Commissie: Voertuigen
Categorie: Levertijd
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
VOE07-0429
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil vloeit voort uit een op 21 februari 2007 tussen partijen totstandgekomen overeenkomst. De ondernemer heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een nieuwe auto, [merk en type] tegen de daarvoor door de consument te betalen prijs van € 13.840,– exclusief leges, verwijderingsbijdrage en kosten rijklaar maken. De levering heeft niet plaatsgevonden. De consument heeft op 15 maart 2007 de klacht voorgelegd aan de ondernemer. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. Bij aankoop van de auto is als afleverdatum 12 maart 2007 overeengekomen. Dit is overigens niet in de koopovereenkomst opgenomen. Op die datum kon de ondernemer de auto niet leveren. Ook op 14 maart 2007 kon hij dat niet. De auto was een showroommodel. Toen dit afgeleverd moest worden, bleek dat dit was uitgerust met een 1.1 liter motor en niet met een 1.4 liter motor, zoals door de consument gekocht. Omdat de ondernemer de auto op het afgesproken tijdstip niet kon leveren, heeft de consument de koopsom teruggevraagd. Die heeft de ondernemer ook terugbetaald, maar onder inhouding van 15%. Pas op 10 april 2007 is het aanbod gedaan om de gekochte auto alsnog te leveren. De ondernemer betwist ten onrechte dat een vaste afleverdatum zou zijn overeengekomen. Hij doet een beroep op de annuleringsregeling in de algemene voorwaarden. De consument betwist dat zij de koop heeft geannuleerd. Van een schriftelijke annulering is geen sprake geweest. Zij heeft de koop ontbonden wegens overschrijding van de levertermijn, één en ander als verwoord in haar brief d.d. 26 maart 2007. De consument verlangt terugbetaling van het ingehouden deel van de koopsom, € 1.912,50. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. Een vaste afleverdatum is niet overeengekomen. Met de consument was afgesproken dat de auto na haar vakantie zou worden afgeleverd. Toen bleek dat het showroommodel met een motor van een ander type was uitgerust dan door de consument besteld, is na haar vakantie contact opgenomen met de consument om te vragen of zij akkoord kon gaan met een 1.1 liter motor. Dat wilde zij echter niet. Vervolgens heeft de consument besloten om dan maar helemaal geen auto meer af te nemen. De ondernemer is nog steeds bereid en in staat om voor het overeengekomen bedrag de desbetreffende auto (met 1.4 liter motor) aan de consument te leveren. Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. De verkoper heeft contact opgenomen met de consument en heeft gezegd dat er een probleem was. Zij zegt dat 12 maart als vaste afleverdatum was afgesproken, maar de enige afspraak omtrent een tijdstip die is gemaakt was “na haar vakantie”. Wanneer zij terug zou komen was ons niet bekend. Op 12 maart kon de verkoper ook niet afleveren, omdat hij die dag niet werkte. Een vaste leverdatum staat ook niet in de overeenkomst opgenomen. Ik weet niet wat de reden is dat de consument van de auto af wil. Ik heb haar nog wel zeer geëmotioneerd aan de telefoon gehad. Wellicht is er iets anders aan de hand, maar ik zou niet weten wat. Wij hebben wel degelijk nadeel ondervonden. Voor de auto is in maart een kenteken aangevraagd en gereserveerd. Vervolgens is de auto bij ons blijven staan. Dat kenteken is echter voor de auto gereserveerd en hoe langer de auto staat, hoe ouder hij dus dan ook wordt. Uiteindelijk heb ik hem pas drie weken geleden geforceerd kunnen verkopen. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. Artikel 6, lid 1 van de BOVAG-voorwaarden kent een regeling ten aanzien van de vraag hoe te handelen wanneer een afgesproken afleverdatum niet wordt aangehouden door een ondernemer. In dat geval dient de consument op grond van deze bepaling de ondernemer eerst schriftelijk in gebreke te stellen, waarbij hem minimaal een termijn van drie weken wordt gegeven om de auto alsnog te leveren. Pas na ommekomst van die termijn is de koper bevoegd om de koopovereenkomst te ontbinden. Gesteld al dat een vaste afleverdatum is overeengekomen (de ondernemer betwist dat, zulks blijkt ook niet uit de koopovereenkomst en de consument is één en ander ter zitting ook niet nader komen uitleggen), dan heeft in elk geval te gelden dat de consument de ondernemer eerst alsnog schriftelijk had moeten berichten dat hij nog drie weken de tijd had om te leveren, alvorens zij tot ontbinding van de overeenkomst kon overgaan. Gesteld al dat de brief van 26 maart 2007 als een zodanige ingebrekestelling zou kunnen worden aangemerkt, dan staat in elk geval vast dat de ondernemer op 10 april 2007, derhalve nog binnen de minimaal te geven termijn van 3 weken, in staat was om de auto in de juiste configuratie te leveren. Dat een vast afleverdatum is overeengekomen, is de commissie niet gebleken. Maar zelfs als dat al zo zou zijn geweest, volgt uit het voorgaande dat op grond van de toepasselijke voorwaarden geen grond heeft bestaan om de overeenkomst te ontbinden. Dat de ondernemer de mededelingen van de consument als een annulering heeft beschouwd, kan de commissie dan ook billijken. In geval van annulering is de consument 15% van de koopsom verschuldigd wegens annuleringskosten. De commissie acht ook voldoende aannemelijk dat de ondernemer als gevolg van de annulering met kosten en gederfde winst is blijven zitten, waarvoor een dergelijke vergoeding passend is. Het voorgaande voert tot de slotsom dat geen gronden bestaan om de ondernemer gehouden te achten (een deel van) het achtergehouden bedrag alsnog aan de consument te vergoeden. Daarom wordt beslist als na te melden. Beslissing Het door de consument verlangde wordt afgewezen. Aldus beslist door de Geschillencommissie Voertuigen op 30 augustus 2007.