jurken niet helemaal dezelfde kleur hebben ondanks de gedane toezegging. Ook is de jurk, waarom het gaat, voorzien van steentjes en kraaltjes. Deze konden eerst niet worden verwijderd, maar later weer wel.
De consument wil deze jurk niet meer en vordert ontbinding van de overeenkomst.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
Slechts de gekochte jurk van de consument Wielders is hier voorwerp van het geschil.
Deze jurk is evenals de andere uit voorraad geleverd en meteen meegenomen.
Beide jurken zijn uitgevoerd in de kleur Ivoor. De consument heeft gelegenheid genoeg gehad om te onderzoeken of de jurken goed op elkaar waren afgestemd. Er zijn geen toezeggingen gedaan dat de jurken exact dezelfde kleur zouden hebben. Dit is uiteraard ook onmogelijk.
De discussie over de jurk is begonnen nadat de consument de jurk bij naaiatelier [naam] had aangeboden om te laten vermaken. Dit was op 19 december 2017, te weten bijna 4 maanden na aankoop van de jurk.
De consument wil van de jurk af en beroept zich daarbij op dwaling. Hiervan kan geen sprake zijn, nu er geen toezegging is gedaan omtrent het volledig gelijk van kleur zijn van de jurken.
Er is geen sprake van een toerekenbare tekortkoming en er is ook geen sprake van een gewekte verwachting die niet kan worden waargemaakt.
De klacht van de consument dient dan ook te worden afgewezen.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Vooreerst wil de commissie erop wijzen, dat in de hier van toepassing zijnde Voorwaarden onder artikel 14, genoemde Klachten geen fatale termijn is opgenomen voor het indienen van een klacht. Wel wordt onder lid 3 van voornoemd artikel aangegeven dat het niet tijdig indienen van een klacht tot gevolg kan hebben dat de koper zijn rechten verspeelt. De commissie vat dit artikellid in samenhang met het bepaalde in lid 2 van voornoemd artikel zo op, dat na de ommekomst van 2 maanden na aankoop van een artikel de rechten van een consument door diens toedoen minder worden. Dit betekent dat de commissie de genoemde termijn in lid 2 van artikel 14 ziet als een adhortatieve (aansporings-) en niet als een fatale termijn, zodat er op dit punt geen juridisch beletsel is om de consument in haar klacht te ontvangen.
Het vorenstaande neemt echter niet weg dat de commissie van oordeel is dat de consument wel in een zeer laat stadium tot de ontdekking is gekomen, dat zij niet de juiste jurk had gekocht, althans een jurk die qua kleurstelling niet overeen kwam met de eveneens bij de ondernemer aangeschafte jurk van haar partner. Immers op grond van de door partijen overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting, staat voor de commissie vast dat anders dan de consument kennelijk veronderstelt, de reden waarom de consument de overeenkomst eenzijdig wenst te beëindigen voor haar rekening en risico komt. In dit verband vermag de commissie ook niet in te zien dat hier sprake zou kunnen zijn van een vorm van dwaling in juridische zin.
Het gaat hier immers niet om een onjuiste voorstelling van zaken, noch om dwaling omtrent de zelfstandigheid van de zaak. Met dit laatste wordt bedoeld dat er dwaling zou zijn omtrent het artikel zelf. Dat is hier niet het geval nu er geen enkele twijfel bestaat over het feit dat twee bruidsjurken zijn gekocht.
De consument heeft de jurk zelf uitgezocht en kunnen vergelijken met de andere door haar partner aangeschafte jurk. De consument heeft noch bij het sluiten van de overeenkomst noch een hele periode daarna blijk gegeven van enige twijfel of onzekerheid over de onjuiste kleurstelling van de aangeschafte jurk. Evenmin is door de consument gesteld noch anderszins is de commissie gebleken dat de consument onvoldoende of foutief is voorgelicht door de ondernemer over de kleurstelling van de beide trouwjurken.
Gelet op het vorenoverwogene is de commissie dan ook tot de conclusie gekomen dat het aan de consument uiteindelijk zelf is te bepalen of zij tevreden is met de door haar aangeschafte jurk. Hierbij merkt de commissie nog op dat het aan de ondernemer is om een goed advies te geven, maar uiteindelijk aan de consument om een beslissing te nemen. In dit verband wil de commissie nog wijzen op het feit dat de ondernemer aan de consument heeft aangeboden om in overleg tot een oplossing te komen. De commissie heeft echter moeten constateren, dat de consument hierop niet is ingegaan, maar er blijkbaar de voorkeur aan heeft gegeven om zich in plaats van tot de ondernemer tot de commissie te wenden.
Alle de commissie aangedragen feiten en omstandigheden leiden de commissie tot de slotsom dat de ondernemer geen toerekenbare tekortkoming kan worden verweten.
Hetgeen door de consument ter verdediging van haar standpunt is aangevoerd kan het gegeven oordeel van de commissie niet anders maken.
De commissie is derhalve van oordeel dat de klacht ongegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Bruidsmode en Maatwerk op 16 april 2018.