
Commissie: Energie
Categorie: Bevoegdheid
Jaartal: 2012
Soort uitspraak: -
Uitkomst: -
Referentiecode:
OPN-000464
De uitspraak:
Onderwerp van het geschil
Partijen verschillen van mening over de vraag voor wiens rekening het verplaatsen van de hoofdleiding en de aansluitkabel van de elektriciteit ten behoeve van de recreatiewoning van de consument komt.
Standpunt van de consument
Het standpunt van de consument luidt in hoofdzaak.
De consument stelt dat hij eigenaar is van een recreatiewoning gelegen in Limburg, de gemeente ###. Hij heeft de recreatiewoning verbouwd en wel zo, dat er een vertrek met kelder is aangebouwd. Ter plaatse van de aanbouw bevindt zich thans in de kelder de aansluitkabel, een verdeelmof en een gedeelte van de hoofdleiding. De consument stelt dat hij onmiddellijk na ontdekking van de kabel contact heeft opgenomen met de ondernemer, maar deze heeft nagelaten een medewerker langs te sturen om de kwestie op te lossen. De kabel is bereikbaar en er is geen gevaar. Er is op grond daarvan geen noodzaak tot het alsnog verleggen van de kabel. De consument voert aan dat de ondernemer op 3 m van de erfgrens de kabel heeft ingegraven, waardoor de consument onevenredig wordt beperkt in zijn mogelijkheden tot uitbouw van zijn woning.
De consument verlangt dat de commissie zich uitspreekt indie zin, dat het de ondernemer niet vrijstaat de kabel alsnog te verleggen.
Standpunt van de ondernemer
Het standpunt van de ondernemer luidt in hoofdzaak.
De ondernemer heeft aangevoerd, dat het de consument duidelijk had kunnen zijn dat er zich in de grond een hoofdkabel bevond, ter zake waarvan immers ten behoeve van de ondernemer en ten laste van de consument een erfdienstbaarheid is gevestigd. De ondernemer heeft een kopie overgelegd van de daarop betrekking hebbende notariële akte, waarbij de erfdienstbaarheid is gevestigd. De ondernemer stelt dat de commissie op grond daarvan geen bevoegdheid toekomt om het onderhavige geschil te beoordelen.
Overigens is de ondernemer van mening, dat de consument redelijkerwijs had moeten beseffen dat het hem niet vrijstaat een hoofdleiding vrijelijk door zijn kelderruimte te laten lopen. Op deze manier is de hoofdleiding niet vrijelijk toegankelijk voor de ondernemer. Bovendien kan deze situatie gevaarlijk zijn. Naar het oordeel van de ondernemer is er in het geheel geen rechtsgrond op grond waarvan de kosten voor het verleggen van de kabel voor rekening van de ondernemer moeten komen. De ondernemer is bereid het gedeelte van de aftakking van de hoofdkabel tot de aansluiting te verlengen. Zij stelt zich op het standpunt dat de totale kosten daarmee samenhangend circa ƒ 3.600,- belopen en voor rekening van de consument zijn. Zij wijst erop dat indien een en ander het vestigen van een nieuw zakelijk recht noodzakelijk maakt dit op kosten van de consument zal hebben plaats te vinden.
Beoordeling van het geschil
De commissie heeft het volgende overwogen.
Het belang van de ondernemer bij het onderhavige geschil betreft het verleggen van de hoofdkabel en de aanwezigheid van de kabel in de kelder van de consument en het feit, dat deze voor dat gedeelte derhalve voor de ondernemer niet vrijelijk toegankelijk is.
Dit belang van de ondernemer is gebaseerd op de erfdienstbaarheid, hetgeen een zakelijk recht is. Het geschil vloeit derhalve niet voort uit een overeenkomst tussen partijen, zodat de commissie niet bevoegd is over het geschil te oordelen.
De commissie overweegt ten overvloede, dat het haar voorkomt, dat de consument zich had behoren te realiseren dat er een erfdienstbaarheid rustte op het onderhavige perceel en het hem op grond daarvan niet vrijstond de hoofdleiding niet langer vrijelijk toegankelijk te laten zijn voor de ondernemer.
Beslissing
De commissie verklaart zich onbevoegd het geschil te behandelen.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Openbare Nutsbedrijven op 15 augustus 2001.