
Commissie: Advocatuur Zakelijk
Categorie: Verstek
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
ADV11-0085
De uitspraak:
Bevoegdheid arbiter en plaats van arbitrage
De bevoegdheid van de arbiter berust op een overeenkomst tot arbitrage, zoals vervat in de door beide partijen ondertekende doorlopende opdrachtbevestiging, waarbij partijen zich voor de beslechting van alle geschillen ontstaan naar aanleiding van de totstandkoming en/of uitvoering van de dienstverlening, inclusief alle declaratiegeschillen, onderwerpen aan arbitrage door de Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: de commissie). Aldus is voldaan aan de eis van artikel 1021 wetboek van Burgerlijke rechtsvordering. Partijen zijn tevens overeengekomen dat alle geschillen – zoals hiervoor omschreven – zullen worden beslecht overeenkomstig het Reglement Geschillencommissie Advocatuur (hierna te noemen: het Reglement). Artikel 3 lid 4 juncto artikel 2 lid 1, sub c van het Reglement bepalen – voorzover hier relevant – dat geschillen betreffende de incasso van een of meer door de advocaat aan de cliënt verzonden declaraties waarin geen schriftelijk verweer is gevoerd, worden afgedaan door de voorzitter van de Geschillencommissie Advocatuur (hierna: de commissie). De bevoegdheid van ondergetekende om het geschil tussen partijen als arbiter te beslechten is gezien het vorenstaande gegeven. Gelet op het bepaalde in artikel 31 van het Reglement dient de voorzitter van de commissie te beslissen als goede man naar billijkheid, waarbij hij met in achtneming van de tussen partijen gesloten overeenkomst als maatstaf voor het handelen van de advocaat hanteert dat deze heeft gehandeld zoals verwacht mag worden van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat. Verloop van de procedure Bij brief van 19 mei 2011 heeft [de advocaat] een geschil aanhangig gemaakt tegen [de cliënt]. De advocaat heeft onder meer afschriften overgelegd van de declaraties van 8 april 2010 en 29 april 2010 welke de cliënt – ondanks herhaald verzoek tot voldoening – onbetaald heeft gelaten, reden waarom de advocaat de vordering op grond van de in de algemene voorwaarden opgenomen Klachten- en Geschillenregeling Advocatuur deze ter incasso heeft voorgelegd aan de commissie. De advocaat verzoekt de commissie de cliënt te veroordelen tot betaling van de openstaande vordering van € 3.349,11 bestaande uit de hoofdsom van € 2.810,90 en buitengerechtelijke incassokosten van € 450,–, te vermeerderen met de wettelijke rente tot 9 mei 2011 voor een bedrag van € 88,21, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.349,11 vanaf 9 mei 2011 tot en met de dag der voldoening. Voorts vordert de advocaat arbitragekosten. De commissie heeft verweerder op 16 juni 2011 bij aangetekend schrijven met bericht van ontvangst op de hoogte gesteld van onderhavig geschil dat eiser bij de commissie aanhangig heeft gemaakt. Namens de commissie is de cliënt bij deze brief in de gelegenheid gesteld om – onder invulling en retournering van het bij deze brief bijgevoegde vragenformulier – schriftelijk verweer te voeren tegen de vordering van de advocaat. Hierbij heeft de commissie tevens te kennen gegeven dat indien de cliënt geen schriftelijk verweer voert, de voorzitter van de commissie – zonder partijen op te roepen voor een mondelinge behandeling – uitspraak doet door middel van een arbitraal vonnis, waarbij de voorzitter de vordering van eiser zal toewijzen tenzij deze hem ongegrond of onrechtmatig voorkomt. De termijn waarbinnen cliënt verweer diende te voeren, is verstreken zonder dat de commissie voornoemd vragenformulier retour mocht ontvangen, noch heeft cliënt binnen deze termijn op enigerlei andere wijze verweer gevoerd. De commissie heeft daarbij gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de termijn voor het indienen van verweer conform artikel 28 lid 1 van haar Reglement te bekorten. Het aangetekend schrijven heeft [de postbezorgdienst] d.d. 20 juni 2011 uitgereikt aan (het adres van) verweerder. Verweerder heeft ondanks hiertoe in de gelegenheid te zijn gesteld zijn standpunt niet aan de commissie kenbaar gemaakt. De commissie heeft partijen d.d. 12 juli 2011 bericht dat het geschil door de voorzitter van de commissie zal worden afgedaan. Gezien het vorenstaande heeft de voorzitter, bijgestaan door [de secretaris] overeenkomstig artikel 3, lid 4 van het Reglement het onderhavige geschil buiten aanwezigheid van partijen afgedaan. Beoordeling van het geschil Gelet op de overgelegde stukken beschouwt de voorzitter de vordering van de advocaat ter grootte van € 3.349,11 als een totale vordering bestaande uit een hoofdsom van € 2.810,90 vermeerderd met de wettelijke rente tot 9 mei 2011 van € 88,21 en buitengerechtelijke incassokosten van € 450,–. De voorzitter is van oordeel dat de niet weersproken vordering, welke hem niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt, dient te worden toegewezen, zodat verweerder wordt veroordeeld aan eiser een bedrag van in totaal € 2.810,90 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de onderliggende facturen tot aan het moment van algehele voldoening te voldoen. De advocaat heeft een bedrag van € 450,– aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Gelet op de daartoe gestelde incassoverrichtingen acht de voorzitter het redelijk hiervoor een bedrag van € 125,– toe te wijzen. De wettelijke rente vanaf 9 mei 2011 zal worden toegewezen over de op dat moment openstaande hoofdsom van € 2.810,90. Het meer of anders verzochte wordt afgewezen. De voorzitter ziet geen reden voor het toekennen van wettelijke rente over buitengerechtelijke incassokosten. Wat betreft de arbitragekosten overweegt de voorzitter dat verweerster als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld zal worden tot betaling van de kosten van deze arbitrage, welke worden begroot op € 89,25 voor het door de Stichting Geschillencommissies voor Beroep en Bedrijf vastgestelde bedrag aan honorarium en verschotten van de arbiter. Gelet op de beslissing wordt eiser geacht de arbitragekosten bij wijze van voorschotbetaling mede namens de verweerster te hebben voldaan. De voorzitter bepaalt voorts dat het bedrag dat eiser ter zake van de arbitragekosten heeft voldaan in zijn geheel komt te vervallen aan de commissie en veroordeelt verweerster tot betaling van deze kosten. Beslissing De voorzitter: – wijst de vordering van [het advocatenkantoor] toe en veroordeelt [de cliënte] aan eiser te voldoen een bedrag van € 2.810,90 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata van de onderliggende declaraties tot aan het moment van algehele voldoening; – veroordeelt [de cliënte] aan [het advocatenkantoor] te voldoen een bedrag van € 125,– ter zake van buitengerechtelijke incassokosten; – veroordeelt [de cliënte] tot betaling aan [het advocatenkantoor] van de kosten van deze arbitrage, welke worden begroot op € 89,25; – wijst het meer of anders verzochte af. Dit arbitraal vonnis is gewezen te Den Haag op 5 augustus 2011 door de Geschillencommissie Advocatuur.