Commissie: Ambulancezorg
Categorie: (On)Zorgvuldig handelen
Jaartal: 2022
Soort uitspraak: bindend advies
Uitkomst: gegrond
Referentiecode:
161258/170993
De uitspraak:
Waar gaat de uitspraak over?
Cliënt voelde een herseninfarct opkomen omdat de klachten overeenkwamen met de klachten die hij eerder had gehad. De ambulanceverpleegkundige heeft na onderzoek besloten om cliënt niet mee te nemen naar het ziekenhuis. Cliënt werd de volgende ochtend wakker met uitvalverschijnselen en coördinatieproblemen waarna de huisarts cliënt met ambulance naar het ziekenhuis heeft laten vervoeren. Cliënt heeft blijvend letsel overgehouden doordat hij niet tijdig is behandeld en vordert € 300.000,- welke is teruggebracht naar € 25.000 om de procedure te kunnen voortzetten. Zorgaanbieder heeft de klacht intern onderzocht en betrokken ambulanceverleners gehoord. Zorgaanbieder stelt dat uit lichamelijk onderzoek bleek dat de klachten waren verdwenen en dat van een werkelijke uitval geen sprake is geweest. De medische voorgeschiedenis van cliënt was echter een reden hem wel naar het ziekenhuis te vervoeren of overleg te plegen met huisarts of behandelend specialist. De commissie beoordeeld dat de ambulanceverpleegkundige cliënt wel naar een ziekenhuis had dienen te vervoeren dan wel de medisch specialist had dienen de raadplegen, gezien de herseninfarcten die cliënt kort daarvoor had. De ambulanceverpleegkundige heeft nu hij dit heeft nagelaten niet gehandeld volgens de professionele standaard. De klacht gegrond dient te worden verklaard. Het antwoord op de vraag of deze tekortkoming dient te leiden tot een door de zorgaanbieder te betalen schadevergoeding beantwoordt de commissie ontkennend. De vordering wordt afgewezen.
De uitspraak
in het geschil tussen
[Naam], wonende te [woonplaats] (hierna te noemen: de cliënt)en
De besloten vennootschap Ambulance Amsterdam B.V., gevestigd te Amsterdam
(hierna te noemen: de zorgaanbieder).
Behandeling van het geschil
Partijen zijn overeengekomen dit geschil bij bindend advies door de Geschillencommissie Ambulancezorg (verder te noemen: de commissie) te laten beslechten.
De commissie heeft kennisgenomen van de overgelegde stukken.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2022 te Den Haag.
Partijen zijn tijdig en behoorlijk opgeroepen ter zitting te verschijnen.
Cliënt werd ter zitting vergezeld van zijn echtgenote.
Ter zitting werd de zorgaanbieder vertegenwoordigd door [naam] en [naam], beiden klachtenfunctionarissen.
Onderwerp van het geschil
Het geschil betreft de beslissing van de ambulancebroeders om cliënt niet naar het ziekenhuis te vervoeren.
Standpunt van de cliënt
Voor het standpunt van de cliënt verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Op donderdagnacht 25 februari 2021 heeft de echtgenote van cliënt 112 gebeld omdat cliënt
onwel was geworden. Cliënt voelde dat een herseninfarct opkwam omdat de klachten overeenkwamen met de klachten die hij eerder had gehad. Cliënt had in de maanden voorafgaande aan de melding drie herseninfarcten gehad. De ambulanceverpleegkundige heeft na onderzoek besloten cliënt niet mee te nemen naar het ziekenhuis. Er zou sprake zijn geweest van een paniekaanval, cliënt reageerde goed op de afgenomen testen en er was geen sprake van uitval, aldus de ambulanceverpleegkundige.
De volgende ochtend werd cliënt wakker met uitvalverschijnselen en coördinatieproblemen. Cliënt is met spoed naar zijn huisarts gegaan die er direct voor heeft gezorgd dat cliënt per ambulance naar het ziekenhuis werd vervoerd. In het ziekenhuis bleek cliënt te laat te zijn voor een trombolyse. Hij heeft blijvend letsel overgehouden doordat hij niet tijdig is behandeld. Door nalatigheid van de ambulanceverpleegkundige is cliënt in een gedwongen revalidatie terechtgekomen en het valt nog te bezien of zijn belastbaarheid weer op het niveau komt van voorheen.
Na nog een aantal keren contact te hebben gehad is behalve een excuus en sorry geen oplossing gevonden met de zorgaanbieder over zijn klacht
Cliënt vordert een schadevergoeding van de zorgaanbieder van € 300.000,– voor geleden en toekomstige schade als gevolg van gederfd en te derven inkomsten en smartengeld. Cliënt heeft zijn vordering teruggebracht tot € 25.000,– om de onderhavige procedure te kunnen voortzetten.
Standpunt van de zorgaanbieder
Voor het standpunt van de zorgaanbieder verwijst de commissie naar de overgelegde stukken. In de kern komt het standpunt op het volgende neer.
