
Commissie: Energie
Categorie: Tarief / Wijziging
Jaartal: 2023
Soort uitspraak: Tussen Advies
Uitkomst: aanhouding beslissing
Referentiecode:
206056/209382
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De vraag die voorligt is of de ondernemer vaker dan twee keer per jaar de overeengekomen leveringstarieven mag wijzigen.
De uitspraak
Beoordeling
De consument heeft met de ondernemer overeenkomst voor de levering van gas en elektriciteit tegen variabele tarieven. De ondernemer heeft naast de overeengekomen halfjaarlijkse wijzigingen van de tarieven op 1 januari 2022 en 1 juli 2022, ook op 1 april 2022 en 1 oktober 2022 de tarieven tussentijds gewijzigd. Zij heeft zich daarbij gebaseerd op artikel 19.3 van de op de overeenkomst van toepassing zijnde “Algemene voorwaarden voor de levering van elektriciteit en gas aan kleinverbruikers” (versie 2017) (hierna: de AV).
De consument heeft aangevoerd dat de tarieven op grond van de overeenkomst slechts twee maal per jaar mogen worden gewijzigd en zich beroepen op het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank te Amsterdam van 24 februari 2023 (ECLI:NL:RBAMS:2023: 940). In dit vonnis heeft de kantonrechter het prijswijzigingsbeding in artikel 19.3 AV vernietigd. Daarnaast heeft hij bezwaar gemaakt tegen de aankondigingstermijn van de halfjaarlijkse verhoging per 1 juli 2022 nu die pas op 11 juni 2022 aan hem bekend werd gemaakt.
De ondernemer heeft zich op het standpunt gesteld dat het hiervoor genoemde oordeel van de kantonrechter met betrekking tot artikel 19,3 AV onverenigbaar is met de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie en daarom niet houdbaar. Zij heeft uitgebreid verweer gevoerd en ook verwezen naar een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 26 juli 2023 waarin is geoordeeld dat het wijzigingsbeding niet oneerlijk is en dat de ondernemer op grond daarvan haar tarieven tussentijds mag verhogen.
De ondernemer heeft hoger beroep in gesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam. Zij verzoekt de commissie de zaak aan te houden tot het gerechtshof Amsterdam arrest heeft gewezen. Op 5 augustus 2023 zal de memorie van antwoord moeten worden genomen, zodat binnen afzienbare tijd een uitspraak in hoger beroep te verwachten is, aldus de ondernemer.
Met betrekking tot de aankondigingstermijn heeft zij ook aangevoerd dat ook dit in het hoger beroep aan de orde zal worden gesteld. Volgens de ondernemer moet al naar gelang de omstandigheden geoordeeld worden welke termijn bij de aankondiging van een tariefwijziging in acht genomen moet worden: korter dan 30 dagen, 30 dagen of langer dan 30 dagen.
Met betrekking tot artikel 19.3 AV is de commissie van oordeel dat de rechtseenheid en rechtszekerheid naast het belang van een efficiënte rechtspleging, gebaat zijn bij honorering van het verzoek tot aanhouding in afwachting van de beslissing in hoger beroep. Voortzetting van de onderhavige procedure op dit punt vergroot immers het risico op tegenstrijdige beslissingen.
Dat geldt niet voor de discussie over de aankondigingstermijn van een tariefwijziging. De commissie ziet geen enkele aanleiding om af te stappen van de in deze te hanteren termijn van 30 dagen gelet op het belang van de consument om de tijd te krijgen om weloverwogen een beslissing over voortzetting van het contract dan wel overstap naar een nieuwe energieleverancier te kunnen maken. In zoverre is de klacht gegrond.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
Verklaart de klacht gegrond voor zover die ziet op het niet hanteren van de aankondigingstermijn van 30 dagen bij een tussentijdse tariefwijziging.
Houdt iedere verdere beslissing aan totdat het gerechtshof te Amsterdam heeft beslist in hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 24 februari 2023 (ECLI:NL:RBAMS:2023: 940).
Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie, bestaande uit mevrouw mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter, de heer R.A. Timmer, mevrouw mr. M.J. Boon, leden, op 21 augustus 2023.