Commissie: Energie
Categorie: Tariefbepalingen
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
63711
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil Het geschil betreft de jaarafrekeningen 2008-2010 voor door de ondernemer aan de consument geleverde warmte. De consument heeft op 13 mei 2011 de klacht voorgelegd aan de ondernemer. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. Als gevolg van verschillende kinderziektes in de nieuwe stadsverwarmingsinstallatie is er over de periode van 23 september 2008 (de datum waarop de warmtelevering is begonnen) tot en met juni 2010 te veel warmte in rekening gebracht. Dit wordt bevestigd door de nieuwe jaarafrekening 2010/2011, waaruit blijkt dat mijn verbruik veel lager is dan het over de eerdere periode in rekening gebrachte verbruik. De ondernemer heeft de gebreken in de installatie erkend en heeft daaraan reparaties laten uitvoeren. Verschillende bewoners van het complex waarvan mijn woning deel uitmaakt hebben een compensatie ontvangen. Aan mij is geen compensatie verstrekt. De ondernemer motiveert dit met de stelling dat mijn verbruik beneden een (theoretisch) normverbruik is gebleven. Dat vind ik echter geen goede vergelijking. Naar mijn mening moeten de werkelijke verbruiken over de verschillende periodes met elkaar worden vergeleken. Dat is te doen door de jaarafrekeningen over elkaar te leggen. Door de ondernemer was mij een gecorrigeerde jaarafrekening toegezegd. Die toezegging is niet nagekomen, waardoor het lastig wordt de verschillende verbruiken met elkaar te vergelijken. Niettemin heb ik een berekening gemaakt van het door mij over de genoemde periode te veel betaalde bedrag, waarbij ik rekening heb gehouden met het feit dat mijn verbruikspatroon steeds constant is gebleven. Ik kom op € 733,–. Dit bedrag wil ik terugbetaald hebben. Ik heb veel energie en tijd moeten steken in het vruchteloos gebleven overleg met de ondernemer over het gerezen probleem. Daarnaast moet ik een vrije dag opnemen om de zitting te kunnen bijwonen en moet ik daarvoor reiskosten maken. Het lijkt mij redelijk dat ik ook daarvoor een financiële compensatie ontvang. De consument verlangt terugbetaling van een bedrag van € 733,–, alsmede een door de commissie naar redelijkheid en billijkheid vast te stellen vergoeding wegens in verband met het geschil gemaakte kosten. Standpunt van de ondernemer Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak als volgt. Wij betreuren het dat de communicatie niet dusdanig is geweest dat wij de consument ervan hebben kunnen overtuigen dat wij ten aanzien van een eventuele aan de consument toe te kennen compensatie op de juiste wijze hebben gehandeld. Daarnaast is de consument ten onrechte een correctie-jaarrekening namens ons toegezegd. Een gecorrigeerde jaarafrekening is namelijk niet mogelijk, omdat wij dan de meterstanden op basis waarvan het verbruik is vastgesteld zouden moeten wijzigen. De meters hebben echter correct gewerkt en de vastgelegde meterstanden zijn dus juist. Waar het om gaat is dat mogelijkerwijs als gevolg van gebreken in de nieuwe warmte-installatie een deel van de geregistreerde warmte niet aan de bewoners ten goede is gekomen, bijvoorbeeld doordat die warmte op de een of andere manier is “weggelekt”. Wij hebben voor iedere bewoner berekend in hoeverre er sprake is van te veel in rekening gebrachte warmte door de geregistreerde hoeveelheden te vergelijken met het normverbruik dat voor het desbetreffende type woning geldt. De bij de consument geregistreerde hoeveelheid warmte is ver beneden het normverbruik gebleven, reden waarom de consument geen compensatie heeft ontvangen. Het normverbruik over de periode van 23 september 2008 tot 1 februari 2010 voor een woning als die van de consument met een bewoonbaar oppervlak van 134 m2 is 100,95 GJ. Bij de consument was het verbruik over die periode slechts 71,42 GJ. Er bestond dus geen grond om de consument een financiële compensatie te verstrekken. De berekening van de consument wijzen wij af, omdat deze diverse onzekerheden bevat. Men kan niet zonder meer het verbruik over een bepaalde periode vergelijken met het verbruik over een andere periode, in de eerste plaats omdat in de afrekeningen ook bedragen zijn opgenomen voor warm tapwater en verder omdat het verbruikspatroon aan wisselingen onderhevig is en de winters onderling in strengheid verschillen. Om die reden en omdat de gebreken in de installatie pas in november 2011 volledig waren verdwenen hebben wij alle bewoners toegezegd dat in april 2012 een nieuwe vergelijking zal worden gemaakt met behulp van de graaddagenmethode. Dit kan ertoe leiden dat alsnog aan bewoners die eerder geen compensatie hebben ontvangen een tegemoetkoming zal worden verstrekt. Ter zitting heeft de ondernemer verder nog – in hoofdzaak – het volgende aangevoerd. Wij hebben in verband met het geschil voor de consument alvast een vergelijking gemaakt van het in rekening gebrachte verbruik met het verbruik volgens de graaddagenmethode. Op basis daarvan komen wij tot de conclusie dat de gebreken in de installatie voor de consument niet of nauwelijks nadelige consequenties hebben gehad, omdat zijn verbruik nooit hoger is geweest dan het volgens de graaddagenmethode vastgestelde verbruik. De graaddagenmethode is een nauwkeurige en algemeen aanvaarde methode om verbruik dat, hetzij door een defect in de meter, hetzij door andere oorzaken buiten de installatie in de woning zelf, niet of niet goed kan worden vastgesteld te berekenen. