Gesloten overeenkomst met een minderjarige als schijnvertegenwoordiger van zijn moeder

De Geschillencommissie




Commissie: Telecommunicatiediensten    Categorie: Ontbinding, opzegging en tussentijdse beëindiging    Jaartal: 2015
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: TEL-D02-0459

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil betreft een mobiele telefoonaansluiting.
 
De consument heeft in oktober 2001 de klacht voor het eerst voorgelegd aan de ondernemer.

Standpunt van de consument
 
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt.
 
Het onderhavige telefoonabonnement is niet door mij afgesloten. Ik merkte van het bestaan van het abonnement nadat gedurende enkele maanden abonnementsgelden door de ondernemer met behulp van een incassomachtiging van mijn rekening waren afgeschreven. Toen bleek mij dat mijn zoon van 13 in een winkel op mijn naam een abonnement had gekocht, waarbij hij gebruik heeft gemaakt van mijn giropas, die ik hem af en toe meegeef om boodschappen bij de supermarkt te betalen. Mijn verzoek aan de ondernemer om mij een kopie van het contract te zenden werd niet gehonoreerd. Het contract zou “om veiligheidsredenen” zijn vernietigd, hetgeen ik absurd vind. Dit kreeg ik overigens pas in maart 2002 te horen, terwijl ik in oktober 2001 al voor het eerst had geklaagd. Ook heeft men geweigerd het contract te ontbinden. Naar mijn mening is het door mijn zoon afgesloten contract niet rechtsgeldig, omdat hij minderjarig is en omdat de winkel geen contact met mij heeft opgenomen om na te gaan of ik met het contract instemde. Daarom wil ik dat het contract met terugwerkende kracht wordt vernietigd en dat de van mijn rekening afgeschreven bedragen worden teruggestort.
 
De consument verlangt vernietiging van de overeenkomst, terugbetaling van de van haar rekening afgeschreven bedragen en ongedaanmaking van de incassomachtiging.
 
Standpunt van de ondernemer
 
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt.
 
Het is juist dat wij geen kopie van het contract dat in de winkel is afgesloten meer kunnen produceren, omdat dit om veiligheidsredenen is vernietigd. Het bestaan van het contract ligt echter vast, omdat dit in onze administratie is opgenomen. De winkels via welke wij telecomabonnementen aanbieden hebben de instructie dat zij geen abonnementen mogen afsluiten met minderjarigen, als daarvoor geen toestemming van de ouders is verkregen. De winkel die het abonnement aan de zoon van de consument heeft verkocht heeft dus onjuist gehandeld en in principe is het contract dan ook voor vernietiging vatbaar. De consument heeft echter het abonnement bekrachtigd doordat zij ook nadat zij achter het bestaan daarvan was gekomen heeft toegestaan dat de telefoon werd gebruikt. Het gebruik hebben wij vastgesteld aan de hand van de gemaakte gesprekskosten. In principe zijn wij dus niet gehouden mee te werken aan een tussentijdse beëindiging van het abonnement en zeker niet met terugwerkende kracht. Wij zijn echter bereid om het abonnementsgeld over de periode van 1 april tot 1 september 2002, zijnde 5 maal € 34,95, aan de consument terug te betalen. Verder dan dat willen wij niet gaan.
 
Beoordeling van het geschil
 
De commissie heeft het volgende overwogen.
 
De consument heeft ter zitting op een vraag van de commissie bevestigd dat zij, nadat zij in september/oktober 2001 het bestaan van het zonder haar toestemming afgesloten abonnement had ontdekt, niet onmiddellijk maatregelen heeft genomen om het gebruik van de telefoon waarop het abonnement betrekking heeft te (doen) staken, zodat dat gebruik gedurende meerdere maanden is voortgezet. De daarvoor door de consument aangevoerde persoonlijke redenen liggen in haar risicosfeer. De commissie is daarom met de ondernemer van oordeel dat de consument geacht moet worden het abonnement te hebben bekrachtigd, waardoor het rechtsgeldig is geworden. De klacht moet om die reden ongegrond worden verklaard en de commissie kan derhalve de wens van de consument om het abonnement met terugwerkende kracht te vernietigen niet honoreren. Aan de andere kant is de commissie van oordeel dat aan de ondernemer kan worden toegerekend dat een abonnement is afgesloten met een minderjarige als schijnvertegenwoordiger van zijn moeder. Als dat niet was gebeurd, zou het onderhavige probleem niet zijn ontstaan. De ondernemer is aansprakelijk voor de (rechts)personen die zij voor de verkoop van haar diensten inschakelt. Om die reden acht de commissie het door de ondernemer – tijdens de zitting – gedane, hiervoor omschreven aanbod redelijk en is zij van oordeel dat de ondernemer daaraan moet worden gehouden.
 
Derhalve wordt als volgt beslist.
 
Beslissing
 
Het door de consument verlangde wordt afgewezen.
 
De ondernemer is gehouden te handelen overeenkomstig zijn aanbod, indien en voorzover daaraan nog niet is voldaan.
 
Aldus beslist door de Geschillencommissie Telecommunicatie op 25 november 2002.