Het is niet onjuist dat de reisorganisator voor de berekening van de restitutie van de reissom niet is uitgegaan van de voldane reissom, maar aansluiting heeft gezocht bij de verblijfkosten.

  • Home >>
  • Reizen >>
De Geschillencommissie
Print Friendly, PDF & Email




Commissie: Reizen    Categorie: Informatie schriftelijk    Jaartal: 2018
Soort uitspraak: -   Uitkomst: -   Referentiecode: 117777

De uitspraak:

Onderwerp van het geschil

Het geschil vloeit voort uit een op 26 augustus 2017 met de reisorganisator totstandgekomen overeenkomst. De reisorganisator heeft zich daarbij verplicht tot het leveren van een vliegreis voor vier personen naar Funchal in Portugal met verblijf in een hotel op basis van logies met ontbijt, voor de periode van 22 oktober 2017 t/m 29 oktober 2017 voor de som van € 1.955,–.

Klager heeft op 8 oktober 2017 de klacht voorgelegd aan de reisorganisator.

Standpunt van klager

Het standpunt van klager luidt in hoofdzaak als volgt en is uitgebreid beschreven in aan partijen bekende brieven respectievelijk e-mails aan de reisorganisator.

Er was een reis geboekt naar Portugal. Net toen de finale betaling was gedaan meldde de reisorganisator telefonisch dat de geplande terugreis op zondag niet door kon gaan omdat er te weinig passagiers zouden zijn. Er werden twee alternatieve aangeboden: een dag eerder -op zaterdag- terugkeren met compensatie danwel twee dagen later -op dinsdag- terugkeren waarbij de reisorganisator de verblijfkosten voor haar rekening zou nemen. Omdat we in verband met werk niet later konden terugkeren waren we gedwongen op zaterdag terug te gaan naar Nederland. Dat de reis ook kon worden geannuleerd werd ons niet meegedeeld.

De aangeboden vergoeding is te laag, want als een achtdaagse reis een zevendaagse reis wordt dan moet een achtste van de betaalde reissom worden vergoed. Nu is de reissom verlaagd van € 1.955,– tot € 1.801,– ofwel met slechts € 154,– verminderd. Echter de reisorganisator baseert de terugbetaling op een uitsplitsing in verblijfkosten en reiskosten, waarbij in de vergoeding alleen de verblijfkosten in aanmerking worden genomen. Er had een vermindering moeten plaatsvinden met     € 237,–.

Daar komt bij dat de reisorganisator zich beroept op artikel 5 van de ANVR-reisvoorwaarden, maar als er te weinig passagiers zijn is dat een bedrijfsrisico en is er geen sprake van gewichtige omstandigheden.

Klager verzoekt de commissie in redelijkheid en billijkheid een vergoeding vast te stellen.

Standpunt van de reisorganisator

Het standpunt van de reisorganisator luidt in hoofdzaak als volgt en is uitgebreider beschreven in de aan partijen bekende brieven respectievelijk e-mails aan klager.

Na boeking door klager bleek dat de luchtvaartmaatschappij de geplande terugvlucht schrapte. Ruim een maand voor vertrek -op 20 september 2017- is dit aan klager doorgegeven en zijn twee alternatieven besproken opdat klager toch met vakantie kon gaan. Dat de reis geannuleerd kon worden is niet ter sprake gekomen omdat klager zou kijken naar de wijzigingsmogelijkheden. Daar komt bij dat de ANVR-reisvoorwaarden die mogelijkheid bieden en klager daarvan op de hoogte was c.q. kon zijn.

Bij de berekening van de compensatie is gekeken naar de inkoopsprijs voor de accommodatie, namelijk € 126,33 per dag. Klager heeft een hogere vergoeding gekregen. Het komt ons voor dat we bij het sluiten van de reisovereenkomst kunnen volstaan met een totaalprijs voor de vlucht en accommodatie en dit niet hoeven te splitsen op de boekingsbevestiging.

De reisorganisator heeft d.d. 26 augustus 2017 een vergoeding aangeboden van € 154,–.

Beoordeling van het geschil

De commissie heeft het volgende overwogen.

Klager stelt zich op het standpunt dat als een reis korter duurt een naar de tijd evenredige vergoeding moet worden verschaft, waarbij moet worden uitgegaan van de totaal betaalde reissom omdat de reisorganisator geen onderverdeling in de kostenopbouw heeft gemaakt. Daarbij wijst hij op factuur van een andere reisorganisator waarbij wel een onderverdeling is gemaakt. In feite is klager van oordeel dat de reisorganisator verplicht is een dergelijke gespecificeerde factuur op te maken. De commissie volgt klager niet in zijn standpunt.

De door een reiziger aan een reisorganisator te betalen reissom is van diverse factoren afhankelijk en een aantal van die factoren zullen `bedrijfsgeheim’ zijn, mogelijk omdat succesvol is onderhandeld. Zouden dergelijke gegevens wijdere bekendheid krijgen dan zou een wederpartij van een reisorganisator die bijvoorbeeld (extra) korting verschaft dat in de toekomst waarschijnlijk niet meer doen omdat andere organisaties hem hiermee zullen confronteren. Daar komt bij dat het voor een reiziger bij een boeking van geen belang is hoe de te betalen reissom is opgebouwd; het gaat om het uiteindelijk te betalen bedrag. Ontstaat een geschil dan kan de reisorganisator alsnog inzicht verschaffen in de prijsopbouw in verband met een uit te betalen vergoeding. Het hier genoemde uitgangspunt is onderdeel van een algemenere regel die bijvoorbeeld ook tot uiting komt in Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State 18 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2421, waar is beslist dat geen specificaties van gemaakte advocaatkosten in een ontslagzaak hoefden te worden verstrekt.

Ter zitting is aan de orde gekomen dat voor de bepaling van de reissom de duur van het verblijf van grote betekenis is. Zo zullen de verblijfskosten van een tweeweekse reis vaak het dubbele bedragen van die van eenweekse reis, terwijl de vervoerskosten vergelijkbaar zullen zijn.
Dit zo zijnde acht de commissie het niet onjuist dat de reisorganisator voor de berekening van de restitutie niet is uitgegaan van de voldane reissom, maar aansluiting heeft gezocht bij de verblijfskosten.

De commissie tekent daarbij aan dat klager reële opties zijn voorgelegd waarbij de reisorganisator ook bereid was om de tweedaagse meerkosten voor haar rekening te nemen. Nu het erom ging hoe de geboekte reis alsnog kon worden gerealiseerd was het naar het oordeel van de commissie niet onjuist om de mogelijkheid van annulering niet aan de orde te stellen. Verder wijst de commissie het beroep van klager op de niet-toepasselijkheid van artikel 5 ANVR-reisvoorwaarden van de hand. Het was duidelijk dat voor het vervoer gebruik zou worden gemaakt van een chartermaatschappij en daaraan is inherent dat vluchttijden kunnen wijzigen en soms vluchten vervallen. Dat zorgt ervoor dat de vervoerskosten beperkt kunnen worden.
 
De commissie is derhalve van oordeel dat de klacht ongegrond is.

Derhalve wordt als volgt beslist.

Beslissing

Het door klager verlangde wordt afgewezen.

De reisorganisator is gehouden te handelen overeenkomstig zijn aanbod, indien en voorzover daaraan nog niet is voldaan.

Aldus beslist door de Geschillencommissie Reizen op 20 augustus 2018.