
Commissie: Verbouwingen en nieuwbouw
Categorie: Bevoegdheid/ontvankelijkheid
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: Arbitraal Vonnis
Uitkomst: Niet bevoegdniet-ontvankelijk
Referentiecode:
161861/181955
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
In dit geschil heeft consument een woning gekocht dat gebreken zou vertonen. De woning is (af) gebouwd door aannemer in opdracht van de vorige eigenaren. De arbiters oordelen dat consument niet ontvankelijk is, omdat dit geschil bij de burgerlijke rechter aanhangig is gemaakt. Ook oordelen de arbiters dat zij niet bevoegd zijn, omdat het geschil niet gaat om een overeenkomst of uitvoering daarvan. De arbiters verklaren zich niet bevoegd om een vonnis uit te brengen in dit geschil en verklaren dat consument niet ontvankelijk is in zijn klacht.
De uitspraak
Ondergetekenden:
de heer mr. M.L.J. Koopmans te [plaatsnaam], de heer ing. G.J. van Ingen te [plaatsnaam], mevrouw mr. C. Muller te [plaatsnaam], die in het onderhavige geschil als arbiters optreden, hebben het volgende vonnis gewezen.
Behandeling van het geschil
Uit de stukken blijkt dat eerst dient te worden vastgesteld of de consumenten in de klacht ontvankelijk zijn en of de arbiters bevoegd zijn om kennis te nemen over de klacht over de bijgebouwen.
De geschillencommissie Verbouwingen en Nieuwbouw (verder te noemen: de commissie) heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 14 april 2023 te Den Haag.
Partijen hebben ter zitting hun standpunt toegelicht. De consumenten werden bijgestaan door hun advocaat. Aan de zijde van de ondernemer zijn verschenen de heren [naam] en [naam] (zoon) en ook de heer [naam] (uitvoerder), bijgestaan door hun advocaat.
Onderwerp van het geschil
De ondernemer heeft in opdracht van de rechtsvoorgangers van de consumenten een woning gebouwd. Nadat de consumenten de woning hadden betrokken, werden zij geconfronteerd met een aantal gebreken waaronder knal- en kraakgeluiden afkomstig uit het dak.
Standpunt van de ondernemer
De ondernemer stelt zich primair op het standpunt dat de consumenten niet-ontvankelijk zijn in de klachten. De ondernemer verwijst naar artikel 7 lid 2 onder c van het Reglement Geschillencommissie Verbouwingen en Nieuwbouw (hierna te noemen: het reglement) en artikel 125 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna te noemen: Rv). De consumenten hebben op 30 november 2021 een dagvaarding (in persoon) laten betekenen aan de ondernemer. Vanaf die dag is een procedure aanhangig bij de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle. Gelet op voornoemde bepaling in het reglement dienen de arbiters de consumenten niet-ontvankelijk te verklaren in deze klachtenprocedure.
In reactie op het verweer van de consument voert de ondernemer aan dat de commissie pas in het nog te wijzen arbitraal vonnis heeft te beslissen omtrent haar bevoegdheid, de ontvankelijkheid van partijen en het geheel of gedeeltelijk (on)gegrond zijn van de klacht. Het reglement voorziet niet in afwijking van artikel 7 lid 1 sub c. Er is dus geen ruimte in het reglement om, wegens bepaalde redenen, af te wijken van de ambtshalve niet-ontvankelijkverklaring. Een beroep op de redelijkheid en billijkheid / de goede procesorde om af te wijken van het reglement is dan ook ongegrond. Het staat de consumenten vrij om de zaak van de parkeerrol te halen en om op die wijze door de rechtbank een datum te laten bepalen voor mondelinge behandeling. Het risico op dubbele behandeling en het maken van dubbele kosten is wel degelijk aanwezig, aangezien de commissie op grond van het reglement verplicht is om de consumenten niet-ontvankelijk te verklaren.
Ten tijde van het moment van instemming van het plaatsen van de dagvaardingszaak op de parkeerrol, was de ondernemer niet bekend met de verplichtingen uit het reglement van de commissie. Er is derhalve geen strijd met de redelijkheid en billijkheid of de goede procesorde.
