Gesloten overeenkomst bindend voor beide partijen, tenzij sprake is van een wilsgebrek

  • Home >>
  • Water >>
De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Water    Categorie: Overeenkomst    Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 60926

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil   Het geschil betreft de door de consument ontvangen jaarafrekening d.d. 13 juli 2011.   De consument heeft een bedrag van € 480,33 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.   De consument heeft op 13 juli 2011 de klacht voorgelegd aan de ondernemer.   Standpunt van de consument   Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.   Ik kreeg een afrekening volgens welke ik maar liefst 1.154 m3 water zou hebben verbruikt in één jaar. Dat is volstrekt onmogelijk en ik heb dan ook tegen de nota bezwaar gemaakt. Aanvankelijk werd mij toegezegd dat het bedrag van de nota van € 1.269,70 geheel zou worden gecrediteerd. Later kwam de ondernemer daarop terug. De betreffende medewerker zou niet de bevoegdheid hebben gehad om een dergelijke toezegging te doen. Ik kreeg de keus uit drie opties: 1. De meter laten ijken, 2. Een schikkingsvoorstel te accepteren waarbij het te betalen bedrag werd teruggebracht tot € 480,33 en 3. Een geschil aanhangig maken bij de commissie. Ik voelde mij voor het blok gezet en koos voor de tweede optie. Daarmee was het geschil eigenlijk opgelost, maar een paar dagen later ontving ik een schriftelijk voorstel van de ondernemer om toch een nieuwe watermeter te plaatsen om een soortgelijke situatie in de toekomst te voorkomen. Hieruit leidde ik af dat de ondernemer vond dat ik toch gelijk had en ik heb hem dan ook verzocht alsnog de gehele nota te crediteren. De ondernemer is hierop niet ingegaan. Ik ben echter van mening dat ik in mijn recht sta en dat ik dus terecht kan terugkomen op de overeengekomen schikking. Ik heb de meter niet laten testen omdat uit zo’n test niet onomstotelijk zou komen vast te staan dat de meter op een eerder tijdstip dan dat van de ijking niet goed heeft gefunctioneerd.   De consument verlangt herziening van de afrekening op basis van het werkelijk verbruik.   Standpunt van de ondernemer   Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.   In een telefoongesprek met onze klantenservice is besproken het verbruik aan te passen op basis van een voor de consument gebruikelijke hoeveelheid van 60 m3. Wij betreuren deze toezegging, die niet onder de verantwoordelijkheid van de betrokken medewerker valt. Wij hebben de consument echter tegemoet willen komen middels de coulanceregeling lekvergoeding. Dit hield in dat aan de consument een normaal jaarverbruik van 60 m3 in rekening wordt gebracht, vermeerderd met een eigen risico van 100 m3 en met 30% van het dan nog te factureren meerverbruik. Dat betekende dat aan de consument een verbruik in rekening zou worden gebracht van 458 m3 in plaats van het volledige gemeten verbruik van 1.154 m3. Op 26 juli 2011 is de consument hiermee akkoord gegaan. Wij hebben dienovereenkomstig gehandeld en de zaak afgewerkt. Daar blijven wij bij. Kort na de totstandkoming van deze schikking hebben wij de consument geadviseerd om de meter te laten vervangen om mogelijke verwarring in de toekomst te voorkomen. Dat betekent niet dat wij van mening waren dat de meter inderdaad niet goed heeft gewerkt. Dit advies was voor de consument echter aanleiding om toch de commissie in te schakelen. De consument heeft het advies niet opgevolgd en de oude meter is dus nog steeds aanwezig. Uiteraard bestond de mogelijkheid de meter te laten ijken op kosten van ongelijk. Zou uit die ijking blijken dat de meter niet goed functioneert, dan zou het verbruik door ons gecorrigeerd worden tot een normaal jaarverbruik. De consument heeft van deze mogelijkheid geen gebruik willen maken. In principe zijn de meetgegevens bindend en dient de consument dus het verbruik te betalen dat door de meter is geregistreerd. Wij zijn de consument met de coulanceregeling voldoende tegemoet gekomen. Verdere creditering is dus wat ons betreft niet mogelijk.   Beoordeling van het geschil   De commissie heeft het volgende overwogen.   Volgens het Burgerlijk Wetboek is een gesloten overeenkomst bindend voor beide partijen, tenzij sprake is van een wilsgebrek onder invloed waarvan de overeenkomst tot stand is gekomen, zoals dwang, dwaling, bedrog en misbruik van omstandigheden. De consument heeft met de ondernemer een schikkingsovereenkomst gesloten, krachtens welke zij € 480,33 aan de ondernemer moet betalen. Het enkele voorstel van de ondernemer om de watermeter te vervangen om eventuele verwarring in de toekomst te voorkomen is onvoldoende om aan te nemen dat er sprake is geweest van een aan de ondernemer toe te rekenen wilsgebrek aan de zijde van de consument. Immers, dit voorstel betekent niet dat de ondernemer ervan uitging dat de meter niet goed heeft gewerkt en dat feit voor de consument heeft verzwegen. Daarbij komt dat uit de stukken van het geschil blijkt dat het toilet in de woning van de consument heeft gelekt. Volgens de consument was die lekkage gering, maar een verband tussen die lekkage en het hoge waterverbruik is niet geheel uit te sluiten. De vraag of de meter deugdelijk is of niet kon door middel van een ijking worden beantwoord en de ondernemer heeft aangevoerd dat ingeval van ondeugdelijkheid van de meter het in rekening gebrachte verbruik zou worden herzien. Hieraan heeft de consument echter niet willen meewerken.   Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.   Derhalve wordt als volgt beslist.   Beslissing   Het door de consument verlangde wordt afgewezen.   Het depotbedrag van € 480,33 wordt aan de ondernemer overgemaakt.   Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water, leden, op 16 december 2011.