Heeft bedrijf onrechtmatig gehandeld door leiding te kappen?

De Geschillencommissie




Commissie: Water Zakelijk    Categorie: Kosten    Jaartal: 2020
Soort uitspraak: bindend advies   Uitkomst: Ongegrond   Referentiecode: 3593/13895

De uitspraak:

Waar gaat de uitspraak over

Het bedrijf heeft bij de verbruiker 3 leidingen gelegd in een pand met verschillende units. Enkele jaren later verzoekt de verbruiker het bedrijf één aansluiting te verwijderen. Het bedrijf geeft hier gehoor aan door de watermeter te verwijderen en de aansluiting bij de aanboring op de hoofdleiding te kappen. Volgens de verbruiker had de leiding echter afgedopt moeten worden. Hij vordert de door hem gemaakte kosten en de kosten van het weer in orde maken van de afgesloten leiding. Het bedrijf wijst erop dat het vast gebruik is om de leiding te kappen. Dit om te voorkomen dat een waterleiding waar druk op staat en waar geen goede afsluiting op zit, gaat lekken. Naar het oordeel van de commissie heeft de verbruiker op geen enkele manier aannemelijk gemaakt dat hij met het bedrijf de afspraak heeft gemaakt dat de leiding zou worden afgedopt. Evenmin is aannemelijk geworden dat de verbruiker op een andere grond de gevraagde vergoeding kan vorderen van het bedrijf. De klacht wordt ongegrond verklaard.

Volledige uitspraak

Onderwerp van het geschil
De verbruiker/aangeslotene heeft de klacht voorgelegd aan het bedrijf.

Het geschil betreft een onjuiste factuur.

De verbruiker/aangeslotene heeft een bedrag van € 498,28 niet betaald en bij de commissie gedeponeerd.

Standpunt van de verbruiker/aangeslotene
Voor het standpunt van de verbruiker/aangeslotene verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

In 2015 heeft hij het bedrijf gevraagd 3 leidingen te leggen in een pand met verschillende units. Dat hij daarbij verplicht was om ook meters te laten plaatsen, wist hij niet.

In 2017 bleek dat hij een leiding niet nodig had en hij heeft het bedrijf daarom gevraagd de desbetreffende leiding af te doppen en de meter weg te halen. De meter is weggehaald maar de leiding is niet afgedopt zoals afgesproken.

Als gevolg van het handelen van het bedrijf heeft de verbruiker/aangeslotene schade geleden en hij wil de door hem gemaakte kosten en de kosten van het weer in orde maken van de afgesloten leiding vergoed hebben. Misschien heeft hij in de toekomst de leiding weer nodig en dan moet hij betalen voor het weer bruikbaar maken van die leiding. Hij heeft een aannemer ingehuurd om noodleidingen te leggen in zijn eigen grond.

Standpunt van het bedrijf
Voor het standpunt van het bedrijf verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.

De klacht lijkt betrekking te hebben op het afkappen van een aansluiting, de kosten van een ingeschakelde aannemer en de kosten die met het oplossen van het probleem zijn ontstaan.
Op 16 oktober 2018 is het bedrijf gevraagd een aansluiting te verwijderen, welke aansluiting op verzoek van de verbruiker/aangeslotene in 2016 is aangelegd.

Het bedrijf heeft uit hoofde van de levering van water een vordering op de verbruiker/aangeslotene die de periodeafrekening van 16 juni 2018 niet heeft betaald. Het bedrag dat door de verbruiker/aangeslotene in depot is gestort dient aan het bedrijf te worden uitgekeerd ter betaling van eerder genoemde factuur.

Het is algemeen beleid dat wanneer aangegeven wordt dat een klant geen gebruik meer wil maken van een aansluiting, de watermeter verwijderd wordt en de aansluiting bij de aanboring op de hoofdleiding gekapt. Dat wordt gedaan om te voorkomen dat een waterleiding waar druk op staat en waar geen goede afsluiting op zit, gaat lekken. Dat zou onaanvaardbare risico’s met zich mee kunnen brengen.

Enige onderbouwing op grond waarvan het bedrijf verplicht zou zijn om de kosten te betalen van de aannemer van de verbruiker/aangeslotene en de kosten voor de tijd die de verbruiker/aangeslotene heeft besteed aan het oplossen van problemen, ontbreekt. Voor die vordering bestaat geen rechtsgrond en ook daarom dient de vordering te worden afgewezen.

Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.

Tussen partijen bestaat geen verschil van mening over het feit dat de verbruiker/aangeslotene aan het bedrijf heeft laten weten dat er een watermeter moest worden verwijderd.

Wel zijn partijen het oneens over de vraag of er een afspraak is gemaakt – zoals de verbruiker/aangeslotene stelt – dat de desbetreffende leiding zou worden afgedopt en niet zou worden gekapt, zoals uiteindelijk is gebeurd.

Het bedrijf ontkent dat een dergelijke afspraak is gemaakt en verwijst naar hetgeen de gebruikelijke gang van zaken is in gevallen zoals dit.

Naar het oordeel van de commissie heeft de verbruiker/aangeslotene op geen enkele manier aannemelijk gemaakt dat hij met het bedrijf de afspraak heeft gemaakt dat de leiding zou worden afgedopt en evenmin is aannemelijk geworden dat de verbruiker/aangeslotene op een andere grond de gevraagde vergoeding kan vorderen van het bedrijf. Ziet de commissie het goed, dan verwacht de verbruiker/aangeslotene die kosten in de toekomst mogelijk te moeten maken.
Dit onderdeel van de vordering van de verbruiker/aangeslotene dient al met al afgewezen te worden.

Aangezien de verbruiker/aangeslotene evenmin aannemelijk heeft gemaakt dat het bedrijf verantwoordelijk kan worden gehouden voor onkosten die de verbruiker/aangeslotene heeft betaald aan de eigen aannemer, bestaat er naar het oordeel van de commissie ook geen grond om dit onderdeel van de vordering toe te wijzen.

Ook de vordering gebaseerd op de tijd die de verbruiker/aangeslotene heeft besteed aan het oplossen van problemen is naar het oordeel van de commissie onvoldoende onderbouwd. Wat daar verder van zij, is de commissie van oordeel dat in zijn algemeenheid kosten als bedoeld niet voor vergoeding in aanmerking komen in deze procedure, omdat die inherent zijn aan deelname aan het maatschappelijke verkeer. Dat het geval van de verbruiker/aangeslotene anders beoordeeld zou moeten worden, is naar het oordeel van de commissie niet gebleken.

Op grond van het voorgaande is de commissie van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Als onweersproken door de verbruiker/aangeslotene staat vast dat het in depot gestorte bedrag ziet op een openstaande vordering van het bedrijf op de verbruiker/aangeslotene voor de levering van water.
Het betreft de periodeafrekening van 16 juni 2018.
Als niet weersproken staat vast dat de verbruiker/aangeslotene dat bedrag aan het bedrijf verschuldigd is en daarom bepaalt de commissie dat het in depot gestorte bedrag zal worden uitgekeerd aan het bedrijf.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing
Het door de verbruiker/aangeslotene verlangde wordt afgewezen.

Met inachtneming van het bovenstaande wordt het depotbedrag uitgekeerd aan het bedrijf.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Water zakelijk, bestaande uit mevrouw mr. I.E. de Vries, voorzitter, de heer mr. C.J.J. Havermans, mevrouw mr. A.G. Vermaat, leden, op 30 januari 2020.