Geen sprake van onredelijk bezwarend beding

De Geschillencommissie




Commissie: Energie    Categorie: Ondeugdelijke levering    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 31211

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil   Het geschil betreft de vergoeding van waterschade.   De consument heeft op 4 maart 2009 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   Op 15 oktober 2008 bleek dat er een lekkage in een gebrekkige leiding was ontstaan waardoor in de kruipruimte onder de woning van de consument schade is ontstaan.   De consument heeft vervolgens contact opgenomen met de klantenservice van de ondernemer over die schade en toen is hem gezegd dat hij zijn schade moest melden bij zijn opstalverzekering. Zijn opstalverzekeraar heeft met inhouding van het eigen risico de schade aan de opstal vergoed. De schade die is ontstaan aan de grondslag van de woning is echter niet vergoed. De ondernemer beroept zich wat de vergoeding van die schade betreft op het artikel in zijn algemene voorwaarden dat inhoudt dat bij schade niet meer dan € 1.400,– wordt vergoed. De consument heeft meer schade geleden en vindt het artikel waarop de ondernemer zich beroept onredelijk bezwarend. Hij wist van dat artikel niet af en hij was aangewezen op de leverancier voor de afname van stadsverwarming.   Ter zitting heeft de consument verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   Er is schade ontstaan aan het fundament van de woning. Men kan er onder door kruipen en het zand ligt allemaal aan één kant. Een expert kan wel zeggen dat er geen schade is, maar de consument ziet dat anders. Zand isoleert warmte en geluid. Er zit een fout in de constructie van de leidingen en schade door lekkage aan een fundament van een huis is niet te verzekeren. Door die verkeerde constructie is al vaker schade ontstaan. Daaraan moet wat gedaan worden om toekomstige schade te voorkomen.   De consument verlangt vergoeding van zijn eigen risico, de energiekosten van de droger, de kosten van het leegzuigen van de kruipruimte en het terugblazen van het zand in die kruipruimte plus de vergoeding van het door de verzekeraar betaalde schade aan de verzekeraar.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   Als gevolg van een leidingbreuk van de stadsverwarming onder het belendende perceel is water en stoom via de kruipruimte de woning van de consument ingetrokken. De verzekeraar van de opstal van de consument heeft de schade vergoed met uitzondering van het herstel van het weggespoelde zand in de kruipruimte omdat op basis van de van toepassing zijnde polisvoorwaarde en het feit dat de grond niet tot het woonhuis wordt gerekend, dat herstel niet voor vergoeding in aanmerking komt. Vervolgens heeft de consument de ondernemer aangesproken voor de vergoeding van die schade. Hoewel een daartoe door de ondernemer ingeschakelde expert heeft geconstateerd dat er van feitelijke constructieve schade geen sprake is, heeft de ondernemer een bedrag van € 1.400,– vergoed. Hij heeft zich in dat verband beroepen op artikel 20 lid 4 van de van toepassing zijnde voorwaarden op grond waarvan iedere schadevergoeding is gemaximeerd tot voornoemd bedrag. De ondernemer meent dat de exoneratie opgenomen in de leveringsvoorwaarden niet onredelijk bezwarend is. De algemene voorwaarden voor de levering van Warmte of Warmte en Warm Tapwater aan huishoudelijke verbruikers zijn gebaseerd op de model Algemene voorwaarden voor Warmte 1998 van [naam branche]. Die voorwaarden zijn tot stand gekomen in juli 1994 in overleg met de [vereniging die opkomt voor de belangen van consumenten] en het [naam stichting] in het kader van de Commissie voor Consumentenaangelegenheden van de Sociaal Economische Raad en in overleg met de [vereniging die opkomt voor de belangen van consumenten] wat betreft artikel 20 gewijzigd. De partijen hebben ingestemd met de beperking van een eventuele schadevergoeding. Een verminderde beperking van de aansprakelijkheid van de ondernemer is niet goed te verzekeren en zou leiden tot een verhoging van de gehanteerde tarieven, terwijl het voor consumenten niet onmogelijk is om zich tegen redelijke tarieven te verzekeren.    De door de netbeheerders voor gas gehanteerde maximumtarieven worden vastgesteld door de Nederlandse Mededingingsautoriteit en voor warmte tarieven wordt uitgegaan van het “niet meer dan anders principe”inhoudende dat een afnemer van gas niet voordeliger uit is dan een afnemer van warmte. Namens de overheid wordt gecontroleerd of dit principe juist wordt toegepast. Verder worden voor gas door alle netbeheerders in Nederland dezelfde aansluit- en transportvoorwaarden gehanteerd. In zijn vonnis van de kantonrechter van 24 november 2008 is te lezen dat de kantonrechter het door de consument in dit geschil bestreden beding niet onredelijk bezwarend acht.   Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd.   Exoneratiebedingen zijn niet uitzonderlijk. In dit geval is het desbetreffende beding na uitvoerig overleg tot stand gekomen en het wordt door alle leveranciers van warmte gehanteerd. De breuk heeft zich voorgedaan in een toevoerleiding naar de woning van de buren van de consument. Als er klachten zijn over de kwaliteit van de leidingen dan moeten die bij een andere afdeling worden neergelegd. Dat gaat om een ander traject. Wat hier aan de orde is, is de vraag of concrete schade vergoed dient te worden.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Het geschil spitst zich allereerst toe op de vraag of de ondernemer zich kan beroepen op artikel 20 lid 4 van zijn algemene voorwaarden op grond waarvan het door de ondernemer te vergoeden schadebedrag wordt beperkt.   De consument stelt dat de ondernemer geen gerechtvaardigd beroep kan doen op dat exoneratiebeding nu deze onredelijk bezwarend is. De ondernemer heeft ter weerlegging daarvan – verkort en zakelijk weergegeven- de ontstaansgeschiedenis van de voorwaarden belicht en zijn verplichting om tegen tarieven gebaseerd op het “niet meer dan anders principe” en in lijn met de tarieven die gehanteerd worden door leveranciers van gas, warmte te leveren.   Naar het oordeel van de commissie komt de ondernemer in de onderhavige zaak onder de gegeven omstandigheden, een beroep toe op de in de algemene voorwaarden opgenomen beperking van de aansprakelijkheid tot een bedrag van € 1.400,–. Op grond van de daartoe door de ondernemer aangevoerde argumenten, wordt de stelling van de consument voldoende weerlegd; van een onredelijk bezwarende bepaling is in dit geval dan ook geen sprake. In de door de ondernemer aangehaalde rechtspraak vindt de commissie bevestiging van haar oordeel.   Dat de consument zegt tevoren van het bestaan van het desbetreffende artikel niet te hebben geweten, maakt dat niet anders en ook het feit dat de consument niet vrij zijn eigen leverancier heeft kunnen kiezen, brengt de commissie niet tot een ander oordeel. Voor zover de consument onder de aandacht van de commissie heeft willen brengen dat er in dit geval sprake is geweest van structureel ondeugdelijke leidingen, overweegt de commissie dat zij met de ondernemer van oordeel is dat klachten over de ondeugdelijkheid van leidingen in het kader van dit geschil niet aan de orde kunnen komen.   De vraag of de consument de schade, die hij vergoed wil hebben door de ondernemer, daadwerkelijk heeft geleden, kan – gelet op hetgeen hiervoor is overwogen – onbeantwoord blijven. Het bedrag van € 1.400,– is immers inmiddels door de ondernemer uitgekeerd aan de consument.    Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   Het door de consument verlangde wordt afgewezen.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water, op 18 oktober 2010.