Standpunt van consument
De consument stelt zich primair op het standpunt dat de klachten al in behandeling zijn genomen door de commissie. De zaak is op 4 maart 2022 geregistreerd en op 27 juli 2022 heeft de inname plaatsgevonden. Op die dag heeft de commissie naar zeggen van de consument ambtshalve beslist dat zij de zaak wel inhoudelijk zal behandelen. De consumenten zijn dan ook ontvankelijk. Op dat moment was de commissie bekend met de reeds uitgebrachte dagvaarding, nu daarvan in het vragenformulier melding is gemaakt. Aangeboden is om de dagvaarding en bijbehorende stukken over te leggen. De commissie heeft hier niet om gevraagd. De commissie kan op de beslissing om de consumenten ontvankelijk te verklaren niet meer terugkomen, te meer omdat hoger beroep tegen een uitspraak of beslissing van de commissie niet mogelijk is.
Subsidiair is het beroep op niet-ontvankelijkheid in strijd met de redelijkheid en billijkheid en/of goede procesorde. In het klachtenformulier heeft de voormalig advocaat van de consumenten toegelicht dat de dagvaardingsprocedure reeds eerder was gestart in verband met de vervaltermijn in artikel 15 lid 6 van de algemene voorwaarden van de ondernemer. Het risico was dat de rechtsvordering van de consumenten op grond van de verborgen gebreken regeling per 1 januari 2022 zou vervallen.
In de Bouwgarant Nieuwbouwgarantieregeling Eengezinswoning 2013 is in artikel 8 lid 2 bepaald dat de garantietermijn zes jaar betreft. Daardoor is er iets meer tijd om de procedure bij de commissie aanhangig te maken. Procederen bij de commissie had en heeft de voorkeur van de consumenten, juist met het oog op de herstelwaarborg. In het vragenformulier is vermeld dat de consumenten in eerste instantie een beroep willen doen op de Nieuwbouwgarantieregeling in verband met de waarborgen die hen dat extra geeft ten opzichte van een procedure bij de civiele rechter.
In overleg tussen partijen is de dagvaardingsprocedure thans op de parkeerrol geplaatst tot een datum in april 2023. Van dubbele (inhoudelijke) behandeling of dubbele kosten is thans geen sprake. Het is de verwachting dat de procedure bij de commissie in april 2023 reeds doorlopen is, zodat het reeds daarom niet de verwachting is dat een dubbele inhoudelijke behandeling zal plaatsvinden.
Het is niet de bedoeling dat de consumenten worden benadeeld door hun recht op garantie c.q. herstelwaarborg te verliezen in verband met een onredelijk bezwarende vervaltermijn uit de voorwaarden van de ondernemer. Dat zou onaanvaardbaar zijn in het licht van de beperkende redelijkheid en billijkheid, althans in strijd zijn met de goede procesorde, althans niet door de beugel kunnen op grond van enige andere wettelijke grondslag.
Deskundigenrapport
De commissie heeft een onderzoek laten uitvoeren door [naam], die daarover op 22 december 2022 schriftelijk heeft gerapporteerd aan de commissie. De inhoud van dit rapport geldt – voor zover hierna niet aangehaald – als hier herhaald en ingelast.
Beoordeling van het geschil
De arbiters overwegen als volgt.
Onbevoegdheid van arbiters
Voor zover de klachten van de consument betrekking hebben op de bijgebouwen – een onderwerp dat blijkens de in dit geding gebrachte uitvoerige dagvaarding van de ondernemer van 30 november 2021 voor de rechtbank Overijssel, niet aan de civiele rechter is voorgelegd – overwegen de arbiters ambtshalve het volgende.
Ingevolge artikel 3 lid 1 van het reglement hebben arbiters (alleen) tot taak geschillen tussen consument en ondernemer te beslechten, voor zover deze betrekking hebben op de totstandkoming of de uit-
voering van overeenkomsten met betrekking tot door de ondernemer te leveren of geleverde diensten en/of zaken. Ingevolge artikel 4 van het reglement zijn arbiters (alleen) bevoegd een geschil te behandelen, indien en voor zover partijen zijn overeengekomen het geschil door de commissie te laten beslechten.
