Commissie: Ziekenhuizen
Categorie: zorgvuldig handelen zorgaanbieder
Jaartal: 2024
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: Ongegrond
Referentiecode:
225667/235557
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
De cliënt heeft een klacht ingediend tegen de zorgaanbieder. De hulpverleners van de zorgaanbieder wordt het verwijt gemaakt dat zij onzorgvuldig hebben gehandeld tijdens de opname van de cliënt in het ziekenhuis. De commissie is van oordeel dat deze klacht ongegrond is en de hulpverleners gehandeld hebben zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener verwacht mag worden gelet op de acute, levensbedreigende, situatie waarin de cliënt verkeerde.
Volledige uitspraak
Samenvatting
De cliënt heeft een klacht ingediend tegen de zorgaanbieder. De hulpverleners van de zorgaanbieder wordt het verwijt gemaakt dat zij onzorgvuldig hebben gehandeld tijdens de opname van de cliënt in het ziekenhuis. De commissie is van oordeel dat deze klacht ongegrond is en de hulpverleners gehandeld hebben zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener verwacht mag worden gelet op de acute, levensbedreigende, situatie waarin de cliënt verkeerde.
Beoordeling
De cliënt heeft een klacht ingediend tegen de zorgaanbieder en stelt dat de artsen van de zorgaanbieder onzorgvuldig hebben gehandeld gedurende de opname van de cliënt. De artsen hebben niet onderzocht waar de klachten van de cliënt vandaan kwamen en zonder diagnose gesteld dat de cliënt was vergiftigd door zijn moeder dan wel dat hij aan anorexia leed. De cliënt is ontslagen uit het ziekenhuis zonder dat enige diagnose heeft plaatsgevonden. De cliënt verzoekt een schadevergoeding van € 25.000,– wegens gederfde inkomsten, de onterechte beschuldiging van de moeder van de cliënt en kosten voor vervoer van en naar het ziekenhuis.
De zorgaanbieder heeft aangevoerd dat de behandelend artsen hebben gehandeld zoals van redelijk bekwame en redelijk handelende artsen onder dezelfde omstandigheden verwacht mag worden. De cliënt is op 14 oktober 2022 in het ziekenhuis opgenomen in verband met ernstige ondervoeding. De situatie was zodanig ernstig dat dit een direct gevaar vormde voor zijn lichamelijke gezondheid. Er diende snel te worden gehandeld en besloten is te starten met sondevoeding.
De commissie stelt voorop dat de zorgaanbieder op grond van de geneeskundige behandelingsovereenkomst bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed hulpverlener in acht dient te nemen en daarbij dient te handelen in overeenstemming met de op hem rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de voor hulpverleners geldende professionele standaard (artikel 7:453 van het Burgerlijk Wetboek). Deze zorgplicht houdt in dat de zorgaanbieder die zorg moet betrachten die een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener in dezelfde omstandigheden zou hebben betracht. Het gaat bij de beoordeling daarvan niet om de vraag of het betreffende handelen van de hulpverlener anders of mogelijk zelfs beter had gekund, maar om het geven van een antwoord op de vraag of de hulpverlener binnen de grenzen van een redelijk handelend en redelijk bekwame vakgenoot/hulpverlener in dezelfde omstandigheden is gebleven.
De commissie stelt vast dat de cliënt in het ziekenhuis is opgenomen met zodanig ernstig ondergewicht dat dit levensbedreigend was. Op somatisch vlak waren er geen aanknopingspunten voor het gewichtsverlies en om die reden is een psychiater geconsulteerd. In overleg met de psychiater is gestart met een glucose-infuus en sondevoeding. Naar het oordeel van de commissie hebben de hulpverleners van de zorgaanbieder gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend hulpverlener verwacht mag worden. Er lag in redelijkheid geen andere mogelijkheid open gelet op het acute levensgevaar gezien het ernstige ondergewicht; een uitgebreid onderzoek naar de oorzaak daarvan lag op dat moment niet in de rede.
De cliënt stelt dat de hulpverleners van de zorgaanbieder zijn moeder hebben beschuldigd van vergiftiging van haar zoon, hetgeen door de zorgaanbieder wordt betwist. De commissie stelt vast dat deze beschuldiging niet blijkt uit de stukken van het dossier en de cliënt deze stelling ook anderszins niet heeft onderbouwd met enig bewijs. De commissie is daarom van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat deze beschuldiging richting de moeder van de cliënt is geuit.
De cliënt heeft bij de behandeling van de klacht ter zitting naar voren gebracht dat drie vierde van zijn dossier is verwijderd door de zorgaanbieder. De zorgaanbieder heeft dit ter zitting betwist. De commissie is ook ten aanzien van deze klacht van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat er stukken uit het dossier zijn verwijderd.
Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is. De commissie wijst het verzoek tot schadevergoeding af.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart de klachten van de cliënt ongegrond en wijst het verzoek tot schadevergoeding af.
Overeenkomstig het reglement van de commissie is de zorgaanbieder aan de commissie behandelingskosten verschuldigd.
Deze behandelingskosten worden geheel betaald.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ziekenhuizen, bestaande uit mevrouw mr. A.D.R.M. Boumans, voorzitter, de heer M.W. Mundt, de heer mr. P.O.H. Gevaerts, leden, in aanwezigheid van de heer mr. N. van Gelder, secretaris, op 14 februari 2024.