Commissie: Recreatie
Categorie: Zorgvuldigheid ondernemer
Jaartal: 2013
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
REC07-0170
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de vraag of de consument aanspraak heeft op vergoeding van schade aan zijn bezittingen die zich op het terrein van de ondernemer bevonden. Standpunt van de consument Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak als volgt. Op 14 september 2007 heeft de consument een stuk getiteld “Vereinbarung” ondertekend met de ondernemer. Volgens de consument was hier sprake van een optie op het huren van een standplaats. Er is door hem een bedrag van € 500,– betaald als zekerheid voor de toekomstige huurpenningen. Vervolgens heeft de consument zijn stacaravan geplaatst op het parkeerterrein van de ondernemer en heeft hij daarna van een zeker [naam persoon] een tuinhuisje en andere goederen gekocht, bij elkaar voor een prijs van € 130,–. Dit tuinhuisje met daarin onder andere de meegekochte goederen, is op het terrein geplaatst met de intentie om dat, samen met de caravan, op de uiteindelijk te huren standplaats te plaatsen. Van een aanbod van de ondernemer een tuinhuisje te kopen voor € 200,– heeft hij geen gebruik gemaakt omdat het aanbod van [naam persoon] veel gunstiger was. Op 23 oktober 2007 bleek hem dat zijn tuinhuisje beschadigd was door een machine van de ondernemer die hem vertelde dat het tuinhuisje niet op de standplaats mocht staan omdat het te oud zou zijn en dat het weggegooid zou worden. Ondanks protest en ondanks het vragen van afgifte van zijn spullen heeft de ondernemer vervolgens het tuinhuisje met inhoud op 1 november 2007 verder vernield en afgevoerd. Achteraf zijn slechts een paar fietsen met schade teruggeven. De consument stelt dat hij door deze verwikkelingen het vertrouwen in de ondernemer heeft verloren en heeft afgezien van het huren van een standplaats. Onder druk van de ondernemer heeft hij hierna een bedrag van € 400,– betaald omdat de ondernemer anders weigerde de slagboom te openen zodat de caravan niet van het terrein van de ondernemer kon worden afgevoerd. Volgens de ondernemer betrof het hier een bedrag dat betaald moest worden ter ontbinding van een al gesloten huurovereenkomst maar de consument betwist dat er al een huurovereenkomst was en ook al was die er, dan nog mocht de consument vanwege het wangedrag van de ondernemer ontbinden zonder schadeplichtigheid, aldus de consument. Onder protest, en niet als schikking, is het bedrag betaald. De consument vordert: € 130,– koopsom vernielde schuurtje; € 140,– reparatiekosten fietsen; € 268,65 kilometervergoeding à € 0,45/km; € 900,– kosten vervoer oplegger; € 25,– huur aanhanger; € 900,– aanbetaalde waarborgsom/huur (€ 500,– + € 400–). Standpunt van de ondernemer De ondernemer heeft gesteld niet op de hoogte te zijn geweest van het feit dat Wirtz, die zijn standplaats op de camping had opgezegd, zijn schuurtje aan de consument had verkocht. Onderlinge verkoop is volgen de ondernemer niet toegestaan. Na het verwijderen van de oude schuren van [naam persoon] zijn een aantal voorwerpen gevonden waarvan werd aangenomen dat die van [die persoon] waren. Die zijn opgeslagen. Toen bleek dat de spullen van de consument waren zijn deze aan hem overgedragen. Toen het de consument bleek dat hij geen schuurtje mocht hebben, raakte hij ontdaan en wilde niet meer op de camping staan. Er is toen een schikking getroffen op grond waarvan de consument in totaal € 900,– heeft betaald in plaats van € 2.000,– jaarhuur waartoe hij zich al had verplicht. Het verhaal over de schuur is een farce, een manier om onder de huur uit te komen, aldus de ondernemer. Beoordeling van het geschil De commissie heeft het volgende overwogen. Naar het oordeel van de commissie is er tussen partijen in de overgelegde “Vereinbarung” een huurovereenkomst gesloten en niet een optieovereenkomst. In beginsel was de consument dus gebonden aan de huur, ingaande 1 januari 2008. De commissie stelt echter tevens vast dat de ondernemer niet weersproken heeft een schuurtje met daarin fietsen en andere zaken, bewust vernield te hebben. Dat het de ondernemer pas achteraf bleek dat de goederen niet (meer) van [naam persoon] waren maar van de consument maakt de handelwijze jegens de consument niet minder onzorgvuldig. De ondernemer weerspreekt verder niet dat er door hem een schuurtje te koop is aangeboden wat door de consument geweigerd is omdat er een gunstiger voorstel was van [naam persoon]. De stelling dat geen zaken onderling verhandeld mogen worden, is niet onderbouwd en volgt in elk geval niet uit de “Vereinbarung” of andere stukken die zijn overgelegd. De commissie neemt op grond van de ter zitting niet weersproken stellingen van de consument verder als vaststaand aan dat de ondernemer niet adequaat heeft gereageerd nadat zijn vergissing – zo daar al sprake van was – bleek. In plaats van het gesprek aan te gaan omtrent de veroorzaakte schade heeft de ondernemer kennelijk gemeend op basis van de stelling dat een schuurtje niet verhandeld mocht worden, de goederen te mogen afvoeren, op de beschadigde fietsen na. Dit gedrag is zozeer in strijd met hetgeen van een behoorlijk verhuurder mag worden verwacht dat van de consument niet langer verlangd kon worden dat hij de huurovereenkomst gestand zou doen. De consument had de vrijheid wegens tekortkoming zonder schadevergoeding te ontbinden. De commissie neemt ook aan dat door de consument niet is ingestemd met een schikking op grond waarvan betaald is maar volgt hier de lezing van de consument, dat hij onder protest heeft betaald om de afvoer van zijn caravan mogelijk te maken. De betaling van in totaal € 900,– kan daarom worden teruggevorderd als onverschuldigd voldaan. Ook de overige hierboven opgesomde kostenposten zijn voldoende aannemelijk gemaakt met dien verstande dat de commissie aanleiding ziet de gevorderde vergoeding voor gereden kilometers te halveren nu het tarief bovenmatig voorkomt. In totaal is daarmee door de ondernemer verschuldigd een bedrag van € 2.229,32. De klacht is gegrond. Beslissing De commissie verklaart de klacht gegrond. De commissie bepaalt dat de ondernemer binnen 14 dagen na de datum van verzending van dit bindend advies aan de consument een bedrag van € 2.229,32 dient te betalen. Bovendien dient de ondernemer overeenkomstig het reglement van de commissie een bedrag van € 50,– aan de consument te vergoeden ter zake van het klachtengeld. Overeenkomstig het reglement van de commissie is de ondernemer aan de commissie als bijdrage in de behandelingskosten van het geschil een bedrag verschuldigd van € 90,–. Aldus beslist door de Geschillencommissie Recreatie op 28 mei 2008.