Geen tijdig verzet tegen de verhoging van de vervoerprijs

De Geschillencommissie




Commissie: Reizen    Categorie: Informatie schriftelijk    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: REI09-0121

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 18 mei 2008 met de reisorganisator tot stand gekomen overeenkomst, waarbij de reisorganisator zich verplicht heeft tot het leveren van een vliegreis naar Cuba en verblijf in hotels/appartementen op basis van logies met ontbijt/halfpension, voor twee personen voor de periode vanaf 25 oktober 2008 tot en met 9 november 2008 voor de som van € 3.334,50.   Standpunt van klager   Het standpunt van klager luidt in hoofdzaak als volgt.   In de boekingsbevestiging van 19 mei 2008 met een totaalbedrag van € 3.334,50 was een totaalbedrag voor brandstof opgenomen van € 396,–. Op 17 juli 2008 kreeg men bericht dat als gevolg van de sterk stijgende brandstofprijzen de reisorganisator geïnformeerd was door de luchtvaartmaatschappij dat zij met ingang van heden een extra brandstoftoeslag zouden heffen. € 80,– per persoon per retourvlucht werd doorberekend. Het bezwaar van klager richt zich erop dat de reisorganisator ingevolge artikel 4 lid 3 van de ANVR reisvoorwaarden het recht heeft om de reissom te verhogen maar daarbij dient aan te geven op welke wijze de verhoging is berekend. De reisorganisator blijft in verzuim om aan te geven hoe de berekening luidt die leidt tot een brandstoftoeslag van € 80,– per persoon. Verwijzingen naar contracten die door de vliegtuigmaatschappij zijn afgesloten en die dit hebben veroorzaakt voldoen niet. De reisorganisator heeft bij schrijven van 17 juli 2008 verzuimd te berichten dat klager de overeenkomst had kunnen beëindigen. Toen in de maanden augustus, september en oktober 2008 de wereldmarktprijzen voor olie daalden is er een aantal keer e-mailcontact met de reisorganisator geweest.   Klager verzoekt de commissie een vergoeding vast te stellen naar redelijkheid en billijkheid.   Standpunt van de reisorganisator   Het standpunt van de reisorganisator luidt in hoofdzaak als volgt.   De reisorganisator heeft aan de consument doorberekend wat de luchtvaartmaatschappij aan toeslag geheven heeft. De luchtvaartmaatschappij heeft aan de reisorganisator geen berekening van deze toeslag overgelegd. De luchtvaartmaatschappij is niet bereid een berekening te overleggen. Tot op heden is er geen oplossing voor het probleem van de brandstofheffingen door luchtvaartmaatschappijen. Ingevolge artikel 4 lid 3 van de ANVR Reisvoorwaarden mag de reisorganisator tot 20 dagen voor vertrek de reissom verhogen in verband met wijzigingen in de vervoerskosten; brandstofkosten zijn expliciet inbegrepen. Het wijzigen van reissommen ten gevolge van wijzigingen in de vervoerskosten is heel gebruikelijk in de reisbranche. De reisorganisator heeft niet de mogelijkheid om te controleren of de toeslag die door de luchtvaartmaatschappij in rekening wordt gebracht correct is. Klager had niet het recht om de reisovereenkomst op te zeggen maar om de verhoging van de reissom af te wijzen en de reisorganisator had in dat geval het recht gehad om de reisovereenkomst op te zeggen. Klager wist of had kunnen weten dat hij de verhoging mocht afwijzen. De reisorganisator heeft geen invloed op de brandstofheffing die de luchtvaartmaatschappij doorgevoerd heeft. De luchtvaartmaatschappij heeft geen verlagingen doorgevoerd en daarom heeft de reisorganisator geen restitutie aan klager toegekend.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft als volgt overwogen.   Klager had ingevolge de ANVR Reisvoorwaarden de gelegenheid om zich te verzetten tegen de verhoging van de vervoerprijs op het moment dat hij daarvan in kennis werd gesteld. Hij heeft ervoor gekozen dat niet te doen. Naar hij stelde had hij daartoe geen aanleiding omdat de energieprijzen indertijd inderdaad stegen. Daarmee heeft hij in feite zijn beurt voorbij laten gaan om daarover nog te klagen. Voor zover hij de reisorganisator verwijt dat hij er niet van in kennis gesteld is dat hij de reis kon annuleren, stelt de reisorganisator terecht dat een dergelijk recht niet bestaat; klager had alleen kunnen weigeren de verhoging te voldoen. Dat kon hij overigens weten na kennisneming van de ANVR Reisvoorwaarden op dat punt. Ten overvloede overweegt de commissie dat voor zover het verwijt gemaakt wordt dat geen berekening is gegeven, dit niet terecht geoordeeld wordt nu aangenomen moet worden dat er geen sprake is van een optelling van kosten die verhoogd zijn doch het slechts een enkele post betreft; een berekening kan er daarom niet zijn. De betreffende bepaling impliceert dat de verhoging uit meer dan één post kan bestaan; dat geval doet zich hier echter niet voor. Klager vraagt kennelijk naar een verantwoording van de verhoging van de energieprijs maar een dergelijke verantwoording is in de ANVR Reisvoorwaarden niet te lezen. Die kan de reisorganisator voorts ook niet geven omdat de luchtvaartmaatschappij die niet verstrekt heeft. Klager is zich gaan beroepen op een verlaging van de energieprijs omdat de olieprijzen zijn gaan dalen. Er is echter kennelijk geen verlaging doorgevoerd door de luchtvaartmaatschappij zodat die voor de reisorganisator niet aan de orde komt. Klager kan geen recht doen gelden op een verlaging van de vervoersprijs als er geen daadwerkelijke verlagingen hebben plaatsgehad voor de reisorganisator. Uit de betrekkelijke bepaling in de ANVR Reisvoorwaarden is dat ook niet te lezen. Klager heeft niet kunnen weerleggen dat een verlaging van de energieprijzen in de aanloop naar de geboekte reis, nog niet hoeft te leiden tot verlaging van de prijzen van contracten die al afgesloten zijn voor de periode waarin de reis zal plaatsvinden.   De klacht moet daarom worden afgewezen evenals het door klager verlangde.   Derhalve wordt beslist als volgt.   Beslissing   Het door klager verlangde wordt afgewezen.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen op 9 juli 2009.