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. De consument stelt dat hij over de periode van 23 september 2008 tot en met juni 2010 € 733,– te veel heeft betaald. Hij berekent dit bedrag als volgt: Eerst worden de maandelijkse voorschottermijnen over de maanden oktober 2008 tot en met januari 2010 bij elkaar opgeteld. Dat is een bedrag van € 2.240,–. De consument telt daarbij op het eindbedrag van een afrekening over de maanden februari 2010 tot en met juni 2010, zijnde € 594,–, waarmee hij tot een totaal komt van € 2.834,–. Vervolgens stelt hij dat de termijnbedragen € 116,– per maand hadden moeten bedragen, zijnde het eindbedrag van een afrekening over de maanden juli 2010 tot en met mei 2011 ad € 1.276,– gedeeld door 11. 21 maanden (de totale periode van oktober 2008 tot en met juni 2010) à € 116,– maakt € 2.436,–. Het verschil is € 398,–. Daarbij telt de consument het eindbedrag van de jaarafrekening september 2008-februari 2010 ad € 335,– op en zo komt hij op een totaal te veel betaald bedrag van € 733,–. Die rekenmethode is naar het oordeel van de commissie echter niet correct. Het eindtotaal van de eerste afrekening is € 2.419,37. Het eindtotaal van de tweede afrekening is € 593,59. Bij elkaar is dit € 3.012,96. Dat is per maand € 143,47 (€ 3.012,96:21). Het verschil tussen dit bedrag en het door de consument genoemde maandbedrag van € 116,– is € 27,47. 21 x € 27,47 is € 576,87. Bovendien kan men twee verschillende verbruiksperioden niet zonder meer met elkaar vergelijken zonder rekening te houden met variabelen als stookgedrag, wisseling van seizoenen en meer of minder strenge winters. De enig juiste en mogelijke manier om de in rekening gebrachte hoeveelheid warmte te vergelijken met de werkelijk door de consument verbruikte warmte is de graaddagenmethode, omdat deze methode wel rekening houdt met de genoemde variabelen. Ter zitting heeft de ondernemer een berekening overgelegd van het verbruik van de consument, waarbij diens werkelijke verbruik over de periode van 1 november 2011 tot 1 februari 2012 (het “referentieverbruik” genoemd omdat in die periode de warmte-installatie geen gebreken meer vertoonde) is vergeleken met het in rekening gebrachte verbruik over de periode van 23 september 2008 tot 1 november 2011, respectievelijk van 23 september 2008 tot 1 mei 2011. Die vergelijking is gemaakt door het verbruik per graaddag in de referentieperiode te vermenigvuldigen met het aantal graaddagen in de beide andere perioden. In beide gevallen komt het verbruik op basis van de referentieperiode hoger uit dan het in rekening gebrachte verbruik (respectievelijk ruim 90 GJ versus bijna 86 GJ en ruim 85 GJ versus ruim 84 GJ). Derhalve dient te worden vastgesteld dat aan de consument gedurende de periode van 23 september 2008 tot en met juni 2010 niet te veel warmte in rekening is gebracht. Theoretisch kan er alsnog een compensatie aan de orde komen nadat de referentieperiode is uitgebreid tot april 2012, maar erg waarschijnlijk lijkt dit niet. Op dit onderdeel moet de klacht dus ongegrond worden verklaard. De commissie acht de klacht wel gegrond voor zover deze is gericht tegen de van de zijde van de ondernemer en door deze toegegeven gebrekkige communicatie. De commissie acht een vergoeding ter zake van het daardoor door de consument ondervonden ongerief en gemaakte kosten op haar plaats. De commissie stelt het bedrag van die vergoeding, rekening houdend met alle haar bekende omstandigheden, naar maatstaven ven redelijkheid en billijkheid vast op € 100,–. Reis- en verzuimkosten ter zake van de mondelinge behandeling van het geschil worden niet vergoed, zoals aan partijen tevoren door de commissie is meegedeeld. Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ten dele gegrond is. Derhalve wordt als volgt beslist. Beslissing De ondernemer betaalt aan de consument een vergoeding van € 100,–. Betaling dient plaats te vinden binnen een maand na de verzenddatum van dit bindend advies. De commissie wijst het meer of anders verlangde af. Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 25,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld. Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 25,–. Aldus beslist door de Geschillencommissie Energie en Water op 28 februari 2012.