Cliënt is met zijn klacht over de ambulancezorgverlening door de geschillencommissie doorverwezen naar de zorgaanbieder. De zorgaanbieder heeft de klacht intern onderzocht en de betrokken ambulancezorgverleners gehoord. Daarnaast heeft de zorgaanbieder de behandelend specialist van cliënt bevraagd.
De ambulanceverpleegkundige heeft op vrijdag 26 februari 2021 rond 02.00 uur besloten cliënt niet te vervoeren. Bij lichamelijk onderzoek bleek dat de klachten, op basis waarvan de zorgvraag was ontstaan, waren verdwenen en dat van een werkelijke uitval geen sprake is geweest. De medische voorgeschiedenis van cliënt was echter een reden hem wel naar het ziekenhuis te vervoeren of op z’n minst overleg te plegen met huisarts of behandelend specialist, aldus de zorgaanbieder. Zij betreurt het dat dit niet is gebeurd.
Beoordeling van het geschil
De commissie overweegt het volgende.
De commissie heeft te oordelen of de ambulancedienst heeft gehandeld volgens professionele standaard, die is verwoord in het Landelijk Protocol Ambulancezorg (hierna: het Protocol).
Op grond van het Protocol dient het ambulancepersoneel bij het uitvoeren van haar taak, naar gelang de aangetroffen situatie, bepaalde richtlijnen in acht te nemen. De vraag is of de ambulanceverpleegkundige, gezien de situatie waarin zij cliënt heeft aangetroffen en uitgaande van dat Protocol, anders had moeten handelen dan dat zij heeft gedaan.
Ter zitting heeft de zorgaanbieder erkend dat het voor de hand had gelegen dat de ambulanceverpleegkundige, gezien de medische voorgeschiedenis van cliënt, cliënt naar het ziekenhuis had gebracht dan wel dat de ambulanceverpleegkundige de medisch specialist had geraadpleegd.
De commissie is van oordeel dat, hoewel er op dat moment geen sprake was van uitval en cliënt goed reageerde op alle testen, de ambulanceverpleegkundige cliënt wel naar een ziekenhuis had dienen te vervoeren dan wel de medisch specialist had dienen de raadplegen, gezien de verschillende herseninfarcten die cliënt kort daarvoor, in december 2020 en februari 2021 had gehad. De ambulanceverpleegkundige heeft in deze, nu hij dit heeft nagelaten, niet gehandeld volgens de professionele standaard.
Gelet op het vorenstaande is de commissie van oordeel dat de klacht gegrond dient te worden verklaard.
Cliënt heeft lopende de procedure bij de commissie een vordering tot schadevergoeding jegens de zorgaanbieder ingediend. De zorgaanbieder heeft onweersproken aangevoerd dat zij (nog) geen formele aansprakelijkheidstelling van de cliënt heeft ontvangen.
Te dien aanzien overweegt de commissie als volgt.
Voor aansprakelijkheid van de zorgaanbieder is vereist dat voldoende aannemelijk is dat de zorgaanbieder, dan wel ieder die werd ingeschakeld bij de uitvoering van de voor de zorgaanbieder uit de overeenkomst voortvloeiende verplichting, is tekortgeschoten in de uitvoering van die verplichting. De tekortkoming moet aan de zorgaanbieder kunnen worden verweten (toerekenbare tekortkoming) en cliënt moet daarvan nadeel hebben ondervonden (causaal verband).
De commissie heeft vastgesteld dat de zorgaanbieder is tekortgeschoten bij de uitvoering van zijn taak. Het antwoord op de vraag of deze tekortkoming dient te leiden tot een door de zorgaanbieder te betalen schadevergoeding beantwoordt de commissie ontkennend. Zonder nadere concretisering en onderbouwing van de vordering, die ontbreekt, kan niet worden vastgesteld dat sprake is van een causaal verband tussen de vastgestelde tekortkoming en de door de client gestelde schade, hetgeen één van de formele vereisten voor aansprakelijkheid is. Het lag op de weg van de client om deze in de procedure in te brengen. Reeds hierom zal de vordering worden afgewezen.
Nu de klacht gegrond wordt verklaard, zal de commissie, onder verwijzing naar artikel 20 van het reglement, de zorgaanbieder veroordelen tot vergoeding aan cliënt van het door hem betaalde klachtengeld voor de behandeling van dit geschil, zijnde een bedrag van € 52,50.
Derhalve wordt als volgt beslist.
Beslissing
De commissie verklaart
– de klacht van cliënt gegrond;
– wijst zijn vordering tot schadevergoeding af;
– veroordeelt de zorgaanbieder tot betaling van het klachtengeld ad € 52,50 aan cliënt.
Aldus beslist door de Geschillencommissie Ambulancezorg, bestaande uit mevrouw mr. P.W.M. de Wolf MSM, voorzitter, de heer P. Haasbeek, de heer mr. P.C. de Klerk, leden, in aanwezigheid van mevrouw mr. W. Hartong van Ark, secretaris, op 13 oktober 2022.