De door de consumenten gestelde afspraak om mee te werken aan de totstandkoming van de bijgebouwen is niet neergelegd in de tussen de rechtsvoorgangers van de consumenten en de ondernemer gesloten overeenkomst en evenmin in een andere overeenkomst. De arbiters zijn gelet op artikel 3 lid 1 en artikel 4 van het reglement dan ook onbevoegd om als arbiters te beslissen op deze klachten.
Niet-ontvankelijkheid van de consumenten
Alvorens tot een inhoudelijke beoordeling van het geschil over de overige klachten te kunnen gaan, dienen de arbiters eerst te beslissen op het preliminaire verweer van de ondernemer dat de consumenten niet-ontvankelijk zijn in hun klachten.
De consument heeft op 30 november 2021 de dagvaarding van de ondernemer bij de rechtbank Overijssel in persoon laten betekenen. Afschrift van die dagvaarding is in het geding gebracht en daaruit blijkt dat daarin wordt gesteld en gevorderd op basis van de dezelfde klachten die bij de geschillencommissie zijn ingediend op 4 maart 2022, zulks overigens met uitzondering van de klachten over de bijgebouwen.
In artikel 125 van het wetboek van Burgerlijke rechtsvordering is bepaald dat het geding bij de burgerlijke rechter aanhangig is vanaf de dag van de dagvaarding.
Artikel 7 lid 1 en onder c van het reglement van deze commissie bepaalt dat de commissie de consument in zijn klacht ambtshalve niet-ontvankelijk verklaart indien het een geschil betreft dat reeds bij de burgerlijke rechter aanhangig is gemaakt.
Navraag tijdens de mondelinge behandeling op 14 april 2023 leerde dat de procedure bij de rechtbank op dat moment nog steeds aanhangig was. De omstandigheid dat dat geding aanstonds op de parkeerrol is geplaatst, maakt dit naar het oordeel van arbiters niet anders.
Voormelde bepaling in het reglement van de commissie heeft mede tot doel om te voorkomen dat twee procedures op dezelfde grondslag(en) naast elkaar worden aanhangig gemaakt, dit ter voorkoming van tegenstrijdige/dubbele beslissingen. Bovendien kan en mag partijen niet het recht worden ontzegd om hun geschillen aan de burgerlijke rechter voor te leggen. Die keuze moet worden gerespecteerd, wat mede reden is waarom genoemd artikel uit het reglement van de commissie geen ruimte biedt.
Het standpunt van de consumenten inhoudende dat reeds is c.q. moet zijn beslist tot ontvankelijk verklaring van de consument bij de geschillencommissie, miskent dat “slechts” sprake is geweest van het administratief aanhangig maken van de klachten van de consument. Naar aanleiding van het betreffende niet-ontvankelijkheidsverweer van de ondernemer is geen voorbeslissing gevraagd van arbiters, en wordt dit geschilpunt eerst nu voor het eerst aan arbiters ter beoordeling voorgelegd. Uit het dossier blijkt dat de administratie van de commissie dit ook zo aan partijen heeft bericht.
Uit het voorgaande volgt dat de arbiters de consumenten op grond van artikel 7 lid 1 en onder c van het reglement van deze commissie niet-ontvankelijk hebben te verklaren in de overige ingediende klachten.
Ter zitting heeft de gemachtigde van de consumenten nog aangegeven dat afgesproken is om de procedure bij de rechtbank naar een latere parkeerrol te verplaatsen en in te trekken als de commissie op het geschil heeft beslist. Dat kan de consumenten echter niet baten, nu de arbiters ambtshalve de ontvankelijkheid dienen te toetsen op dit moment en het artikel – zoals hiervoor is overwogen – geen ruimte biedt voor afwijking.
Aldus wordt als volgt beslist.
Beslissing
De arbiters zijn niet bevoegd om kennis te nemen van de klachten over de bijgebouwen en verklaren de consumenten niet-ontvankelijk in de overige klachten.
Dit arbitraal vonnis is gewezen te Den Haag op 10 mei 2023 en door de arbiters van de Geschillencommissie Verbouwingen en Nieuwbouw ondertekend.