
Commissie: Particuliere Onderwijsinstellingen
Categorie: Kosten / Redelijk loon
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
226769/245014
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Het geschil betreft de hoogte van het redelijke loon. De consument heeft zich aangemeld voor een opleiding bij de ondernemer, maar heeft deze tussentijds beëindigd. De ondernemer heeft onvoldoende onderbouwd waaruit het redelijke loon bestaat. Daarom stelt de commissie het loon schattenderwijs vast. De klacht is gegrond.
De uitspraak
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Particuliere Onderwijsinstellingen (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 6 februari 2024 te Utrecht.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Ter zitting werd de ondernemer vertegenwoordigd door mr. [naam] die het standpunt van de ondernemer heeft toegelicht. De consument is niet ter zitting verschenen.
Onderwerp van het geschil
De consument heeft de klacht voorgelegd aan de ondernemer.
Het geschil betreft de te betalen kosten van de opleiding na tussentijdse beëindiging.
De consument heeft een bedrag van € 3.048,60 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.
Standpunt van de consument
Voor het standpunt van de consument verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
De consument heeft zich op 16 augustus 2022 aangemeld voor de eenjarige opleiding hbo-bedrijfskunde en deze op 13 januari 2022 beëindigd. In verband daarmee heeft zij een factuur ontvangen van de ondernemer. De daarin aangegeven kosten vindt de consument te hoog. Immers, de consument behoeft rechtens slechts de tot de beëindiging gemaakte werkelijk kosten te betalen ook al geven de algemene voorwaarden van de ondernemer anders aan. Ondanks haar verzoek de werkelijke kosten te specificeren heeft de ondernemer geen specificatie gegeven van de tot de beëindiging gemaakte werkelijke kosten.
De consument legt daartoe haar klacht voor aan de commissie en zal het door de commissie vastgestelde bedrag betalen.
Standpunt van de ondernemer
De ondernemer heeft geen verweer gevoerd tijdens de voorgeschreven schriftelijke ronde. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de ondernemer zijn standpunt toegelicht.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de ondernemer aangevoerd dat de consument in feite een te laag bedrag in rekening is gebracht, maar de ondernemer dit gematigde bedrag zal aanhouden. Uit coulance zijn de arrangementkosten ten bedrage van € 229,61 gecrediteerd, welk bedrag aan de consument is terugbetaald. Voorts wil de ondernemer het door de consument te betalen bedrag verminderen met de in rekening gebrachte opstartkosten ten bedrage van € 640,24. Volgens de ondernemer dient de consument derhalve nog € 2.067,73 te betalen. De ondernemer is ook bereid het door de consument in deze betaalde klachtengeld te voldoen.
Tussen partijen zijn de algemene voorwaarden van de ondernemer van toepassing en in het bijzonder artikel 7 sub 6 dat luidt:
‘De Redelijke vergoeding bestaat, in geval van een Openlijnopleiding van 1 studiejaar of langer, uit (i) de Prijs voor het tot het moment van de tussentijdse beëindiging reeds door [de ondernemer] verzorgde onderwijs, plus (ii) maximaal 30% van de Prijs voor het lopende studiejaar (onder aftrek van nog niet ontvangen studiemateriaal), als zijnde Opstartkosten voor het niet verzorgde onderwijs. De Redelijke vergoeding is nooit hoger dan de overeengekomen Prijs’.
Naar het oordeel van de commissie moet het daarbij gaan om redelijk loon, zoals bedoeld in artikel 7:411 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), hetgeen de ondernemer ook expliciet moet onderbouwen. Dat en in hoeverre er sprake is van redelijk loon tot het door de ondernemer een de consument in rekening gebrachte totaalbedrag heeft de ondernemer voor de commissie niet geheel helder onderbouwd.
De commissie zal dan ook zelf het bedrag vaststellen dat in redelijkheid kan gelden als redelijk loon in deze en komt wat dit betreft in redelijkheid tot een totaal afgerond bedrag van € 1.480,–. Dit bedrag zal de consument nog moeten voldoen en zal de commissie verrekenen met het gestorte depot.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond is.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klacht gegrond en bepaalt dat de consument aan de ondernemer nog € 1.480,–dient te voldoen.
Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 107,50 aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld binnen veertien dagen na verzending van deze uitspraak.
Met inachtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag als volgt verrekend. Een bedrag van € 1.480,– dient aan de ondernemer te worden uitgekeerd. Het restant, zijnde € 1.568,60 dient aan de consument te worden geretourneerd.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Particuliere Onderwijsinstellingen, bestaande uit de heer mr. N. Schaar, voorzitter, de heer mr. J.A. Frederik, de heer mr. P.B. Vos, leden, op 6 februari 2024.